T2.2 Relaties: partners Flashcards
Op basis van fossiele vondsten benoemen de auteurs een belangrijk verschil tussen de evolutionaire geschiedenis van de mens en die van andere primaten. Volgens hen is dit een verschil dat een groot stempel heeft gedrukt op de evolutie van de mens op seksueel gebied.
Wat is dit belangrijke verschil tussen de mens en deze primaten? En waar heeft dit volgens de auteurs toe geleid?
In tegenstelling tot andere primaten eet de mens geregeld vlees. Andere primaten doen dat soms ook, maar niet in de mate waarin de mens dat doet. De mens is dus ergens sinds de afsplitsing van andere primaten vlees aan het dieet gaan toevoegen. Deze verandering in dieet heeft bij onze voorouders geleid tot een bijzondere arbeidsverdeling tussen man en vrouw.
In eerste instantie werden op dit gebied (bijzondere arbeidsverdeling tussen man en vrouw. door het eten van vlees) voor elke sekse eigen hypothesen geformuleerd.
Benoem deze en leg beknopt uit wat ze inhouden.
Volgens de hunting-hypothese werd daarbij de man hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de jacht, wat op den duur leidde tot enerzijds de evolutionaire ontwikkeling van mannelijke eigenschappen die daarvoor geschikt zijn zoals fysieke kracht en samenwerking, en anderzijds de ontwikkeling van complex gereedschap en wapens. De vrouw werd ondertussen hoofdzakelijk verantwoordelijk voor het verzamelen van plantaardig voedsel, wat leidde tot de evolutie van vrouwelijke eigenschappen die daarvoor geschikt zijn, zoals fijne motoriek in de handen, reciprociteit, enzovoort. Deze tweede verklaring noemen we ook wel de gathering-hypothese.
Dit inzicht heeft geleid tot een hypothese over de verhouding tussen man en vrouw.
Benoem deze, leg haar kort uit en geef aan in hoeverre dit idee nieuw is ten opzichte van de voorgaande hypothesen.
Tooby en DeVore borduurden voort op dit inzicht met hun provisioning-hypothese. Zij voegen daarbij deze twee hypothesen samen tot één hypothese over de verhouding tussen man en vrouw. Daarbij baseren zij zich hoofdzakelijk op de hunting-hypothese. Bij diverse primaten zien we dat mannetjes met regelmaat jagen en een deel van de buit afstaan aan vrouwtjes in ruil voor seksuele toegang. Ook bij pre-industriële volken zien we wel dat de beste jagers het meeste aanzien hebben en vaak over de meeste vrouwen beschikken. Op basis daarvan veronderstellen Tooby en DeVore dat het bij onze voorouders ook zo geweest zal zijn. Zwangerschap en kinderzorg maakten dat de vrouw vaak geen tijd of energie had om eropuit te trekken voor de jacht. Daarom zal zij eerder in de buurt van de woonplaats plantaardig voedsel verzameld hebben. Om toch vlees te verkrijgen werd voor vrouwen een paarband met een goede jager dus belangrijk, met name ook omdat hij met de buit kon investeren in de voeding van het kind.
De toevoeging van vlees aan ons dieet zou dus de aanleiding zijn geweest voor het ontstaan van paarbinding bij de mens en de rolverdeling tussen man en vrouw. Wat aan dit idee van Tooby en DeVore vooral nieuw is ten opzichte van eerdere hypothesen, is het principe van ruilhandel dat zij introduceren. Beide seksen hebben iets dat de ander graag wil: de een biedt vers vlees en de ander biedt in ruil daarvoor seksuele toegang.
Er wordt in het boek aangegeven dat de provisioning-hypothese behoorlijk speculatief is, met name omdat we niet terug kunnen kijken in ons evolutionaire verleden. Er is natuurlijk de fylogenetische evidentie die we verkrijgen uit de vergelijking met nauw verwante primaten, en de jagers-verzamelaarsevidentie uit het onderzoek naar natuurvolken. Een andere bron van ondersteuning kan gevormd worden door de theoretische convergentie.
