Extra: Gecompliceerde rouw Flashcards

1
Q

Hoe ervaren kinderen tot 3 jaar de dood?

A
  • Voelen dat er iets mis is, maar kunnen dit niet verwoorden
  • gedragsverandering: huilen, uitbundig, terugtrekken, anders eten, slapen
  • verschil met slapen, op reis gaan,…?

Belang van emotieregulatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ervaren kinderen van 3 tot 5 jaar de dood?

A
  • gevoel van ontreddering, wel besef van het verlies maar nog geen besef dat dit onomkeerbaar is (‘voor altijd’)
  • nog moeite met gevoelens in woorden uit te drukken
  • woede omdat persoon niet meer terugkomt
  • belang van vertrouwde omgeving, vast ritme

Belang van emotieregulatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ervaren kinderen van 6 tot 9 de dood?

A
  • stilaan besef dat dood onomkeerbaar is + dat ze zelf ook kunnen doodgaan → gevoel van onveiligheid, angst
  • belang van vertrouwde omgeving

Belang van emotieregulatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ervaren kinderen van 10 tot 12 de dood?

A
  • willen betrokken worden (bv. proces, begrafenis,…)
  • soms onderdrukken van eigen pijn en verdriet om anderen te beschermen, soms hulp nodig bij uiten van gevoelens

Belang van emotieregulatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ervaren kinderen van 13 tot 18 de dood?

A
  • streven naar zelfstandigheid vs. nood aan veiligheid/bescherming
  • soms moeite met communiceren over gevoelens met volwassene (belang van hechte vriendschappen!)
  • soms hulpeloosheid, schuldgevoel

Belang van emotieregulatie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is rouw bij kinderen en adolescenten?

A
  • Ieder rouwt op zijn eigen manier
    o Afhankelijk van de band met degene die gestorven is
    o Afhankelijk van het ontwikkelingsstadium van de jongere
  • Vaak op onverwachte momenten (korte en intense episodes, in de vorm van regressief gedrag, via actie en spel)
  • Kan uitgesteld worden
    o bv. start bij ogenschijnlijk onbeduidend voorval
  • Bij belangrijke veranderingen: ‘vernieuwde rouw’
  • Kind-in-context: Rouwen wordt sterk beïnvloed door de wijze waarop in het gezin met gevoelens wordt omgegaan!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de 4 taken van het rouwproces.

A
  1. Verlies onder ogen zien
  2. De pijn van het verlies ervaren
  3. Aanpassen aan het leven zonder de overledene
  4. Opniew leren genieten van het leven en de herinneringen levendig bewaren

Resultaat geslaagde rouwarbeid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leg taak 1: het verlies onder ogen zien uit

A
  • omgeving: kinderen beschermen voor realiteit
    → bemoeilijkt verwerking
  • behoefte aan veilig klimaat, steun
  • behoefte aan duidelijke informatie, vragen beantwoorden
  • vaak: “huil maar niet meer”, “koekje”
  • helpen = vragen uitlokken en ze beantwoorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg taak 2. De pijn van het verlies ervaren uit

A
  • vaak: toedekken, kinderen behoeden voor pijn
    → kan op later moment toch terugkeren bv. Als psychosomatische klacht (hoofdpijn, slapeloosheid)
    o bv. Als afwijkend gedrag (onverklaarbare agressie, dalen schoolresultaten)
    → onderdrukken = verlengen van het proces
  • rouw ≠ constant verdrietig zijn (“golven”)
  • helpen = het onderwerp niet uit de weg gaan, duidelijk maken dat golven van intense emoties (verdriet, moeheid, boosheid, schuldgevoelens, concentratieproblemen) normale rouwreacties zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg taak 3 Aanpassen aan het leven zonder de overledene uit

A
  • ‘de draad terug oppikken’
  • van idealiseren van overledene → meer realistisch beeld in de plaats (met goede en slechtere kanten)
  • helpen = luisteren naar het verhaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg taak 4. Opnieuw leren genieten van het leven en herinneringen levendig bewaren uit.

A
  • investeren in andere relaties vs. moeilijk om zich emotioneel te binden
  • vaak moeilijkste taak om te vervullen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het resultaat van geslaagde rouwarbeid?

A
  • Niet : vergeten
  • Wel : zich opnieuw goed voelen, minder in beslag genomen worden door verdriet, kunnen afrekenen met alledaagse problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de definitie van gecompliceerde rouw.

A
  • = chronische, aanhoudende normale rouw
  • Vastlopen in normaal rouwproces
  • ‘verscheurend verlangen naar de overledene’ (Spuij, 2014)
  • → Onvoldoende aanpassing, leidt tot ‘impairment’
  • Onderscheid met Depressie: somberheid centraal en PTSS: angst centraal
  • Ongeveer 10% van bevolking (Prigerson et al., 2009)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is gecompliceerde rouw volgens de DSM-IV en DSM-5?

