Thema 5: Voedingsaspecten (hc6 + wc5) Flashcards

1
Q

Weende analyse componenten

A

Ruw water
Ruw as

Ruw eiwit
Ruw vet
Ruw celstof
Overige koolhyrdraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

KH planten: cel inhoud

A

zetmeel
suikers
oligosacchariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

KH planten: celwand (structurele koolhydraten)

A
B-glucanen (OK)
Pectines (OK)
Hemicellulose (OK en RC)
Cellulose (OK en RC)
Lignine (RC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

KH: belangrijke monomeren

A

Fructose, glucose, galactose (hexosen (C6))

Xylose, arabinose, ribose (pentoses (C5))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

KH: belangrijke polymeren

A

Zetmeel: amylose
Zetmeel: amylopectine
Cellulose
Hemicellulose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Monomeren lignine

A
  1. paracoumaryl alcohol
  2. coniferyl alcohol
  3. sinapyl alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lignocellulose matrix

A

Lignine zit aan de buitenkant. Daartussen zitten cellulose en hemicellulose aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Niet-omsloten zetmeel bij omni- en carnivoren

A

a. Zetmeel –> door amylase in maltose/isomaltose/glucose –> door maltase/isomaltase –> glucose.
b. Zetmeel –> caecum, colon –> dysbacteriose –> gassen, flatulentie, vluchtige vetzuren en diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koolhydraten bij herkauwers

A
pensfermentatie
1 molecuul glucose omgezet in:
1. Acetaat (2x)
2. Butyraat
3. Propionaat (2x)
4. Lactaat (2x)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel ATP kost pensfermentatie?

A
  1. Acetaat (2x) = 4 ATP
  2. Butyraat = 3 ATP
  3. Propionaat (2x) = 3-6 ATP
  4. Lactaat (2x) = 2 ATP
    - -> ATP nodig voor groei pensbacterien = microbieel eiwit!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fermentatiesnelheid koolhydraten

A

Suiker fermenteert het snelst en het meest (boterzuur). Daarna zetmeel (propionzuur) maar wat minder en daarna vezels (cellulose) het minst (azijnzuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvoor wordt propionaat voor herkauwer gebruikt?

A

lactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor wordt acetaat voor herkauwer gebruikt?

A

melkvet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

RVET in weende analyse omvat:

A
  1. Verzeepbare lipiden = acylglycerolen, wassen, fosfolipiden.
  2. Niet-verzeepbare lipiden = sterolen, carotenoïden, vetoplosbare vitamines
    - -> in voeding m.n. TAG belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belang vetten voeding

A
  • ATP
  • Absorptie vitamines ADEK
  • Essentiele vetzuren
  • Smakelijkheid eten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belang koolhydraten voeding

A
  • ATP
  • Vetsynthese
  • Motiliteit darm
17
Q

Essentiele vetzuren

A
  • onderdeel van celmembranen
  • precursor voor eicosanoiden
  • -> omega 3 en omega 6.
18
Q

nomenclatuur en verkorte notitie

A
Aantal C-atomen
Aantal dubbele bindingen
Plaats 1ste dubbele binding vanaf CH3
--> C x : y, n-z
bijv. C18:2, n-6
19
Q

Wat kunnen vetzuren doen om van vorm te veranderen? Hoe kan van de ene vet een andere vet gemaakt worden?

A
  • Elongeren = keten eraan plakken (C2 eenheden)

- Desatureren = desatureren d.m.v. desaturase.

20
Q

Vetzuren en katten

A
Katten hebben bepaalde vetzuren niet, hoorder hebben zij meer vetzuren die essentieel zijn:
- linolzuur (n-6)
- a linoleenzuur (n-3)
EN:
- Arachidonzuur
- Eisapentaeenzuur
21
Q

waar worden vetzuren zoals linolzuren en a-linoleenzuren voor gebruikt?

A

vorming prostaglandinen en leukotrieenen.

22
Q

linolzuur

A

omega-6

23
Q

a-linoleenzuur

A

omega-3