In het vorige hoofdstuk was de theorie van ouderlijke investering van Trivers aan de orde. Leg deze nog eens kort uit, en probeer te bepalen hoe deze zich verhoudt tot de provisioning-hypothese. Is er sprake van theoretische convergentie, of juist niet?
In zijn theorie van ouderlijke investering stelt Trivers dat de meest investerende sekse het meest kieskeurig zal zijn bij de partnerkeuze. Bij de mens is dat de vrouw. Zij heeft een voorkeur voor mannen die bereid zijn te investeren in het nageslacht. De minst investerende sekse, bij de mens is dat de man, zal hoofdzakelijk competitie voeren onder elkaar om vrouwen te overtuigen van zijn waarde.
Dit lijkt goed aan te sluiten bij de provisioning-hypothese. Deze stelt immers dat de vrouw vanwege haar grote ouderlijke investering niet in staat zal zijn geweest om te jagen en dus afhankelijk werd van mannen die bereid waren hun buit in haar en het nageslacht te investeren. De jacht zal dus deels gefungeerd hebben als een onderlinge mannelijke competitie, waarbij de beste jagers de meeste aandacht trokken van vrouwen en hun buit gebruikten om die vrouwen voor zich te winnen.
De theorie van ouderlijke investering verklaart dus hoe de asymmetrie in ouderlijke investering tussen man en vrouw heeft geleid tot een rolverdeling waarbij vrouwen kieskeurig waren en mannen competitie voerden om de toegang tot vrouwen. De provisioning-hypothese geeft daar een meer specifieke invulling aan door de jacht aan te wijzen als het competitieveld en de buit als de additionele investering die mannen konden leveren om kieskeurige vrouwen te overtuigen van hun waarde. Er is dus zeker sprake van theoretische convergentie. In feite is de provisioning-hypothese een invulling van de ouderlijke investeringstheorie, specifiek voor de mens.
De toevoeging van vlees aan ons dieet zou dus een natuurlijke selectiedruk hebben opgeleverd in de richting van een arbeidsverdeling tussen man en vrouw en daarmee ook in de richting van langdurige, betrekkelijk monogame paarbanden om het investeringsverschil tussen man en vrouw op te heffen.
In het boek worden naast de mens nog andere soorten genoemd waarbij een langdurige paarband optreedt. Probeer op basis van wat u nu geleerd heeft zelf te bedenken waarom ook bij deze soorten die neiging tot paarbinding geëvolueerd is.
Eigenlijk is de mens, met zijn neiging tot paarbinding, een beetje een vreemde eend in de bijt. Vrijwel alle andere zoogdieren kennen eerder een polygaam paringssyteem, waarbij meestal één mannetje meerdere vrouwtjes onderhoudt en bevrucht. Bij vogels is een paarband echter veel algemener. Vrijwel elke vogelsoort kent een paringssysteem van kortere of soms zelfs levenslange paarbinding.
Op basis van de provisioning-hypothese is dat begrijpelijk. Bij de meeste zoogdieren is het kind vlak na de geboorte al in staat om op zijn benen te staan. Bij vogels is dat wel anders. Een van beide ouders is langdurig aan het nest gebonden om de eieren uit te broeden en zal gedurende die tijd gevoed moeten worden door de partner. Ook hier lijkt de provisioning-hypothese dus van toepassing. In het algemeen zou je kunnen zeggen dat bij soorten waar de voortplanting voor één van beide ouders het langdurig onmogelijk maakt om zelf voedsel te verzamelen een neiging tot langdurige paarvorming zal ontstaan. Zodoende kan een van hen de kinderen tot wasdom brengen en de ander het voedsel vergaren. Dat gaat zowel op voor broedende vogels, als voor de mens waarbij sprake is van een uitzonderlijk lange tijd van kinderzorg.