A

DSM-IV-TR (APA, 2000): rouw als uitsluitingscriterium bij diagnose depressie
* → geen diagnose depressie mogelijk indien verlies van dierbare binnen de twee maand voor de diagnose
* → klachten dus eerder coderen als rouwreactie

DSM-5, deel III: persisterende complexe rouwstoornis (peristent complex bereavement-related disorder)
* → verder onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de 5 criterium van een persisterende complexe rouwstoornis.

A
  • Criterium A: de persoon heeft het overlijden meegemaakt van iemand met wie hij of zij een hechte relatie had
  • Criterium B: na het overlijden is minstens één meer dagen wel dan niet van de volgende symptomen en in klinisch significante mate voorgekomen en bleven de symptomen ook meer dan een jaar (bij volwassenen) of 6 maanden meer dan (bij kinderen) aanwezig
  • Criterium C: na het overlijden zijn ten minste zes meer dagen wel dan niet van de volgende symptomen en in klinisch significante mate voorgekomen en bleven de symptomen ook meer dan een jaar (bij volwassenen) of meer dan 6 maanden (bij kinderen) aanwezig:
  • Criterium D: de stoornis veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen
    * Criterium E: de rouwreactie is buiten proportie ten opzichte van of onverenigbaar met culturele, religieuze of bij de leeftijd passende normen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de symptomen van criterium B: na het overlijden is minstens één meer dagen wel dan niet van de volgende symptomen en in klinisch significante mate voorgekomen en bleven de symptomen ook meer dan een jaar (bij volwassenen) of 6 maanden meer dan (bij kinderen) aanwezig:

A
  • persisterend kwellend verlangen naar de overledene
    1. → kan bij kinderen tot uiting komen in spel en gedrag: bv. gescheiden worden van en weer verbonden worden met een verzorger
  • intens verdriet en emotionele pijn als reactie op de dood
  • preoccupatie met de overledene
    1. →kan bij kinderen tot uiting komen in spel en gedrag: bv. zelfs preoccupatie met mogelijk overlijden van andere verzorgers-
  • preoccupatie met de omstandigheden van de dood
17
Q

Geef de symptomen van criterium C: na het overlijden zijn ten minste zes meer dagen wel dan niet van de volgende symptomen en in klinisch significante mate voorgekomen en bleven de symptomen ook meer dan een jaar (bij volwassenen) of meer dan 6 maanden (bij kinderen) aanwezig

A

**Reactief lijden/ distress na het overlijden: **
1. duidelijke moeite om het overlijden te accepteren → bij kinderen afhankelijk van vermogen om betekenis en onomkeerbaarheid van de dood te begrijpen
2. ervaren van ongeloof over of emotionele verdoofdheid door het verlies
3. moeite met het ophalen van positieve herinneringen aan de overledene
4. bitterheid of boosheid gerelateerd aan het verlies
5. Maladaptieve beoordeling van zichzelf in relatie tot de overledene of de dood (bv. zichzelf schuld geven)
6. excessief vermijden van herinneringen aan het verlies (bv. Vermijden van personen, plaatsen of situaties die gelinkt zijn aan de overledene) → bij kinderen kan dit vermijding van gedachten en gevoelens m.b.t. overledene inhouden

Ontwrichting van het sociale leven en de identiteit
1. de wens te sterven om bij de overledene te kunnen zijn
2. moeite hebben om andere mensen te vertrouwen sinds het overlijden
3. zich alleen of onthecht van anderen voelen sinds het overlijden
4. het gevoel dat het leven zinloos of leeg is zonder de overledene of het idee niet te kunnen functioneren zonder de overledene
5. verwarring over de eigen rol in het leven of een afgenomen gevoel over de eigen identiteit (bv. gevoel dat een deel van zichzelf gestorven is)
6. moeite of tegenzin om de eigen interesses weer op te pakken sinds het verlies of toekomstplannen te maken (bv. vrienden, activiteiten,..)

18
Q

Wanneer met er gespecifieerd worden bij een PERSISTERENDE COMPLEXE ROUWSTOORNIS?

