T4 Uniciteit: Psychopathologie Flashcards
Net als bij de vorige studietaak geldt ook hier dat de hoofdzaak niet zit in de uitgebreide beschrijving van het onderwerp zelf – toen waren dat individuele verschillen, nu zijn dat psychopathologieën – maar in het feit dat hier sprake is van een ogenschijnlijke paradox. Psychopathologieën zijn vanuit een traditioneel perspectief disfunctioneel en daarom rijst de vraag of dit niet in tegenspraak is met de evolutietheorie die juist stelt dat evolutie tot een zo functioneel mogelijk ontwerp van organismen leidt.
Workman en Reader keren hier de zaken om en vragen zich af of, vanuit evolutionair perspectief bekeken, sommige pathologieën niet juist als functioneel gezien moeten worden of als gevolg van een kloof tussen onze huidige maatschappij en de omgeving waarin onze voorouders leefden. Deze gedachtegang heeft ook consequenties voor de aanpak van mentale stoornissen. Moet je die niet in het eerste geval ongemoeid laten? Of, in het tweede geval, bestrijden door de omgeving van de patiënt aan te passen, in plaats van medicatie voor te schrijven?
Darwinistische geneeskunde of, wellicht wat minder sektarisch aandoend, geneeskunde die zich laat informeren door bevindingen vanuit de evolutiebiologie en -psychologie, voegt een fundamentele andere kijk toe aan de traditionele geneeskunde.
Wat is deze fundamentele meerwaarde van een darwinistische visie op geneeskunde?
Traditionele geneeskunde houdt zich uitsluitend, of op zijn minst hoofdzakelijk, bezig met een proximate aanpak van klachten. Zij kijkt naar het ‘hoe’ en ‘wat’ van de symptomen. Welke omgevingsfactoren veroorzaken een ziekte? Welk fysiek mechanisme is daarmee gemoeid? En hoe werkt dat mechanisme?
Een door de evolutietheorie geïnformeerde geneeskunde kijkt echter ook naar ultimate oorzaken van een klacht. Zij bekijkt naast het ‘hoe’ en ‘wat’ ook het ‘waarom’ of ‘waartoe’. Er wordt dus expliciet ook gekeken naar de eventuele functie van stoornissen of specifieke symptomen over de langere termijn.
Geef ook aan tot welk verschil in aanpak van ziekten of stoornissen de Darwinistische visie op geneeskunde leidt
Deze perspectiefwijziging heeft een aantal gevolgen voor de manier waarop patiënten behandeld zou moeten worden. Het meest voor de hand liggend is dat niet langer alleen kortetermijnsymptomen bestreden worden met bijvoorbeeld medicijnen of gedragstherapie. Er zal eerder op de lange termijn bekeken moeten worden wat de functie van bepaalde symptomen is. Als symptomen functioneel blijken te zijn, kunnen deze beter niet bestreden worden, of zelfs ondersteund zodat zij hun functie kunnen vervullen.
Kunt u bestaande geneeswijzen bedenken die goed aansluiten bij het perspectief van de Darwinistische geneeskunde.
Holistische geneeswijzen, zoals homeopathie of antroposofie, werken met een vergelijkbaar uitgangspunt. Hoewel zulke geneeswijzen niet altijd even goed wetenschappelijk onderbouwd zijn, delen zij het standpunt dat een patiënt in zijn geheel én in relatie tot zijn omgeving beschouwd moet worden. Vanuit dat perspectief kunnen sommige ziektesymptomen juist als gezond beschouwd worden. Onder het motto ‘goed uitzieken is gezonder dan symptoombestrijding’ worden zulke symptomen met behulp van therapie of geneesmiddelen gestimuleerd om genezing te bespoedigen.
Workman en Reader dragen vier argumenten aan die behulpzaam zouden kunnen zijn bij de verklaring van het bestaan van psychopathologische verschijnselen.
Noem deze vier argumenten en leg ze kort uit. Maak daarbij onderscheid tussen argumenten die stellen dat een pathologie in wezen wel adaptief is en argumenten die pathologieën niet als adaptief bestempelen.
