T1.1 Fundamenten: Perspectief Flashcards

1
Q

Ruim honderd jaar later presenteerden enkele wetenschappers de evolutionaire psychologie als de ‘nieuwe wetenschap van de geest’. Hoewel die claim dus niet helemaal terecht is, is zij in haar huidige vorm inderdaad een betrekkelijk jong vakgebied, waarin onderzocht wordt wat de implicaties van de evolutietheorie zijn voor de psychologie.

Wat is het uitgangspunt van evolutionaire psychologie?

En wat is een belangrijk vertrekpunt bij evolutionaire psychologie?

A

De mens, net als elke andere soort, een product is van de evolutie en dus vanuit dat perspectief begrepen kan worden.

Een belangrijk vertrekpunt voor een evolutionaire benadering is dat menselijke eigenschappen, onze biologie, maar ook onze psychologie, geleidelijk zijn ontstaan tijdens de evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent iets verklaren in de wetenschap (en dus ook de psychologie) veelal?

A

het identificeren van een oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het beeld dat soms geschetst wordt is dat verklaringen eenvoudig opgezet kunnen worden door het aanwijzen van een oorzaak. Dit wekt de suggestie dat we voor menselijk gedrag altijd maar een oorzaak hoeven (of kunnen) aan te dragen om het gedrag te begrijpen.

Hoe is de huidige stand van zaken voor de bioloog en psycholoog?

A

Voor de bioloog en psycholoog is de huidige stand van zaken niet zo eendimensionaal, maar hebben verklaringen voor gedrag een pluriform karakter. Vrijwel elk gedragsfenomeen laat zich verklaren door meerdere conceptueel onafhankelijke oorzaken. Waar sommigen zich focussen op het brein wijzen anderen naar cognitieve processen, of naar de vroege ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke verklaring zouden onderstaande psychologen voor depressie kunnen geven?

  1. biologisch psycholoog
  2. cognitief psycholoog
  3. ontwikkelingspycholoog
  4. evolutionair psycholoog
A

Biologisch psycholoog:
Om depressie te verklaren moeten we naar de werking van serotonine in het brein kijken.

Cognitief psycholoog:
Depressie wordt veroorzaakt omdat men overmatig negatieve interpretaties geeft aan gebeurtenissen.

Ontwikkelingspsycholoog:
Depressie is voor een groot deel te verklaren aan de hand van gebeurtenissen die personen in hun vroege leven doorgemaakt hebben.

Evolutionair psycholoog:
Depressie is een adaptieve reactie op een ongunstige situatie, bijvoorbeeld het verlies van status.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dergelijke verklaringen vanuit verschillende perspectieven hebben historisch tot het nodige wetenschappelijk gesteggel geleidt. Welke verklaring is nu beter? Spreken deze verklaringen elkaar tegen of kunnen ze gewoon naast elkaar bestaan en allemaal correct zijn?
Welke aanpak heerst in de biologie en tegenwoordig ook in de psychologie?

A

In de biologie en tegenwoordig ook de psychologie heerst een pluriforme aanpak, die onderkent dat het aanwijzen van oorzaken (en dus opstellen van verklaringen) mogelijk is vanuit verschillende verklaringsperspectieven die samen begrip opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van wie is een handige categorisering van verschillende verklaringsperspectieven afkomstig?

Wat was zijn beroep en waar hield hij zich mee bezig?

A

Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen.

Als etholoog was Tinbergen bezig met gedragsvraagstukken, zoals die ook in de hedendaagse psychologie centraal staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tinbergen kwam met een taxonomie van verschillende verklaringsperspectieven. Hij stelde dat verklaringen voor gedrag ondergebracht moeten worden in vier categorieën.
Hoe ziet de taxonomie eruit?

Wat was zijn positie?

A

…………………..Verandering Tijdsmoment
Ultimaat Fylogenese Functie
Proximaat Ontwikkeling Mechanisme

Zijn positie was dat geen enkel begrip van gedrag compleet was als er niet vanuit alle vier de perspectieven verklaringen zijn geboden.

