H20 - Les 9: verslaving Flashcards
Geef de normale hersenontwikkeling
- Rode regio: Te maken met alles wat emoties inhoudt, beloningsgevoeligheid, impulsiviteit, …
- Blauwe regio: Controle, doelbewustheid, plannen, organiseren, cognitieve functies
Geef het duaal prcessmodel
Waarom is verslaving bij adolescenten zrogwekkend?
- Schadelijke effecten van middelengebruik op de ontwikkeling van de hersenen van jongeren zijn veel groter.
- Toegenomen kwetsbaarheid voor verslaving en ander impulsief gedrag op latere leeftijd.
Welke shift in visie is er op gebruik bij jongeren?
- Verantwoord omgaan, ‘leren’ drinken → strengere regels op abstinentie tot 16 jaar
- Gebruik bij jongeren van te korte duur om tot afhankelijkheid te komen → neurobiologisch onderzoek toont dat:
1. Start op jongere leeftijd = grotere kans op verslaving later
2. Jongeren raken sneller afhankelijk dan volwassenen
3. Remmend op de ontwikkeling van vaardigheden tijdens de adolescentie
Welke middel gerelateerde stooornisse staan er in de DSM-5?
- Alcohol
- Cafeïne
- Cannabis
- Hallucinogenen
- Inhalerende mddelen
- OpiatenSedatieven, hypnotica en anxiolytica
- Stimulanten
- Tabak
- Andere
Welke 2 categorieën van middelgerelateerde stoornisssen zijn er?
- Substance USE disorders (gebruik van middel)
- Substance INDUCED disorders (intoxicatie, onthouding)
Welke ‘behavioral addictions’ zijn er?
Gokken, gamen, shoppen, …
=> Enkel gokken is opgenomen in de DSM-5
Geef de criteria van verslaving uit de DSM-5
Een problematisch gebruikspatroon dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk, zoals blijkt uit ten minste 2 van de volgende verschijnselen in een periode van 12 maanden
1. Tolerantie
2. Onthouwingserschijnselen
3. Het middel meer of langer gebruiken dan gepland
4. Steeds proberen om het gebruik te verminderen of in de hand te houden
5. Een groot deel van de tijd aan het middel besteden
6. Bepaalde activiteiten worden minder belangrijk wegens het gebruik
7. Het middel wordt verder gebruikt ondanks verscheidene psychische en/of lichamelijke problemen
8. Herhaaldelijk gebruik van het middel waardoor het niet meer lukt om te voldoen aan bepaalde verplichtingen
9. Het middel gebruiken in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is
10. Aanhoudend gebruik van het middel ondanks problemen op verschillende terreinen
11. Craving
+ Ernstscore: mild (2 of 3) tot ernstige verslaving (6 of meer)
Wat wordt bedoeld met Tolerantie?
behoefte aan toenemende hoeveelheden om de gewenste werking te bereiken = Fysiologische afhankelijkheid
Wat wordt bedoeld met Craving?
sterke hunkering naar het middel of de activiteit = psychische afhankelijkheid
Welke andere vormen van verslaving zijn er?
- Internet
Geef de prevalentie cijfers over middelengebruik bij adolescenten.
- Cannabis: 0.3% op 12 jaar → 24% op 16 jaar
- Tabak: 4% op 12 jaar → 31% op 16 jaar
- Alcohol: 20% op 12 jaar → 71% op 16 jaar
- Andere illegale drugs: 0.6% op 12 jaar → 5.3% op 16 jaar
- Hogere cijfers bij jongeren in speciaal onderwijs en jeugdinstellingen
Geef de prevalentie zijfers over gamen en gokken.
- Dagelijks gamen: 50% in basisonderwijs → 18% op 16 jaar
- Online gokken: 24% op 12 jaar (waarvan 2% voor geld) → 26% op 16 jaar (waarvan 23% voor geld
Geef de prevalentie van verslavingsstoornissen.
- Middelen: 24.9% life-time prevalentie, 13.8% afgelopen jaar (18-24 jarigen)
- Gamen: ongeveer 4% ontwikkelt gamestoornis (12-16 jarigen)
- Gokken: geen cijfers beschikbaar
Geef de geslachtsverschillen bij verslavingen.
- Tabak- en alcoholgebruik: op jonge leeftijd meer prevalent bij jongens, einde adolescentie geen verschillen meer
- Bij soft- en harddrugs: meer prevalent bij jongens
Geef de comorbiditeit van verslaving.
- Vaak geen op zich staand probleem
- Vaak onduidelijk wat oorzaak is en wat gevolg, vaak wederzijdse versterking en uiting van dezelfde kwetsbaarheid
- Meest voorkomende comorbide problematieken
Waarom is verslaving Vaak geen op zich staand probleem?
- Vaak deel van bredere problematiek
- Vaak misbruik van meerdere middelen
- Meestal aanmelding omwille van comorbide problematiek
- Opgelet: ouders vaak niet op de hoogte van middelengebruik (confidentialiteit en beroepsgeheim)
Wat zijn de meest voorkomende comorbide problematieken bij verslaving?
- Normoverschrijdende gedragsstoornis: 55%
- Periodieke explosieve stoornis: 42%
- Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis: 36%
- Depressieve stoornis: 33%
- Aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis: 36%
Geef het verloop van verslaving.
- Overgrote deel start met recreatief middelengebruik en ontwikkelt geen problemen (experimenteren met geaccepteerde middelen)
- Verschillende fasen van verslaving
- = proces van vrijwillig en gecontroleerd sociaal gebruik naar habitueel,
compulsief en ongecontroleerd gebruik
Geef de verschillende fasen van derslaving
- Positive reinforcement phase: toegenomen beloning en belang van drug-cues
- Compulsive phase: geautomatiseerd habitueel gedrag
- Negative reinforcement phase: anhedonie en gebruik om negatieve effecten van voorgaand gebruik te verzachten
Geef kort het onderzoek naar identificatie en voorspelling van drinken in vroege adolescentie.
- Ontwikkelingstrajecten → identificatie van risicogroepen en voorspellers
- Doel
o Trajecten in vroege en midadolescentie
o Predictoren: geslacht, gebruik ouder, gebruik vrienden, regels ouder - Design: longitudinaal, 3 metingen met interval van 1 jaar
- Proefgroep: 428 families, adolescenten van 13 jaar en 15 jaar
- Data-analyse: Latent Class Growth Analyses
Geef de resulaten van het onderzoek naar drinken bij de vroege adolescentie.
Geef de predictoren van dit onderzoek
Predictoren: geslacht (jongen), permissief tegenover alcohol door de ouders en het
alcoholgebruik van de beste vriend of vader
Geef de ontwikkelingstaken van adolescenten
- Experimenteergedrag
- Autonomie verhogen (ouders >< peers)
- Identiteitsontwikkeling
- Hoge emotionele reactiviteit
Wat zijn de gevolgen van verslaving?
Negatieve ontwikkelingsuitkomsten
* Biologisch (bv. veranderen hersencentra voor beloning, executieve functies)
* Psychologisch (bv. daling levenstevredenheid, depressieve symptomen)
* Sociaal (bv. dalende prestaties op school, risicovol seksueel gedrag)
Associatie met internaliserende moeilijkheden
Hogere kans op verslaving
Spoedopnames (overdosis, alcoholvergiftiging, psychose)