Thema 8: Stoornissen in glucose- & vetstofwisseling (hc9-11 + wc8-10) Flashcards
suikerziekte
aandoening van de pancreas
opbouw alvleesklier
- exocriene cellen = verteringsenzymen: acinaire cel
- endocrine cellen= hormoon producerende cellen: eilandjes van Langerhans.
Eilandjes van Langerhans
- B-cel = insuline afgifte
- a-cel = glucagon afgifte
Aandoeningen van de B-cel
- Diabeter mellitus (suikerziekte)
- hyperglycemia = te weinig insuline in het bloed - Insulinoom
- hypoglycemie = te veel insuline in het bloed
Definitie diabetes mellitus
- Meest gebruikt: persisterende hyperglycemie
- Gemeten in veneus plasma van een nuchter dier
- In praktijk: bloedglucoseconcentratie > “nierdrempel”
Glucosurie > “nierdrempel”
nefron bestaat uit filter gedeelte. Daar wordt glucose gefilterd. Dat glucose gaat dwars door het filter en komt terecht in de urine, maar dit wil je niet kwijt. In buizen wordt daarom suiker weer teruggehaald > dit heeft maximale capaciteit = nierdrempel.
Nierdrempel hond
+/- 10 mmol/L
Nierdrempel kat
+/- 14 mmol/L
wanneer beginnen symptomen diabetes?
wanneer glucose verloren gaat via urine, omdat dan essentieel brandstof wegvalt.
Indeling diabetes mellitus?
- a.d.h.v. insulinebehoefte (insuline-afhankelijk en insuline-onafhankelijk)
- a.d.h.v. pathogenese
a. primair/secundair (oorzaak in pancreas of daarbuiten) –> vaak 2 oorzaken
b. huidige humane indeling
insuline-afhankelijk
dier heeft insuline nodig per injectie
Huidige humane indeling
- Type 1 DM
- Type 2 DM
- Type 3 = overige specifieke types DM
- Type 4 = zwangerschaps DM
Type 1 DM
- (Auto-immune) destructie B-cellen
a. op jonge leeftijd (mens)
b. op middelbare of oudere leeftijd (hond)
> Gevolg: geen of te weinig insuline secretie.
Bij hond komt redelijk vaak voor, bij kat bij nooit.
Type 2 DM
- Risicofactoren: leeftijd en genetische factoren
- Insulineresistentie door:
a. overgewicht
b. inactiviteit
> life style factors - Insulinegebrek = degeneratie van B-cellen
a. relatief
b. absoluut - Amyloidse van eilandjes van Langerhans
Bij hond komt dit niet voor, bij kat heel veel
Insulineresistentie
Je hebt meer van het hormoon nodig om het hetzelfde effect te krijgen. Het hormoon op zichzelf werkt wel.
Type 2 DM & B-cellen
door resistentie stijgt [glucose] in het bloed, dit registreren de B-cellen, waardoor ze nog meer insuline gaan produceren. Als de B-cellen lange tijd veel insuline moeten produceren, dan ontstaat er hydropische degeneratie.
Amyloidose B-cellen
- locale vorm van amyloid
- precursor: amylase of IAPP
a. eiwithormoon
b. samen met insuline secretieblaasje van B-cellen - Amyloid is toxisch voor B-cellen
- microscopie
- –> door overprodcutie van insuline komt ook amyloid vrij > toxisch.
Type 3 DM
- Insulineresistentie
a. door medicijnen veroorzaakt- progestagenen = stofjes lijken op progesteron.
- corticosteroiden
b. door andere ziekten veroorzaakt - acromegalie (groeihormoon overmaat)
- Syndroom van Cushing
- Leververvetting
- Overige
Type 4 DM
- Tijdens de zwangerschap geproduceerde hormonen die insulineresistentie veroorzaken = mens
- bij hond (teef) vergelijkbare situatie (zelfs zonder dracht) in luteale fase > meer progesteron > groeihormoonproductie in melkklier naar het bloed > effect pancreas
pathofysiologie DM
absoluut/relatief insulinegebrek –> lage [INS/GCN] ratio –> effecten: koolhydraat-, vet- en eiwitstofwisseling.
lage insuline/glucagon ratio DM: koolhydraat metabolisme
Te weinig insuline:
- remt opname glucose uit bloed in spier- en vetcellen (GLUT 4)
- stimuleert gluconeogenese (en remt glycolyse)
- stimuleert afbraak van glycogeen.
- -> hyperglycemie in bloed
lage insuline/glucagon ratio DM: vet metabolisme
- remt opname van vetzuren in vetcellen (LPL) > hyperlipemie
- remt vorming van vetzuren
- remt glycolyse (dus minder glycerol-3-P)
- stimuleert lipolyse > afbraak van TAG
- lever: toename synthese van TAG
- sterke ketogenese
- -> vermagering, leververvetting, ketose
lage insuline/glucagon ratio DM: eiwit metabolism
- remt eiwit synthese
- stimuleert eiwit afbraak
- -> eiwit afbraak (spier-atrofie)
hyperglycemie effecten korte termijn
- Korte termijn: door een te hoge [glucose] in het bloed, wordt het overtollige glucose uitgescheiden via urine = glucosurie
effecten glucosurie
- energieverlies > vermagering, spieratrofie
- polyuria/polydipsie > glucose trekt water aan.
- hyponatriemie/hypokaliemie/hypofosfatemie > glucose trekt naast water ook allerlei ionen aan.
polyurie
veel plassen
polydipsie
veel drinken
Hyperglycemie effecten lange termijn
Lange termijn:
a. glycering eiwitten > fructosamines, geglaceerd Hb
b. sorbitol-vorming
> geeft samen cataract, neuropathie, neuropathie, retinopathie.
Behandeling DM
- Stimulatie insulinesecretie:
a. sulfonylureumderivaten
b. Bij 75% v.d. katten niet effectief
c. extra amyloidvorming
d. rust nodig voor B-cellen (en geen stimulatie)
> NIET bij de kat - Verminderen insulineresistentie (type II DM)
a. stimuleren lichamelijk activiteit
b. Gewichtsverlies > cave = lever vetting - Dieetmaatregelen
a. laag koolhydraat / hoog eiwit - Insulinesubstititie = zo krijgen B-cellen rust (Caninsulin of Prozinc)
Behandeling met insuline
- werkingsduur max. 12 uur: 2x daags subcutaan toedienen
- Begindosering afh. van plasmaglucose-concentratie bij diagnose en lichaamsgewzicht
a. < 20 mM: 2dd ¼ IE/kg
b. > 20 mM: 2dd ½ IE/kg
Controle insulinedosis
Controle door meten plasmaglucoseconcentratie
- bij katten +/- 4 uur na insulinegift.
Afh. van [glucose] bloed wordt dosis insuline aangepast:
a. < 5 mM: dosis verminderen met ½ IE
b. 5-9 mM: dosis niet veranderen
c. > 9 mM: dosis verhogen met ½ IE
Problemen bij regulatie behandeling
- eigenaar gerelateerd
- somogyi-effect = te laat weer nieuwe gift insuline gegeven, waardoor [glucose] sterk stijgt.
- andere werkingsduur insuline
- insulineresistentie
- -> dagcurves maken
Kenmerk hyperlipemie
- Verhoogd lipidengehalte in bloed
- Negatieve energiebalans leidt tot mobilisatie van vetten
- in gepredisponeerde dieren ontspoort deze reactie met als gevolg vetstapeling in organen en dysfunctie organen