NB In de literatuur is er de nodige onduidelijkheid en inconsistentie over de terminologie proximaat / ultimaat, en ook worden de vier categorieën van Tinbergen (fylogenese, functie, ontwikkeling, mechanisme) vaak met synoniemen of subtiele alternatieven aangeduid. Laat u hierdoor niet van de wijs brengen, dit betreft vaak persoonlijke voorkeuren van auteurs. Wij hanteren in de tentaminering bovenstaande terminologie. Waarbij fylogenese en functie beide ultimate verklaringen bieden en ontwikkeling en mechanisme beide proximate verklaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tinbergen kwam met een taxonomie van verschillende verklaringsperspectieven. Hij stelde dat verklaringen voor gedrag ondergebracht moeten worden in vier categorieën.
Hoe ziet de taxonomie eruit?

Wat was zijn positie?

A

Ultimaat
Proximaat

Zijn positie was dat geen enkel begrip van gedrag compleet was als er niet vanuit alle vier de perspectieven verklaringen zijn geboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er zijn verschillende redenen om de waarom-vraag over gedrag te stellen. De reden begrijpen is belangrijk omdat het bepaalt welk antwoord je kunt verwachten. Tinbergen identificeerde 4 manieren waarop de waarom-vraag gesteld wordt.
Welke 4?
Geef een beschrijving bij elke manier.

A
  1. Proximate / mechanische oorzaak
    Omdat men wil weten wat motiveert tot bepaald gedrag. Het antwoord ligt dan in termen van de impact van stimuli op het
    zenuwstelsel en de manier waarop dit leidt tot een geschikt respons.
  2. Ontwikkeling / ontogenetische oorzaak
    Omdat men wil weten waarom gedrag op een bepaalde manier uitgevoerd wordt. Het antwoord vereist onderzoek naar
    factoren die de ontwikkeling gedurende het leven vormen, incl. genetische erfenis en de invloed van leren.
  3. Historische / fylogenetische oorzaak
    Omdat men de evolutionaire geschiedenis van gedrag wil weten. Om deze vraag te beantwoorden, moet m.b.v. fossiele
    gegevens de evolutionaire veranderingen geïdentificeerd worden.
  4. Functionele / ultimate oorzaak
    Omdat men wil weten waarom het gedrag goed was voor de overleving en voortplanting van het organisme. Het antwoord
    moet gezocht worden in natuurlijke selectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is bij de taxonomie van Tinbergen één niveau van verklaring meer correct of heeft die meer voorrang boven een andere?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom verwarren we proximate en ultimate verklaringen eerder bij mensen dan bij dieren?

A

Omdat we de langetermijngevolgen van ons gedrag kennen en begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volgens Tinbergen zijn er vier fundamenteel verschillende soorten vraagstukken in de biologie. Welke 4?

A
  1. Overlevingswaarde: waar is het voor?
  2. Ontogenese: hoe heeft het zich ontwikkeld tijdens het leven van het individu?
  3. Evolutie: hoe evolueerde het gedurende de geschiedenis van de soort?
  4. Causaliteit: hoe werkt het?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 1. Overlevingswaarde: waar is het voor?

Wat is de definitie van functie?

Kan deze over tijd veranderen? Waarom werl/niet?

A

Huidig nut.

Ja, de oorspronkelijke en huidige functie van een een kenmerk kunnen verschillen, vanwege het vermogen van organismen om flexibel te reageren op omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 1. Overlevingswaarde: waar is het voor?

Welke term wordt ook vaak gebruikt voor functie?

Waarom is het een beladen term geworden?

Welke andere term wordt ook weleens gebruikt voor functie?

Waarom is die term verwarrend?

Hoe kan verwarring over termen worden voorkomen?

A
  1. Schijnbaar ontwerp
  2. Door de term ‘intellectueel ontwerp’ van creationisten.
  3. Adaptatie: de fit tussen een kenmerk en de uitdaging van de omgeving.
  4. Omdat de term adaptatie ook gebruikt wordt voor het proces waarmee die fit wordt bereikt.
  5. Als er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen het huidige nut
    en de historische processen waarmee het tot stand is gekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 2. Ontogenese: hoe heeft het zich ontwikkeld tijdens het leven van het individu?

