Studietaak 7, H17 Flashcards
Depersonalisatie
Bij depersonalisatie geldt een gevoel van vervreemding tegenover de eigen persoon en het eigen lichaam. Het eigen lichaam wordt ervaren als niet vertrouwd of onecht. Men heeft de ervaring buiten het eigen lichaam te staan: handen bijvoorbeeld worden niet waargenomen als de eigen handen.
Derealisatie
Bij derealisatie is er sprake van vervreemding van de omgeving. Dan wordt de omgeving als niet vertrouwd en onecht ervaren. De wereld wordt ervaren als vervormd of in een droom of wordt als het ware waargenomen vanachter glas.
Waarom zouden depersonalisatie en derealisatie lijdensdruk veroorzaken?
Het realiteitsbesef bij zowel depersonalisatie als derealisatie blijft intact. Handen worden niet waargenomen als de eigen handen, maar tegelijkertijd is er het besef dat het wel de eigen handen zijn. En de wereld wordt ervaren als onecht, vervormd en vaag terwijl het besef er is dat dat niet klopt. Dat kan bedreigend en beangstigend zijn en de betrokkene het gevoel geven ‘gek te worden’.
Leg kort uit wat een dissociatieve-identiteitsstoornis is.
Bij een dissociatieve-identiteitsstoornis is er sprake van meerdere persoonlijkheidstoestanden of identiteiten, die als het ware een afzonderlijk leven leiden, met een zekere mate van autonomie functioneren en de controle over het gedrag afwisselend overnemen.
Waarom zou een dissociatieve-identiteitsstoornis lijdensdruk veroorzaken?
Er is bij een dissociatieve-identiteitsstoornis sprake van een discontinuïteit in zelfcontrole, omdat de verschillende identiteiten de controle overnemen. De persoon heeft geen controle over zijn/haar identiteiten. De identiteiten kunnen zich plotseling uiten in observeerbaar gedrag, wat voor de omgeving aanleiding kan zijn om te denken dat de betrokkene ‘gek geworden’ is.
Het schema-modusmodel verklaart dissociatieve symptomen vanuit modi en wisselingen tussen deze modi. In de disfunctionele kindmodi ervaren mensen intensieve aversieve emoties, zoals eenzaamheid, wantrouwen, woede en impulsiviteit. De disfunctionele oudermodi worden gekenmerkt door geïnternaliseerde negatieve overtuigingen over het zelf, die gepaard kunnen gaan met een lage zelfwaardering, veel zelfhaat, schuld, schaamte of extreem hoge eisen. Het spreekt voor zich dat deze modi lijdensdruk veroorzaken.
Hoe worden dissociatieve stoornissen gediagnosticeerd?
Voor het screenen op een dissociatieve stoornis zijn er diverse vragenlijsten beschikbaar. Op basis van de scores op deze lijsten kunnen er echter geen conclusies getrokken worden aangaande de aan- of afwezigheid van dissociatieve stoornissen; het zijn screeningsinstrumenten. Bij een hoge score op deze lijsten is er een klinisch interview nodig waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen dissociatieve amnesie, depersonalisatie, derealisatie, identiteitsverwarring en identiteitswijziging. Op basis van de ernstscores op deze clusters, en op basis van observaties tijdens het klinisch interview en van differentiaal-diagnostische overwegingen kan de aan- of afwezigheid van dissociatieve stoornis geconstateerd worden.
Er zijn een aantal nieuwe behandelmethoden ontwikkeld voor dissociatieve stoornissen. Wat was de aanleiding daarvoor?
De ontwikkeling van dit nieuwe aanbod is mede in gang gezet door de bevindingen dat er bij mensen met DIS geen sprake is van afgesplitste identiteiten en amnesie tussen identiteiten. Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van overdracht van kennis tussen identiteiten op het gebied van episodisch, semantisch, autobiografisch en procedureel geheugen. Ook blijkt uit onderzoek dat een stabilisatiefase voorafgaand aan de traumaverwerkingsfase, zoals noodzakelijk verondersteld wordt bij de psychodynamische psychotherapie, niet noodzakelijk is en geen toegevoegde waarde heeft.