Welke sekse de voedselvergaring op zich zal nemen, wordt daarbij verklaard door het principe van Trivers. De sekse die, gedwongen door natuurlijke of biologische omstandigheden, het meeste investeert in het nageslacht zal dat niet kunnen doen. De andere sekse zal daarom gedwongen zijn om voedsel te vergaren en dit te delen met de zorgende partner. Bij soorten met een lange broedzorg is deze taakverdeling essentieel voor de overleving van het nageslacht en levert het dus een duidelijk voortplantingsvoordeel op.
Op pagina 105 van het boek staat een tabel waarin de resultaten worden opgesomd van een wereldwijd onderzoek naar partnervoorkeuren. In de eerste kolom staan de eigenschappen waarop mensen hebben kunnen aangeven of ze die eigenschap belangrijk vonden. Daarnaast staan voor mannen en vrouwen de scores die aangeven hoe belangrijk zij die eigenschap gemiddeld vonden. In de laatste twee kolommen wordt aangegeven of er sprake is van respectievelijk een groot sekseverschil of een groot verschil tussen culturen wereldwijd, in de mate waarin deze eigenschappen van belang gevonden worden.
Stel dat u onderzoek doet naar partnervoorkeuren. U wilt aantonen dat deze voor een groot deel product zijn van de evolutie en dat zij hoofdzakelijk seksueel geselecteerd zijn.
- Beredeneer voor de laatste twee kolommen uit de tabel welke waarde (low, moderate, high) het meest interessant is wanneer u op zoek bent naar geëvolueerde partnervoorkeuren die ontstaan zijn door seksuele selectie.
- Maak vervolgens een overzichtje van deze eigenschappen, cluster deze op een manier die vanuit het oogpunt van uw onderzoek het meest voor de hand liggend is. 5x
- In de eerste kolom zijn we op zoek naar eigenschappen waarvoor een groot verschil tussen de seksen te vinden is. Seksuele selectie leidt immers, in tegenstelling tot natuurlijke selectie, tot verschillen tussen beide seksen (seksuele dimorfie). We zoeken hier dus naar de waarden ‘high’ en eventueel ‘moderate’. In de tweede kolom zijn we juist op zoek naar de eigenschappen waarvoor het verschil zo klein mogelijk is. Wanneer een eigenschap overal ter wereld voorkomt is dat immers een aanwijzing dat het gaat om een eigenschap die sterk erfelijk bepaald is (universaliteit). Hier zoeken we dus naar de waarden ‘low’ en eventueel ‘moderate’.
- Vanuit het oogpunt van de theorie ligt het voor de hand om de eigenschappen zo te clusteren dat duidelijk wordt wat mannen belangrijker vinden dan vrouwen en wat vrouwen belangrijker vinden dan mannen. We zoeken dus de eigenschappen waarbij sprake is van een groot sekseverschil en weinig culturele variatie en maken daarvan een cluster van eigenschappen waarop mannen het hoogst scoren, en een van eigenschappen waarop vrouwen het hoogst scoren.
Wat mannen belangrijker vinden dan vrouwen
Good looks (high, moderate) Wat vrouwen belangrijker vinden dan mannen
Good financial prospect (high, low)
Emotional stability/mature (moderate, moderate)
Education/intelligence (moderate, low)
Favourable social status (moderate, moderate)
Bepaal tot slot of uw overzicht overeenkomt met wat de ouderlijke investeringstheorie van Trivers voorspelt. Maak daarbij voor elke sekse duidelijk waarom zij juist deze voorkeuren hebben.
Oftewel, wat zijn de ultimate belangen van de proximate voorkeuren?