A

Met traumatische rouw: rouw na overlijden door moord of suïcide met persisterende kwellende preoccupaties over de traumatische aard van het overlijden, waaronder de laatste momenten van de overledene, de mate van lijdensdruk en verminking, of de kwaadaardige of opzettelijke achtergrond van het overlijden

19
Q

Geef het verschil tussen rouw en depressie

A

Rouw
* vooral een gevoel van leegheid en verlies
* somberheid neemt meestal na enkele dagen tot weken in intensiteit af en steekt bij vlagen weer op
* soms positieve emoties en humor
* gevoel van eigenwaarde blijft meestal intact
* preoccupatie met gedachten en herinneringen aan de overledene (verlangen naar, missen van)

Depressie
* aanhoudende sombere stemming (ook: prikkelbaarheid, onvermogen om plezier te beleven)
* zich niet kunnen voorstellen ooit weer blijdschap of plezier te kunnen ervaren
* somberheid blijft aanhouden
* gevoelens van waardeloosheid en zelfhaat
* zelfbekritiserende of pessimistische ruminaties

20
Q

Leg het Model: CGT-conceptualisering van gecompliceerde rouw uit

A
  • < Boelen et al. (2006)
  • Verklaring voor welke mechanismen een rol spelen bij het aanblijven en/of verergeren van normale rouwreacties
  • Drie cruciale processen:
  • Deze drie mechanismen beïnvloeden en versterken elkaar!
21
Q

Wat zijn de 3 cruciale processen van het Model: CGT-conceptualisering van gecompliceerde rouw uit

A
  1. problemen bij integreren van het verlies met bestaande autobiografische info die is opgeslagen in LT geheugen
  2. negatieve opvattingen en misinterpretaties van de eigen rouwreacties
  3. angstige vermijding en somber (depressief) terugtrekgedrag
22
Q

Wat zijn de Problemen bij integreren van het verlies met bestaande autobiografische info die is opgeslagen in LT -geheugen

A

Normale verliesverwerking : conceptuele verwerking
* = elaboreren: zich bewust worden van en nadenken over wat het verlies betekent voor jezelf, jouw leven, jouw toekomst, de relatie met de overledene… (diepe verwerking van info)
* het verlies geleidelijk integreren met bestaande kennis in het langetermijngeheugen → het verlies wordt onderdeel van autobiografisch geheugen, van het eigen levensverhaal

Gecompliceerde rouw : onvoldoende conceptuele verwerking
* Het verlies blijft aanvoelen als nieuwe traumatische gebeurtenis, waardoor beelden, gevoelens en gedachten die ermee samenhangen gemakkelijk geactiveerd worden
* Hechtingsreacties blijven automatisch voortduren (bv. huilen, protest, zoekgedrag,…)
* Identiteitsverwarring: ideeën over eigen identiteit en rollen worden niet aangepast aan het verlies

23
Q

Wat zijn de negatieve opvattingen en misinterpretaties van de eigen rouwreacties

A
  • Sterke negatieve opvattingen over zichzelf, het leven en de toekomst
  • Worden niet of nauwelijks gecorrigeerd door positieve ervaringen → leiden tot negatieve gevoelens
  • Bijvoorbeeld:
    o “ik ben een waardeloze moeder omdat ik mijn kind niet heb kunnen behoeden voor dit ongeval”
    o “het leven heeft geen enkele zin als mensen op zo’n jonge leeftijd zomaar kunnen doodgaan”
    o “ik zal nooit meer gelukkig kunnen worden”
    o → Dergelijke opvattingen staan actieve aanpassing in de weg
  • Catastrofale misinterpretaties: negatieve interpretaties van normale emoties zoals pijn, verdriet, verlangen (“als ik mijn verlies toelaat, verlies ik de controle over mezelf”)
24
Q

Wat is angstige vermijding en somber (depressief) terugtrekgedrag?

A

**Angstig vermijdingsgedrag **
* Bang om realiteit van het verlies en implicaties hiervan onder ogen te zien
* Gevolg : vermijding van stimuli die hen met realiteit confronteren (omdat men er bang voor is)
* Bv. vermijden van situaties die aan verlies doen denken, vermijden van praten over overledene, moedwillig onderdrukken van pijnlijke gedachten, piekeren over ‘waarom vraag’

**Depressief vermijdingsgedrag **
* Negatieve gedachten over zinvolheid van actieve aanpassing
* Gevolg : sociale en beroepsmatige activiteiten stopgezet
* Bv. nutteloos om nog met vrienden af te spreken nu die ene persoon er niet meer bij kan zijn, hobby’s stopzetten

25
Geef de Persoonsgebonden en situationele factoren van het Model: CGT-conceptualisering van gecompliceerde rouw
**Eigenschappen van de rouwende** * Bv. neuroticisme (Boelen & Klugkist, 2011), onveilige gehechtheid **Eigenschappen van de verliesgebeurtenis** * Bv. oorzaak van overlijden: suïcide of moord leiden vaker tot negatievere/heftigere reacties omdat deze verliezen tot negatieve cognities leiden die veel moeilijker te integreren zijn in bestaande kennis van persoon over zelf, leven en toekomst (Brent et al., 2009), plots overlijden **Eigenschappen van de nasleep van het verlies** * Bv. beschikbaarheid van ouder(s) van het kind, reacties van omgeving Vaak onveranderbare factoren => Inwerken op processen in de praktijk (manieren van omgaan met)