Welke zijn die nieuwe behandelmethoden voor dissociatieve stoornissen?
- Korte traumagerichte behandeling-> Daarbij wordt ervan uitgegaan dat DIS-klachten in stand gehouden worden door vermijdingsgedrag en disfunctionele overtuigingen over dissociatie en geheugen.
- Schematherapie-> Het doel is traumaverwerking, de gezonde volwassen kant te laten groeien en het onder controle krijgen van disfunctionele modi.
- Unified protocol for DIS-> Het Unified Protocol is een transdiagnostische behandeling, gebaseerd op cognitief-gedragsmatige principes. In deze behandeling wordt onderzocht welke gedachten, gevoelens en gedrag samenhangen met de presentatie van dissociatieve symptomen en welke (inter)persoonlijke variabelen samenhangen met de verergering dan wel vermindering van de symptomen. De behandeling is er niet op gericht om persoonlijkheidsidentiteiten te integreren, maar om met emoties om te gaan.
Uit een recent Amerikaans onderzoek naar de comorbiditeit van dissociatieve stoornissen blijkt dat
A. een unipolaire depressie vaak samengaat met depersonalisatie/derealisatie.
B. autismespectrumstoornis vaak samengaat met depersonalisatie/derealisatie.
C. een obsessief-compulsieve stoornis vaak samengaat met DIS.
D. een angststoornis vaak samengaat met DIS.
A
Er is beperkt longitudinaal onderzoek gedaan naar de bijdragen van omgevingsfactoren aan de ontwikkeling van dissociatieve stoornissen. Uit dit onderzoek blijkt dat
A. seksueel misbruik en ernstige lichamelijke mishandeling in de kindertijd vaak voorkomende antecedenten te zijn van depersonalisatie/derealisatie in de volwassenheid.
B. seksueel misbruik en ernstige lichamelijke mishandeling in de kindertijd vaak voorkomende antecedenten zijn van DIS in de volwassenheid.
C. een gedesorganiseerde hechtingsstijl in de kindertijd een voorspellende factor is voor dissociatieve symptomen in de volwassenheid.
D. biologische kwetsbaarheid en herhaalde blootstelling aan opvoeders met een angststoornis een voorspellende factor is voor DIS.
C
Tot voor kort bestond het behandelaanbod voor mensen met DIS voornamelijk uit een psychodynamische psychotherapie. Deze behandeling bestaat uit drie opeenvolgende fasen. Welke zijn dat?
A. 1) stabilisatie, 2) interoceptieve exposure aan symptomen, 3) traumaverwerking
B. 1) stabilisatie, 2) traumaverwerking, 3) integratie van de verschillende persoonlijkheidstoestanden
C. 1) traumaverwerking, 2) emoties herkennen, 3) emoties reguleren
D. 1) traumaverwerking, 2) emoties herkennen, 3) stabilisatie
B
Dissociatie
Een ervaren verstoring van of discontinuïteit in normaliter geïntegreerde functies waaronder het bewustzijn, geheugen, identiteit, emoties, waarneming, lichaamsbeweging en het motorisch functioneren.
Dissociatieve amnesie
Onvermogen om zich belangrijke autobiografische informatie te herinneren, gewoonlijk van traumatische, stressvolle aard. Het kan specifieke amnesie zijn voor een specifieke gebeurtenis of gegeneraliseerde amnesie voor (delen van) de levensgeschiedenis.
-> inconsistent met gewone vergeetachtigheid.
Fugues
Iemand komt bij bewustzijn op een plek zonder te weten hoe hij/zij daar terecht is gekomen.
Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS)
2 of meer afzonderlijke persoonlijkheidstoestanden of identiteiten (identiteitsfragmentatie). Het gaat gepaard met een duidelijke discontinuïteit in zelfbeleving en gevoel van zelfcontrole en kan gepaard gaan met het ervaren van verandering in onder andere affect, cognitie en gedrag.
De manifestatie van verschillende persoonlijkheid toestanden kan zich uitten in observeerbaar gedrag en door anderen in de omgeving worden opgemerkt of alleen door de persoon zelf worden gerapporteerd.
Inter-identiteitsamnesie komt vaak voor.