- Er is één argument dat er niet van uitgaat dat een pathologie een adaptatie is. Dat is het pleiotropie-argument. Dit argument gaat ervan uit dat een pathologie een ongewenst maar niet te voorkomen bijeffect is van de evolutie. Genen kunnen nu eenmaal altijd meerdere effecten hebben. In het geval van een specifieke pathologie, hebben de genen die daarmee samenhangen wel diverse positieve gevolgen voor onze fitness. De pathologie zelf is een negatief bijverschijnsel dat echter niet opweegt tegen de voordelen die met dezelfde genen gemoeid gaan. Daardoor kan de pathologie blijven bestaan.
De overige argumenten gaan er alle drie van uit dat een pathologie wel een functie heeft, maar haar doel net niet behaalt, of juist voorbijschiet, of heeft verloren.
- Het compromisargument gaat uit van het gegeven dat evolutie nooit een optimaal resultaat behaalt. Een specifieke pathologie is vanuit dit argument dan ook niet anders dan een suboptimaal resultaat van de evolutie. Een eigenschap dient in zo’n geval wel een functie, maar haalt niet ten volle haar doel doordat tegengestelde selectiedrukken dat verhinderen.
- Het time-lag-argument stelt dat een pathologie vroeger wel een functie heeft gehad voor onze voorouders, maar in onze huidige omgeving disfunctioneel is geworden. De eigenschap is dus een adaptatie aan onze voorouderlijke omgeving, maar pakt verkeerd uit in onze huidige leefomgeving.
- Het trait-variation-argument gaat uit van het gegeven dat vrijwel alle menselijke eigenschappen over de populatie verdeeld zijn volgens een zogeheten normaalverdeling. De meeste leden van een populatie vallen in zo’n normaalverdeling rond het gemiddelde. Naarmate men verder verwijderd raakt van dat gemiddelde zijn er steeds minder leden van de populatie die aan die score voldoen. In dat model is 5 procent van de populatie zo ver verwijderd van het gemiddelde dat gesproken kan worden van een afwijking. Deze 5 procent die aan weerszijden van de verdeling te vinden is (2,5 procent aan elke zijde) is wat we pathologisch noemen. Een eigenschap is in dat geval dus wel functioneel, maar is ook bij een aantal leden van de populatie in te extreme vorm aanwezig of afwezig.
Wanneer we de evolutionaire verklaringen voor de verschillende pathologieën bekijken, vallen eigenlijk twee dingen op: ten eerste wordt er heel veel gespeculeerd en ten tweede lopen als gevolg daarvan bij vrijwel elke pathologie allerlei argumenten door elkaar heen.
Probeer toch voor elk van de volgende stoornissen de meest plausibele verklaring uit de tekst te destilleren en kort samen te vatten: 1) angsten en fobieën,
Angst en fobieën
Van de angststoornissen wordt hoofdzakelijk beredeneerd dat het om adaptieve, zij het soms overdreven reacties gaat. Daarbij wordt verwezen naar het principe van de rookmelder. Een rookmelder is in wezen een angstmechanisme. Zodra het minste vermoeden van rook bestaat, gaat hij af, omdat een vals alarm zo veel minder kost dan een misser. Hetzelfde geldt voor allerlei angsten en fobieën. Deze alarmeren ons voor evolutionair relevante gevaren: hoogten, gifspinnen en gifslangen, bedorven voedsel, bloed en uitwerpselen, roofdieren. Kortom alles wat ons ziek kan maken of dodelijk is. Daarbij is per definitie sprake van overreactie omdat, net als bij de rookmelder, een misser veel kostbaarder is dan een vals alarm. Dat zulke angsten soms pathologische vormen aannemen zou een gevolg van trait variation kunnen zijn: angsten zijn adaptief, maar bij 2,5 procent van de populatie nemen zij een te extreme vorm aan en is er dus sprake van een stoornis. Ten tweede kan er sprake zijn van een ‘time lag’: veel van onze angsten betreffen levensbedreigingen die in onze huidige leefomgeving eigenlijk niet meer aan de orde zijn. Daardoor zijn zij disfunctioneel, hoewel zij vroeger wel degelijk adaptief waren.
Wanneer we de evolutionaire verklaringen voor de verschillende pathologieën bekijken, vallen eigenlijk twee dingen op: ten eerste wordt er heel veel gespeculeerd en ten tweede lopen als gevolg daarvan bij vrijwel elke pathologie allerlei argumenten door elkaar heen.