Deze uitkomsten ondersteunen de theorie van Trivers. Mannen hechten, als minst investerende sekse, meer belang aan fysieke aantrekkelijkheid. Fysieke kenmerken die mannen in proximate zin aantrekkelijk vinden, wijzen overwegend namelijk op jeugdigheid en gezondheid, kortom op de reproductieve waarde van een vrouw. Vrouwen zijn, als meest investerende sekse, een stuk kieskeuriger dan mannen. Zij hechten meer dan mannen belang aan emotionele stabiliteit, volwassenheid, een goede opleiding, intelligentie, een goede sociale status en goede financiële perspectieven. Vrouwen zoeken dus, meer dan mannen, een partner die over bestaansmiddelen beschikt en een zekere toekomst tegemoet gaat. In deze proximate voorkeuren zien we duidelijk de ultimate belangen terugkomen waar Trivers het over heeft: een uitwisseling waarbij de man een vruchtbare vrouw zoekt, terwijl de vrouw een man zoekt die in staat en bereid is om haar en haar gezin van bestaansmiddelen te voorzien.
Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft hoe snel ze verwachten seks te hebben met een nieuwe partner?
Is dit te verklaren vanuit de theorie van ouderlijke investering?
We zien voor elke tijdsperiode dat mannen verwachten sneller seks te hebben dan vrouwen. Eigenlijk is het voor hen vrijwel direct al een optie en na een paar maanden zeer waarschijnlijk. Voor vrouwen wordt het dan eigenlijk pas een optie en is het pas na een jaar waarschijnlijk dat uit een contact ook daadwerkelijk seks ontstaat.
Ook dit is te verklaren vanuit de theorie van ouderlijke investering. Mannen zijn geneigd om zich vaker voort te planten en daarbij weinig kieskeurig te zijn. Voor hen is het dus logisch om op korte termijn al op seks aan te sturen, hun verwachtingen zijn daar dan ook naar. Vrouwen zijn juist kieskeuriger omdat zij de meest investerende sekse zijn. Zij verwachten dus ook pas tot seks over te gaan nadat zij een tijdje hebben kunnen aankijken wat voor vlees zij in de kuip hebben.
De scores in de voorbeeldgrafiek zijn overigens van een man. Duidelijk is dat hij keurig volgens de theorie scoort. Hoewel hij wat onzeker begint, scoort hij voor de perioden die langer zijn dan een maand zelfs bovengemiddeld. Ook hier is het weer niet zo vreemd als uw scores anders zijn dan wat u volgens de theorie zou verwachten. Het betreft wederom gemiddelden waarvan individuele scores allicht zullen afwijken.
Mannen zoeken een vruchtbare, jonge, gezonde vrouw. Vrouwen zoeken een ondernemende, welvarende man. Beide zoeken stabiliteit, betrouwbaarheid en liefde. Zij vormen een door de evolutie gevormde paarband waarin zij gezamenlijk zorgen voor het nageslacht. Je zou bijna zeggen dat, hoewel ze op sommige punten wat van mening verschillen, alles in kannen en kruiken is. Niets is echter minder waar. De mens is allesbehalve monogaam.
Allerlei gegevens wijzen erop dat de mens, ondanks zijn evolutionaire achtergrond van langdurige paarvorming, eigenlijk een behoorlijk promiscue soort is. De vraag is of dit gedrag ook een evolutionaire achtergrond kent.
Probeer op basis van de theorie van ouderlijke investering van Trivers te bedenken waarom man en vrouw naast een langetermijnrelatie, ook korte seksuele contacten zouden willen aangaan. Wat is voor elk van de seksen de evolutionaire functie van promiscue gedrag? Omschrijf dat zo concreet mogelijk in termen van overlevingsvoordelen of voortplantingsvoordelen.
De theorie van Trivers voorspelt dat mannen als minst investerende sekse, weinig kieskeurig zijn. Een seksuele escapade buiten de paarband die zij met een specifieke vrouw hebben, zal voor hun dus vooral gewoon een extra kans op voortplanting en dus genenverspreiding betekenen. Omdat het daarbij gaat om een eenmalig contact zou je bovendien verwachten dat ze daarbij zelfs nog wat minder kieskeurig zijn dan bij het zoeken naar een partner voor de langere termijn. Promiscue gedrag levert een man dus een vrij direct voortplantingsvoordeel op.
