Thema 9: Hypothalamus - hypofyse (hc12) Flashcards

1
Q

Ritme [cortisol]

A

Circidaans ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Korte termijn stress

A

Bij stress wordt een zenuwsignaal gegeven vanuit de hypothalamus naar de ruggengraat. Daar wordt het signaal doorgegeven aan de adrenal medulla (bijnier). Afgifte epinephrine en norepinephrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lange termijn stress

A

Bij stress wordt in de hypothalamus hormonen afgegeven naar de hypofyse. ACTH wordt afgegeven in de bloedbaan en migreert naar de bijnierschors. Afgifte van mineralocorticoiden en glucocorticoiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cell-cell communicatie

A

2 strategies:

  1. Endocrien systeem = via de hormonen in de bloedbaan > lokaal via autocrien en paracrien; op afstand is langzaam, verspreid.
  2. Autonoom ZS = via neuronen > lokaal via gap junctions; ZS is snel, specific, ver weg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hormonen

A

processen die hormonaal gereguleerd worden:

  • groei en ontwikkeling
  • rijping en veroudering
  • stofwisseling
  • intern milieu (T, waterbalens)
  • voortplanting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Regelgeving calcium

A

Homeostase: Bloed Ca2+ niveau (ca. 10 mg/100 mL)
Stimulus: daling bloed Ca2+ niveau > parathyroide klier geactiveerd > PTH afgegeven > stimulatie Ca2+ afgifte botten en Ca2+ opname nieren (> activatie vit D > stimulatie opname Ca2+ darmen) > bloed Ca2+ niveau stijgt > homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypothalamus-hypofyse as: neurohypofyse

A

Hypothalamus > neurosecretaire cellen geven neurotransmitters af aan axonen > neurohormoon gaat naar hypofyse > wordt daar afgegeven aan bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eminentia mediana

A

bloed komt hier aan vanuit het lichaam en stroomt door de hypofyse. Dit is nodig voor hormoonregulatie. Hormonen worden via deze capillairen afgegeven dor hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Negatieve feedback hypothalamus-hypofyse-endocriene klier as

A

korte loop: ophoping van het hormoon vóór de endocriene klier geeft feedback aan hypothalamus.
lange loop: ophoping hormoon vóór targetweefsel geeft feedback aan hypothalamus en hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werkingsmechanisme hormonen (2)

A
  1. extracellulair membraanreceptoren

2. intracellulair nucleaire receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Extracellulaire membraanreceptor respons

A

snel respons
Hormoon-receptor binding > signaal wordt doorgegeven in de target cel (activatie enzym > ATP naar cAMP > activatie cellulaire functie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intracellulair nucleaire receptoren respons

A

langzaam respons
Hormoon-receptor complex > geeft zelf signaal ( hormoon diffundeert door membraan > bindt in cytosol aan receptor > DNA replicatie > nieuw eiwit afgegeven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chemische classificatie hormonen

A
  1. Non-steroide hormonen (hydrofiel)
    a. Amino hormonen = synthese vanuit tyrosine, bijv. schildklierhormoon
    b. Peptide hormonen = synthese via gentranscriptie, bijv. insuline
  2. Steroide hormonen (lipofiel)
    a. synthese vanuit cholesterol, bijv. geslachtshormonen zoals androgynen, oestrogenen en progestagenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eigenschappen wateroplosbare hormonen

A
  • geen transport eiwit
  • kort halfwaarde tijd (minuten)
  • binding aan receptor op celmembraan
  • activatie second messenger systeem
  • AZ afgeleide (zoals glycoproteinen, polypeptiden, catecholamines)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Eigenschappen lipofiele hormonen

A
  • transport eiwitten
  • lang halfwaarde tijd (uren)
  • intracellulaire receptoren
  • binding aan receptor-hormoon complex naar specifieke locatie DNA
  • Cholesterol afgeleide, m.u.v. schildklier hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Secundair probleem cortisol

A

Probleem ligt bij hypofyse.

17
Q

Tertair probleem cortisol

A

Probleem ligt bij hypothalamus.

18
Q

Diagnostiek cortisol: over- of onderproductie

A

Toediening van exogeen cortisol, zoals dexamethason….

19
Q

Effecten adrenaline en noradrenaline

A
  • glycogeen afbraak naar glucose
  • verhoging bloeddruk
  • verhoging ademhaling
  • verhogen metabolisme
  • verandering blood flow patterns: verhoging alertheid en minderde digestie, uitscheid en reproductie activiteit
20
Q

Effecten mineralocorticoiden

A
  • retentie natrium ionen en water door nieren

- verhoging bloedvolume en bloeddruk

21
Q

Effecten glucocorticoiden

A
  • eiwitten en vetten afgebroken en omgezet naar glucose; verhoging bloed suiker niveau
  • partiele suppressie van immuun systeem.
22
Q

Hormonen neurohypofyse

A
ADH = nieren en tubuli
Oxytocine = mammaklieren, baarmoederspieren.
23
Q

Hormonen adenohypofyse

A
FSH en LH = testes en ovaria
TSH = schildklier
ACTH = bijnierschors
Prolactine = mamaklieren
GH = lever, botten en andere weefsels
MSH = melanocytes (eigenlijk middenkwab)
24
Q

Hypothalamus-hypofyse as: adenohypofyse

A

hypothalamus > neurosecretaire cellen geven hormonen af aan bloedbaan > hormonen komen terecht in klierweefsel hypofyse > hormoon afgifte naar bloedbaan.

25
Q

Diagnostiek plasma hormoon concentraties

A
  • beperkte circulatie
  • binding aan carrier eiwit
  • conversie van hormonen
  • afgegeven hormonen komen niet in circulatie terecht
  • pulsatiele secretie
  • brede referentie waarden
26
Q

Test onderproductie

A

stimulatietest
gezond dier, waarden stijgen.
ziek dier, waarden blijven laag.

27
Q

Test overproductie

A

suppressietest
gezond dier, waarden dalen.
ziek dier, waarden blijven hoog.

28
Q

Endocriene ziekten zijn het resultaat van:

A

– hypo- of hypersecretie van een hormoon door een perifeer orgaan (primair)
– een defect in de feedback pathway (secundair of tertiair)
– een defect in de receptoren
– hormoonbepalingen in bloed/urine & functionele testen helpen om de oorzaak te achterhalen