Probeer toch voor elk van de volgende stoornissen de meest plausibele verklaring uit de tekst te destilleren en kort samen te vatten:, 2) depressie en manie
Depressie en manie
Ook bij depressie lijkt in eerste instantie sprake te zijn van trait variation. In veel gevallen is een milde mate van depressie immers wel functioneel. Het helpt ons te ontkoppelen van onhaalbare doelen, met name bij het bepalen van onze sociale status. Bij een beperkt deel van de bevolking neemt dit echter een te extreme vorm aan waardoor er sprake is van een stoornis. Daarbij is echter ook hier sprake van een time-lag-argument. In vroeger tijden waren samenlevingen kleiner en was het alleen relevant om je te vergelijken met een beperkt aantal mensen. Een stevige depressie hielp je dan tijdig terug te trekken uit conflicten en je plek in de groep te accepteren. Met de huidige massacommunicatie en sociale desintegratie worden we echter voortdurend gedwongen om ons te vergelijken met de grootste uitblinkers die wereldwijd te vinden zijn. Voor velen betekent dat dus een voortdurende sociale nederlaag en dus een voortdurende depressie. Van de tegenpool van depressie, manie, is minder duidelijk of er ook een functie voor aan te wijzen is. Het lijkt sterk samen te hangen met extreme creativiteit, maar Workman en Reader gaan er vooralsnog vanuit dat hier sprake is van pleiotropie: de genen die de manie, of de bipolaire staat beïnvloeden, beïnvloeden ook onze creativiteit. De voordelen van die creativiteit wegen vervolgens op tegen de nadelen van de manie, waardoor beide blijven bestaan.
Wanneer we de evolutionaire verklaringen voor de verschillende pathologieën bekijken, vallen eigenlijk twee dingen op: ten eerste wordt er heel veel gespeculeerd en ten tweede lopen als gevolg daarvan bij vrijwel elke pathologie allerlei argumenten door elkaar heen.
Probeer toch voor elk van de volgende stoornissen de meest plausibele verklaring uit de tekst te destilleren en kort samen te vatten: 3) schizofrenie en paranoia
Schizofrenie
Schizofrenie is waarschijnlijk de slechtst begrepen stoornis, vanuit evolutionair perspectief gezien. Er is een duidelijke genetische component aan te wijzen, en daarom is een aantal theorieën geopperd. Deze zijn echter alleen uiterst speculatief. In die zin is een verklaring op basis van pleiotropie misschien nog het meest plausibel. In dat kader is ook het diathese-stressmodel niet onlogisch: ook al komt de aandoening ongelukkigerwijs mee met het genetisch materiaal dat je van je ouders krijgt, dan nog heeft dat weinig te betekenen. Alleen wanneer je vervolgens in een zeer stressvolle situatie terechtkomt, wordt de stoornis uitgelokt en gaat het mis. Overigens is het van de paranoia, die vaak deel uitmaakt van het ziektebeeld van de schizofreen, wel voorstelbaar dat deze in zekere mate adaptief is. Hij maakt immers dat we niet snel te misbruiken zijn door mensen die daar een poging toe wagen.
Wanneer we de evolutionaire verklaringen voor de verschillende pathologieën bekijken, vallen eigenlijk twee dingen op: ten eerste wordt er heel veel gespeculeerd en ten tweede lopen als gevolg daarvan bij vrijwel elke pathologie allerlei argumenten door elkaar heen.
Probeer toch voor elk van de volgende stoornissen de meest plausibele verklaring uit de tekst te destilleren en kort samen te vatten: 4) persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen, ten slotte, worden overwegend verklaard als alternatieve gedragsstrategieën die onder specifieke omstandigheden wel degelijk adaptief zijn. Zij zijn wellicht wat extreem, in die zin kan er ook sprake zijn van ‘trait variation’, maar zeker de antisociale en de histrionische persoonlijkheidsstoornis zijn te beschouwen als free-rider-strategieën die kunnen werken wanneer het merendeel van een populatie ingesteld is op reciprociteit. Hier zou dus sprake kunnen zijn van ‘frequency dependent selection’ die het mogelijk maakt dat een beperkt aantal leden van een samenleving vervalt in een gedragsstrategie die gekenmerkt wordt door misbruik. Welke personen dit zijn, wordt dan vooral bepaald tijdens de ontogenese. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het life-history-perspectief van Belsky of Chisholm: in wezen heeft iedereen de aanleg om een dergelijke gedragsstrategie te gaan volgen, maar alleen wanneer je in specifieke, barre omstandigheden terechtkomt, verval je in een dergelijke strategie omdat deze in die omstandigheden adaptief is.