Vrouwen zijn, als meest investerende sekse, al vrij kieskeurig bij het zoeken naar een man die hen kan ondersteunen bij zwangerschap en kinderzorg. Bij overspel zullen zij die standaard zeker niet verlagen. Wat voor hen uit een kort seksueel contact te halen is, is vooral een betere variant van wat ze uit de bestaande paarband al verkrijgen. Het kan bijvoorbeeld extra bestaansmiddelen opleveren (resource extraction). Daarnaast is het ook mogelijk om tijdelijk een man te bemachtigen die over betere genen beschikt en haar dus een beter nageslacht kan opleveren (denk aan de ‘sexy sons’- en ‘healthy offspring’-hypothesen!). Promiscue gedrag kan voor de vrouw dus zowel overlevingsvoordelen opleveren via extra bestaansmiddelen, als voortplantingsvoordelen door betere genen te bemachtigen voor haar nageslacht.
In de vorige vraag zagen we hoe we op basis van bestaande theorieën een verklaring kunnen bieden voor het bestaan van ‘seksespecifieke kortetermijnstrategieën op het gebied van seksuele reproductie’, ofwel overspel. Dit is te beschouwen als theoretische evidentie, zoals bedoeld door Schmitt en Pilcher.
Eerder in deze cursus hebben we het schema van Schmitt en Pilcher gebruikt om evidentie te verzamelen over zwangerschapsmisselijkheid. Dat gaan we nu doen voor deze seksespecifieke kortetermijnstrategieën. In het boek worden daarvoor vanaf pagina 111 diverse bronnen van bewijsmateriaal aangehaald. U kunt dit schema bereiken via onderstaande link:
Verzamel uit beide bronnen zo veel mogelijk feitelijk bewijsmateriaal en rangschik dat in het invulschema.
https://youlearn.ou.nl/documents/307795507/307820559/evidentie_voor_overspel_terugkoppeling.pdf/b746fe39-ab3e-2398-f505-ec3bfc1b6c4e?t=1462801091000
In het hoofdstuk ‘Gezin’ van Seks en de Evolutie komt ook het thema seksespecifieke onzekerheden aan de orde. Hiermee wordt bedoeld dat elke sekse een eigen punt van onzekerheid kent bij de voortplanting.
Leg voor elk van beide seksen uit wat die onzekerheid inhoudt en hoe dit zich verhoudt tot jaloezie.
Vrouw
De onzekerheid van de vrouw draait met name om bestaansmiddelen. Wanneer zij zwanger raakt en de man haar verlaat, heeft zij een investeringprobleem. Zij zal dan zelf bestaansmiddelen moeten vergaren om het kind groot te brengen, terwijl zij daar juist op dat moment weinig tijd voor heeft. Vrouwen zullen dus over het algemeen eerder last krijgen van jaloezie wanneer hun man tekenen vertoont van emotionele ontrouw. Dan loopt zij namelijk de kans dat hij zijn bestaansmiddelen met anderen gaat delen, waardoor haar onzekerheid groeit.
Man
Hoe groot het investeringsprobleem van de vrouw ook is, één ding weet zij zeker. Wanneer zij zwanger is, dan weet zij dat het kind van haar is. Een investering is dus altijd goed besteed. Een man kan daar nooit zeker van zijn. Het is mogelijk dat zijn vrouw overspel gepleegd heeft. Dit is wat we vaderschapsonzekerheid noemen. Mannen zullen dus over het algemeen eerder last krijgen van jaloezie wanneer hun vrouw tekenen vertoont van seksuele ontrouw. Dan loopt hij namelijk de kans dat hij bestaansmiddelen gaat investeren in een kind dat niet het zijne is.
Probeer vervolgens op basis van wat u nu geleerd hebt te beredeneren welke signalen de andere sekse kan afgeven om die jaloezie weg te nemen. Houdt hierbij rekening met het onderscheid tussen ultimate en proximate verklaringen.