Hier heeft Tinbergen relatief weinig onderzoek naar gedaan, maar onderzoek van anderen heeft geleidt tot sterke verbanden. Tinbergen dacht dat organismen alleen aan het begin van zijn leven genetische informatie erft.
Wat laten nieuwe onderzoeken zien?

A

Er zijn extra-genetische overervingsprocessen, die zich later in het
leven manifesteren, zoals sociaal leren bij complexere dieren.
Hierdoor is erfelijkheid veranderd van een eenmalige erfenis naar een veelzijdig proces gedurende de gehele levensduur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 2. Ontogenese: hoe heeft het zich ontwikkeld tijdens het leven van het individu?

Wanneer beginnen de ontwikkelingsprocessen die vormend zijn voor een bepaald kenmerk vaak?

Veel van deze factoren zijn verzameld door de activiteiten van meerdere individuen gedurende meerdere generaties (culturele kennis en ecologische erfenissen). Voor wat voor soort veranderingen zorgen deze erfenissen in nakomelingen?

A

Voor de conceptie

Epigenetische

17
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 3. Evolutie: hoe evolueerde het gedurende de geschiedenis van de soort?

Volgens Tinbergen (en bevestigd door recent onderzoek) zorg wat voor de basis van wat een individu erft?

De ‘eenheid van vorm’ van Gould stelt beperkingen aan wat wel en niet kan worden geërfd, en er lijkt een ‘ontwikkelingsbias’ voor de verspreiding van fenotypes die onderhevig zijn aan natuurlijke selectie Gould en Vrba bedachten de term ‘exaptation’. Wat houdt dit in?

A

Natuurlijke selectie

Voor het evolutionaire proces waarmee een kenmerk wordt gecoöpteerd om te
voldoen aan een nieuwe eis van de omgeving. Een voorbeeld is de overeenkomst tussen het gesis van een holenuil en het
ratelen van een ratelslang; het gesis werd gecoöpteerd als verdedigingsfunctie.

18
Q

We gaan meer inzoomen op het vraagstuk: 4. Causaliteit: hoe werkt het?

de moleculaire biologie. De verbanden tussen de analyseniveaus bleven vele jaren relatief zwak, maar recentelijk is er enorme vooruitgang geboekt bij het begrijpen van de moleculaire, neurobiologische en hormonale basis van gedrag. Onderzoekers kunnen reiken tot lagere (bv. moleculaire) niveaus of hogere (bv. gedragsmatige) niveaus, waarbij ze zich beperken tot dat wat functioneel belangrijk is, waardoor ze niet worden overspoeld door complexiteit. In vergelijking met de andere vragen van Tinbergen, is de studie van mechanismen relatief ongecompliceerd. Het enige is dat Tinbergen de term ‘causaliteit’ gebruikte voor onderzoek naar mechanisme, en dat kan wat misleidend zijn. Wat is een betere term?

A

Controlemechanismen, wat de beoogde focus op het hier-en-nu beter weergeeft.

19
Q

In de loop van de jaren zijn er veel potentiële ‘vijfde vragen’ voorgesteld.
Noem 4 voorbeelden.

A
  1. Hoe wordt het gedrag overgeërfd?
  2. Hoe kunnen de vier vragen worden geïntegreerd?
  3. Wat is het kenmerk?
  4. Waar is een dier zich bewust van?
20
Q

Welke 4 domeinen en vragen zijn volgens Tinbergen essentieel bij het verklaren van gedrag?

A
  1. Fylogenese: wat is de evolutionaire vorming van het genotype onder de druk van de omgeving?
  2. Ontogenese: wat is de aanpassing van het fenotype in ontwikkeling gedurende de levensloop?
  3. Proximate causatie: wat is de directe oorzaak, het specifieke signaal uit de omgeving dat de reactie uitlokt?
  4. Ultimate functie: wat is de functie van het gedrag, het doel waar het op gericht is?