Waarom heeft natuurlijke selectie ons niet allang van fysieke en psychische ziektes verlost, in de 3 miljard jaar dat er
leven bestaat? Een van de belangrijkste bijdragen van de evolutionaire psychologie is een andere zienswijze op de
symptomen van mentale aandoeningen. Er zijn drie mogelijke manieren om anders te kijken. Welke 3?
- Symptomen zijn een adaptatie.
- Symptomen zijn het gevolg van beperkingen aan evolutionaire processen.
- Symptomen worden veroorzaakt door een mismatch tussen onze evolutionaire erfenis en onze huidige omgeving
Wat is het verschil tussen evolutionaire psychopathologie en Darwinistische geneeskunde?
Evolutionaire psychopathologie kan gezien worden als de darwinistische benadering van het bestuderen van mentale
aandoeningen. Darwinistische geneeskunde is iets breder; het bevat ook niet-psychiatrische gezondheidsproblemen. In
dit hoofdstuk wordt ‘darwinistische geneeskunde’ gebruikt als term voor evolutionaire psychopathologie, evolutionaire
geneeskunde en darwinistische geneeskunde.
De evolutionaire benadering ziet de verhouding tussen gastheer en parasiet als wapenwedloop op evolutionaire schaal. Wat houdt dit in?
aanpassingen aan de ene kant, leiden tot tegenaanpassingen aan de andere kant.
Op welke 2 manieren kan ochtendmisselijkheid van een zwangere vrouw een adaptatie zijn?
- om het embryo te beschermen tegen gifstoffen en
micro-organismen in voedsel die tot afwijkingen zouden kunnen leiden. Hoewel volwassenen kunnen deze gifstoffen wel
aankunnen, zijn foetussen er in de vroege ontwikkelingsfasen gevoelig voor. - Bovendien is het immuunsysteem van de moeder
minder actief, om te voorkomen dat haar lichaam het vreemde weefsel van de foetus aanvalt.
Nesse en Williams geven vier ultimate redenen waarom de hedendaagse mens psychiatrische problemen heeft. Welke 4?
- Genen die mensen vatbaar maken voor psychiatrische stoornissen kunnen ook fitness-voordelen hebben.
Dit is een kwestie van pleiotropie: de negatieve effecten van een gen kunnen voortbestaan omdat de positieve ertegenop
wegen. Een variant van dit argument is dat schadelijke genen gunstig kunnen zijn in combinatie met een ander gen, maar
soms voorkomen in een lichaam dat dit goede gen niet heeft. - Omgevingsfactoren die stoornissen veroorzaken zijn nieuw vergeleken met ons voorouderlijk verleden.
Dit betreft ‘time-lag’: we hebben zo snel een leefstijl ontwikkeld die in ons voorouderlijk verleden niet voorkwam, dat
selectiedruk niet voor passende verandering kon zorgen (mismatch hypothese). - Sommige stoornissen zijn het gevolg van ontwerpcompromissen i.p.v. genetische fouten.
Dit gaat over compromissen: selectiedruk is gericht op inclusieve fitness, niet op het perfectioneren van mensen.
Hieraan kan nog een 4e argument toegevoegd worden: trekvariatie gebaseerd op de normaalverdeling: als zich een
bepaalde trek heeft ontwikkeld, zijn er altijd individuen die meer of minder van deze trek hebben dan goed voor hen is. - trekvariatie gebaseerd op de normaalverdeling: als zich een
bepaalde trek heeft ontwikkeld, zijn er altijd individuen die meer of minder van deze trek hebben dan goed voor hen is.
OCD is een voorbeeld van een stoornis die volgens Stevens en Price bewijs zou kunnen leveren voor het bestaan van een
verificatiemodule, die overactief kan worden. Wat houdt dit in?
Welke ultimate reden kan hiervoor zijn?
