Thema 4 - Metabole strategie (hc 5 + wc4) Flashcards

1
Q

Regulering metabolisme is van belang om:

A
  • snelheid van gehele metabole pad aan te passen aan behoefte van de cel
  • ervoor te zorgen dat bij elkaar horende opbouwende en afbrekende paden niet tegelijkertijd plaatsvinden (‘futile cycle’).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metabolisme wordt gereguleerd door:

A
  1. allosterische interacties = omzetting van ene enzym naar andere enzym door een enzym.
  2. covalente modificaties = conformatie verandering, bijv. door fosforylering > korte termijn regulering.
  3. enzym niveaus = lange termijn regulering door bijv. hormonen.
  4. compartimenten cel
  5. metabole specialisering van organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hormonen betrokken bij regulering substraat aanbod

A

insuline

glucagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

insuline

A

signaal bij overvloed van glucose
–> overschotten opslaan
afbraak van voorraden stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glucagon

A

werkt in alles insuline tegen = signaal dat tekort aangeeft
–> voorraden afbreken
glucose bijmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

substraataanbod normaal dieet (voldoende koolhydraat)

A

Aangeleverd van uit digestieapparaat, lever en vetweefsel en gaat naar bloed.

  • VZ en KL in bloed erg laag.
  • Glucose en TAG (VLDL) zijn belangrijkste substraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stimulatie bij veel glucose

A
Transporter: GLUT-4
Insuline omhoog (stimuleert glucose-opname)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als [glucose] daalt:

A

dan gaat [INS]/[GCN] ook omlaag.

  • -> gluconeogenese (lever)
  • -> overschakeling op andere substraataanbod: VZ en KL omhoog.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe schakelt de cel over van glucose- op vetbranding?

A

De rol van pyruvaat dehydrogenase is belangrijkst.
Deze wordt geremd door een grote hoeveelheid AcCoA, NADH en ATP.
Wordt positief gestimuleerd door grote hoeveelheden pyruvaat en ADP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regulering [ins]/[gcn] daalt

A

negatief:
- GLUT-4 transporter (spier)
- enzym van G-6-P naar glucose
- citraat naar pyruvaat
- AcCoA pyruvaat dehydrogenase
positief:
- HSL in adipocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Synthese insuline

A

Gemaakt door B-cellen v.d. pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Excretie insuline

A

wanneer glucose de cel binnenkomt, wordt door een protonengradient de cel aangezet door het exocyteren van vesicles insuline uit de cel.
–> bifasische excretie = 2 pieken met insuline excretie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kinetiek insuline

A

halfwaardetijd is 3-5 minuten in bloed

  • bij lage [ins]: hepatic clearance
  • bij hoge [ins]: extrahepatisch, vooral spier & adipose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Signaaltransductie & receptor insuline

A

Insuline bindt aan receptor. De receptor wordt geactiveerd en vervolgens gefosforyleerd. Hierdoor binden allerlei intracellulaire signaaleiwitten aan receptor > overdracht signaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effecten insuline

A
  • effecten op korte termijn (bijv. lever-glycogeen omhoog)

- effecten op langer termijn (bijv inductie lipogene enzym-set in lever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Receptor insuline signaaltransductie

A

tyrosine kinase receptor

17
Q

2 belangrijkste KL

A

acetoacetaat en D-3-hydroxybutyraat (in mito lever)

18
Q

Hoe wordt KL omgezet om te dienen als energie?

A

Worden gemetaboliseerd in perifere weefsels om NADH te genereren en acetyl-CoA (krebs cyclus).

19
Q

basaal metabolisme

A

stofwisseling in rusttoestand

20
Q

zijn de verschillende concentratie van diverse nutriënten in het bloed altijd constant?

A

zeker niet = er treden grote fluctuaties op, afh. van voedselaanbod, lichaamsactiviteit en hormonale status.

21
Q

waarom KHmetabolisme van belang?

A

Omdat:

  1. er cellen in ons lichaam zijn die altijd glucose als substraat gebruiken
  2. dierlijke organismen - i.t.t. planten - niet in staat zijn om VZ om te zetten in glucose
  3. de opslagcapaciteit voor KH (lever- en spierglycogeen) beperkt is.
22
Q

glucostase

A

het constant houden van glucosespiegel in bloed

23
Q

waarom overschakeling op vet-verbranding?

A

zo kan glucose gespaard blijven voor hersenen en rode bloedcellen.

24
Q

hoe wordt overgang van verbranding van glucose naar VZ/KL geregeld?

A

op niveau van pyruvaatdehydrogenase

25
Q

KHmetabolisme: hersenen

A

alleen glucose als brandstof (alleen KL bij langdurig vasten; VZ niet omdat ze gebonden aan albumine de BHB niet kunnen passeren).
neuronen zijn voorzien van GLUT-3 met hoge affiniteit - dus lage Km - voor glucose.

26
Q

Wat geeft een te hoge concentratie van KL?

A

metabole acidose door verlaging van pH bloed

27
Q

KHmetabolisme: spieren

A

belangrijkste brandstoffen: glucose, VZ en KL. Groot glycogeenvoorraad; alleen in myocyt tot expressie door aanwezigheid enzym.

28
Q

KHmetabolisme: vetten

A

TAG als brandstofreservoir.

29
Q

KHmetabolisme: lever

A

Glycogeenafbraak of door de novo synthese van glucose (GNG).
Belangrijkste bouwstenen = lactaat (van ery’s) en alanine (uit spieren), glycerol (uit adipocyt) en glucogene AZ. Herkauwer proprionaat.
Bij voedselgebrek ketogenese (uitsluitend lever herkauwer door enzym HMG-CoA synthase en lyase).