Man
Signalen die de man kan afgeven om die onzekerheid te verkleinen zijn dus signalen van emotionele, sociale trouw. Wanneer hij haar kan laten zien dat hij zijn aandacht aan haar schenkt en bereid is zijn bestaansmiddelen exclusief met haar te delen, wordt die onzekerheid van de vrouw kleiner. Het klinkt banaal, maar dit ultimate investeringprobleem verklaart waarom het in onze proximate beleving zo belangrijk is dat mannen naar hun partner luisteren, haar aandacht geven en regelmatig met kleine presentjes thuis komen.
Vrouw
Signalen die de vrouw kan afgeven om die onzekerheid te verkleinen zijn dus signalen van seksuele trouw. Wanneer zij hem kan laten zien dat hij de enige is met wie zij het bed deelt, wordt die onzekerheid van de man kleiner. Ook hier is dus weer sprake van een ultimaat probleem, dat verklaart waarom het in onze proximate beleving zo belangrijk is dat vrouwen hun man duidelijk kunnen maken er seksueel alleen voor hem te zijn.
Wat zijn Twee van de belangrijkste evolutionair-psychologische claims?
- Er bestaat een menselijke aard.
2. Vroegere ecologische en sociale druk zijn verantwoordelijk voor de evolutie van die aard.
Seksuele selectie zou ‘goede’ partnerkeuzen moeten bevorderen. Er zijn twee
manieren om de relatie tussen seksuele selectie, partnerkeuze en menselijk gedrag te onderzoeken. Welke 2?
- Comparatieve methode: onszelf vergelijken met primaten met wie we een gemeenschappelijke voorouder hebben.
- Onderzoeken van de mate waarin partnervoorkeuren voorkomen in verschillende culturen. Er zouden dan meer
overeenkomsten dan verschillen moeten zijn.
Chimpansees en mensen delen 98% van hun genen en een gemeenschappelijke voorouder van 6-7 miljoen jaar geleden.
Chimpansees leven in groepen van 20 tot 100 leden in een splitsing-fusie-gemeenschap. Wat betekent dit?
groepen vallen regelmatig
uiteen in kleinere groepen, en kunnen later weer bij elkaar komen. De permanente kern bestaat uit mannen, terwijl
vrouwen zich regelmatig bij andere groepen aansluiten.
Waarom ondersteunen chimpansees de meat for sex hypothese?
Hoewel chimpansees frugivoor (fruiteters) zijn, jagen ze soms op kleine zoogdieren. Soms geeft een man vlees aan
mannen die bij de jacht geholpen hebben, of aan een vruchtbare vrouw, wat mogelijk zijn paringskansen vergroot
Bonobo’s verschillen genetisch 1,3% van mensen, maar slechts 0,4% van chimpansees. Bonobo’s en chimpansees leven
beiden op een andere oever van de Congo-rivier, waardoor men denkt dat ze een gemeenschappelijke voorouder hebben
voordat deze rivier bestond. Bonobo’s zijn wat smaller en gracieuzer dan chimpansees. Ze leven ook in splitsing-fusiegemeenschappen,
met 50 en 120 individuen. Ondanks dat ze meer in bomen leven, kunnen ze beter op twee voeten
lopen dan gewone chimpansees. Eten vooral fruit, maar jagen ook. Zowel mannen als vrouwen nemen deel aan de jacht.
Hoe verschillen ze van chimpansees?
Anders dan bij chimpansees staan de vrouwen centraal; ze vormen coalities waardoor ze de controle in de sociale groep
kunnen handhaven. Mannen blijven jarenlang bij hun moeder. Bonobo’s zijn minder agressief dan chimpansees, maar
vormen wel dominante hiërarchieën. Een moeder die hoog in rang is, kan voortplantingssucces van haar zoon vergroten.
Onderlinge verzorging en voedsel delen komt regelmatig voor tussen mannen en vrouwen. Er zijn gevallen van
vrouwelijke bonobo’s die bij voorkeur paren met mannen van wie ze voedsel hebben gekregen. Waarom is dit moeilijk te verifiëren?
Omdat bonobo’s heel vaak seks hebben