Patiënten hebben twee gerelateerde problemen: obsessies en dwanggedrag.
Obsessieve gedachten leiden tot dwanghandelingen om die obsessie te verminderen, maar bij ernstige patiënten duurt de
vermindering van de angst maar kort en keren de obsessies snel terug.
Trekvariatie
Omdat het zoveel voorkomt, wordt door evolutionisten veel nagedacht over de mogelijke adaptieve
betekenis ervan. De laatste jaren is een aantal modellen naar voren gebracht die de functie van depressie proberen te
verklaren. Er zijn drie soorten van modellen te onderscheiden (tabel 12.1 p. 373). Hierbij zijn drie punten belangrijk. Welke 3?
- De verklaringen sluiten elkaar niet uit: iemand kan een verstoring in de ontwikkeling meemaken èn tegelijk problemen
ervaren door verlies èn een lage sociale status hebben. - Vanwege de variatie in vorm en omvang van depressieve symptomen, is het mogelijk dat er verschillende subtypen van
depressie zijn, met verschillende verklaringen. - Bovendien is er een hoge mate van overlap tussen een aantal afzonderlijke modellen van ultimate oorzaken van depressie;
meerdere modellen hebben bv. betrekking op statusverlies.
Wat zijn 3 modellen over de ultimate oorzaken van depressie?
- Depressie is een adaptieve respons op
ongunstige omstandigheden; bv. depressie
voorkomt dat persoon met lage status
iemand met hoge status uitdaagt. - P leiotropi everklaring: genen die de
fitness verhogen, leiden ook tot
depressieve toestand als epifenomeen. - Trekvariatieverklaring: depressie is het
gevolg van toevallige effecten van het
mengen van genen.
Wat zijn 3 modellen over ontwikkelingsverstoringen bij depressie?
- Kinderen hebben een normale ontwikkeling,
maar een verstorende factor leidt tot
depressie of een toegenomen
kwetsbaarheid daarvoor. - Voorbeelden zijn de effecten van gifstoffen
op de ontwikkeling van de foetus, zoals
alcoholgebruik van de moeder - Ongunstige sociale effecten, zoals afwijzing door de moeder. Model komt overeen met traditionele psychologische verklaringen
Wat zijn 3 modellen over interactie
ultimate-proximate oorzaken voor depressie?
- Depressie is het gevolg van een daling in
status of het onvermogen op te klimmen in
de sociale hiërarchie. - Depressie als gevolg van onvermogen
interpersoonlijke conflicten op te lossen;
helpt om nederlaag te accepteren - Depressie als reactie op interpersoonlijk
verlies; sluit goed aan bij andere
psychologische modellen.
Wat zegt de sociale-competitiehypothese over depressie?
John Price: beargumenteerde dat stemming een belangrijke rol speelt in statushiërarchieën, en dat dit gerelateerd kan
zijn aan de sociale omstandigheden van onze voorouders. Depressie is vaak te zien bij individuen die niet in staat zijn
een hiërarchische strijd te winnen, en weigeren zich daarbij neer te leggen
Er wordt soms in studies naar sociaal gedrag onderscheid gemaakt tussen ‘machiavellisten’, die relatief agressief en
competitief zijn ingesteld, en ‘moralisten’, die respectvoller zijn.
Wat is in beide gevallen de correlatie tussen sociale rang en serotonineniveau?
Bij machiavellisten is er een positieve correlatie tussen
sociale rang en serotonineniveau, en bij moralisten een negatieve.
Het is een algemene overtuiging dat depressie steeds vaker voorkomt. Onderzoek laat zien dat jonge mensen vaker
leiden aan een depressie dan de vorige generatie – m.n. in rijkere landen. Evolutionair-psychologen verklaren dit door te
stellen dat nieuwe aspecten van ons moderne leven de kans op depressie verhogen. Nesse en Williams noemen er twee. Welke 2?
- Massacommunicatie: maakt ons allemaal tot één competitieve groep; door o.a. tv en sociale media vergelijken we ons
met de meest succesvolle mensen op de aarde, i.p.v. met de kleine groep waar onze voorouders zich mee vergeleken. Als
ons gevoel van status gebaseerd is op de vergelijking van onszelf met anderen, zoals de sociale-competitiehypothese stelt,
kan dit inderdaad tot depressie leiden. - Uiteenvallen van gemeenschappen: volgens Nesse en Williams is de grootste straf voor mensen om in afzondering te
moeten leven. Daarom zou het uiteenvallen van gemeenschappen – en zelfs gezinnen – in de westerse maatschappij ook
tot depressie kunnen leiden.
NB. Beide ideeën zijn aantrekkelijk, maar zijn nog niet volledig geaccepteerd en zullen eerst goed getoetst moeten worden.
Welke 3 hypotheses zijn er voor anorexia?
- reproductie-onderdrukkingshypothese (afvallen om zwangerschap te voorkomen)
- ouderlijke-manipulatiehypothese
(ouders willen dat ze haar reproductieve aandacht niet op zichzelf richt maar op broers/zussen). - seksuele-competitiehypothese is gebaseerd op
seksuele selectie en stelt dat eetstoornissen worden gedreven door competitie tussen vrouwen om de aandacht van potentiële
partners
Kay Redfield Jamison: stelt dat bipolaire stoornis een genetische basis heeft, maar dat de genen die iemand vatbaar
maken voor manische depressie ook een voordeel hebben ( pleiotropi e-argument). Het viel haar op dat veel beroemde
artiesten, schrijvers en musici aan depressie en manie leden.
Welk evolutionair argument gebrukte ze?
ay Redfield Jamison: stelt dat bipolaire stoornis een genetische basis heeft, maar dat de genen die iemand vatbaar
maken voor manische depressie ook een voordeel hebben ( pleiotropi e-argument). Het viel haar op dat veel beroemde
artiesten, schrijvers en musici aan depressie en manie leden.
Stephen Ilardi: ontwikkelde een zes-stappenbehandeling voor depressie van 14 weken, die deels ontworpen is om de
omstandigheden waarin onze voorouders leefden na te bootsen. Zoals het verhogen van de dagelijkse hoeveelheid
zonlicht en omega-3-vetzuren, en het aanpassen van slaappatronen aan die van onze voorouders.
Wat liet onderzoek zien?
Hij rapporteerde een succesratio van 75.3% (tegen 22% bij de controlegroep), wat erop wijst dat de incongruentie tussen
onze leefstijl en die van onze voorouders een oorzaak van depressie zou kunnen zijn
Wat houdt het diathese stressmodel in?
Een ‘diathese’ is een predispositie voor het ontwikkelen van een ziekte. Het feit dat schizofrenie veel in families
voorkomt maar niet volledig erfelijk is, kan betekenen dat mensen een aanleg voor de aandoening kunnen hebben, maar
dat die fenotypisch pas tot uiting komt na stressvolle gebeurtenissen. We noemen dit het diathese-stressmodel.
Clinici suggereren dat schizofrenie gerelateerd is aan afwijkingen in neurotransmitters (dopamine, serotonine) of een
vorm van hersenatrofie, maar dit verklaart niet waarom het zo vaak voorkomt in onze soort.
Evolutionisten zijn met ultimate verklaringen gekomen, maar schizofrenie is moeilijk te verklaren. Anders dan bij angst
en depressie zijn de symptomen geen overdrijvingen van een normale psychische toestand, en er is ook geen rechtstreeks verband tussen de aandoening en positieve trekken als creativiteit. Door hun sociale problemen hebben patiënten een
reproductieve achterstand, wat het moeilijk maakt om te verklaren waarom er een genetische component is. Er zijn
verschillende hypothesen, drie ervan veronderstellen dat er compensatoire voordelen zijn aan schizofrenie.
Wat zijn deze 3 hypotheses?
- Abnormale-taallateralisatiehypothese: schizofrenie houdt verband met de evolutie van gelateraliseerde taal in onze soort. De normale lateralisatie
van taal blijft bestaan vanwege de voordelen van een asymmetrisch functionerend brein, maar bij sommige mensen
verloopt de neuro-ontwikkeling abnormaal. Hierdoor zijn ze niet in staat om externe stemmen en interne taal los te
koppelen. Alle symptomen, zoals paranoia en gedesorganiseerde spraak, komen hieruit voort. - Groepssplitsingshypothese:
Stevens en Price: stelden dat veel historische charismatische leiders mogelijk schizofrenie hadden. Wat wij als een
mentale aandoening zien, kan gerelateerd zijn aan leiderschap dat ontstaat als leden van een gemeenschap ontevreden
raken en vragen om een nieuwe, radicale leider. Deze groep splitst zich dan af van de gemeenschap en volgt de nieuwe
leider. De bizarre manier van denken en spreken die bij een afwijkende visie hoort, kan aantrekkelijk zijn voor
ontevreden mensen. Op die manier kan schizofrenie verband houden met leiderschap. - Sociaal-breinhypothese
Jonathan Burns: stelt in ‘The Descent of Madness: Evolutionairy Origins of Psychosis and the Social Brain’ dat, door
alle sociaal verkeer waarbij we voortdurend betekenis hechten aan de acties van anderen, we een brein hebben
ontwikkeld dat zo complex is dat in sommige gevallen de neurologische ontwikkeling niet goed verloopt. Dit kan leiden
tot overmatige interpretatie, wat weer leidt tot psychotische symptomen. Net als Crow ziet Burns schizofrenie dus als
een secundair gevolg van het hebben van een erg complex brein.
Er zijn twee theorieën ontwikkeld voor psychopathie, die gebaseerd zijn op het idee van een geëvolueerde cheaterstrategie. Welke 2?
- Balanstheorie: selectiedruk uit de sociale omgeving leidt tot verschillende niveaus van een trek, waardoor sommigen die
in staat zijn psychopathische trekken te ontwikkelen, hun inclusieve fitness mogelijk kunnen bevorderen door dit in
specifieke omgevingsomstandigheden te doen (bv. in een grote dichtbevolkte stad i.p.v. in een klein intiem dorp). Hoewel dit
klinkt als een sociale theorie, gaat het over een genetische aanleg die tot ontwikkeling komt door omgevingsinput. - Contingente verschuivingstheorie: gaat er ook vanuit dat van omgevingsomstandigheden afhangende strategieën in
bepaalde situaties zouden kunnen leiden tot APD. Het verschil is echter dat iedereen die aanleg zouden kunnen hebben,
omdat we allemaal geërfde modulen hebben die gekalibreerd kunnen worden door een ongunstige sociale omgeving, en
dan ongevoelig en manipulatief gedrag kunnen veroorzaken
Welke 2 vormen van psychopathie zijn er?
De discussie wordt verder bemoeilijkt door de suggestie van Linda Mealy dat er twee vormen van psychopathie zijn: één
die grotendeels overerfbaar is, en één die ontstaat wanneer een persoon zichzelf als sociaal benadeeld ziet (primaire en
secundaire psychopathie). Ontrafelen van de samenhang van dit idee met de eerder genoemde theorieën, is niet eenvoudig.
Iemand met een histrionische-persoonlijkheidsstoornis (HPD) vertoond aandachtszoekend, egocentrisch en dramatisch
gedrag. Ze maken een grote show van hun gevoelens, hoewel ze vaak juist emotioneel leeg zijn, en zijn vatbaar voor
sociale afvalligheid (geen wederkerigheid). Ze zijn anders dan psychopaten, maar ook bij hen ontbreekt de wederkerigheid.
Ze zijn anders dan psychopaten, maar ook bij hen ontbreekt de wederkerigheid.
Hoe verschillen mensen met die stoornissen van normale mensen?
Een van de meest opvallende bevindingen aan mensen met deze ‘uitbuitende’ stoornissen is niet hun gedrag, maar hun
interne toestand. Wat de meesten van ons ervan weerhoudt om te profiteren van anderen, is een gevoel van schaamte en
schuld. Sommige evolutionisten stellen zelfs dat die gevoelens adaptief zijn, omdat antisociaal gedrag ons kan leiden tot
uitsluiting. Mensen met een APD, HPD of ADHD lijken die gevoelens niet of minder te hebben.
Waarom zijn we niet allemaal psychopaten? 2x
- Omdat selectiedruk kan leiden tot een strategie die alleen succesvol is als die weinig toegepast wordt – het gaat dan om een
gevolg van frequentie-afhankelijke selectie. - Omdat 50% van de psychopaten wordt ontmaskerd, waarmee hun gedrag een riskante strategie is
Van elk hoofdstuk leerdoelen langslopen!!!!