Studietaak 10, H20 Flashcards
In hoofdstuk 20 staat dat er in de DSM-5-TR tien slaapstoornissen worden onderscheiden. Welke zijn dat?
- insomniastoornis
- slaapapneu
- hypersomnolentiestoornis
- narcolepsie
- circadianeritme- slaap- waakstoornis
- non-remslaap- arousalstoornis
- nachtmerriestoornis
- remslaapgedragsstoornis
- rustelozebenensyndroom
- slaapstoornis door een middel.
Beschrijf heel in het kort de specifieke kenmerken van de in het boek genoemde eerste negen slaapstoornissen.
- Bij een insomniastoornis is er sprake van klachten over hoeveelheid of de kwaliteit van slaap zoals moeite met inslapen, meerdere langdurige slaaponderbrekingen (moeite met doorslapen) en/of te vroeg wakker worden.
- Slaapapneu is een ademhalingsgerelateerde slaapstoornis. De drie meest voorkomende stoornissen binnen deze groep zijn het obstructieve slaapapneusyndroom (OSAS) of het hypopneusyndroom, het centrale slaapapneusyndroom (CSAS) en de slaapgerelateerde hypoventilatie. Tijdens de slaap is er bij deze stoornissen sprake van meerdere ademhalingsstops die steeds enkele seconden aanhouden.
- Bij een hypersomnolentiestoornis is er sprake van een excessieve slaperigheid overdag en een sterke neiging om overdag in slaap te vallen.
- Narcolepsie is een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door onbedwingbare slaapaanvallen en een onweerstaanbare slaperigheid overdag, die gepaard kunnen gaan met hallucinaties en slaapparalyse.
- De circadianeritme- slaap-waakstoornis wordt gekenmerkt door een afwijkend 24-uurspatroon in de slaap-waakafwisseling zoals te laat inslapen (verlate slaapfase), te vroeg inslapen (vervroegde slaapfase) en een onregelmatig slaap-waakpatroon.
- Bij de non-remslaap-arousalstoornissen is er sprake van terugkerende episoden van incompleet ontwaken, zoals bij slaapwandelen en nachtelijke paniekaanvallen, die bij het wakker worden vergeten zijn.
- De nachtmerriestoornis wordt gekenmerkt door lange dromen die beangstigend reëel lijken en steeds meer emotionele inhoud krijgen, en het dagelijks functioneren verstoren.
- Bij de remslaapgedragsstoornis is er ook sprake van ontwaken uit een droom evenals bij de nachtmerriestoornis, maar treedt er geen spierverslapping tijdens de slaap op en is er sprake van heftige, vaak agressieve bewegingen.
- Het rustelozebenensyndroom leidt tot moeilijk in- en/of doorslapen door een onprettig gevoel in de benen en een drang om de benen te bewegen
Insomniastoornis
Klachten over de slaapkwaliteit ondanks dat er voldoende tijd en gelegenheid is om te slapen. Moeite met inslapen, meerdere langdurige slaaponderbrekingen en/of te vroeg in de ochtend ontwaken.
Het treft ook het dagelijks functioneren. de mate van het disfunctioneren wordt gezien als de graadmeter voor de ernst van de insomnia.
Slaapapneu
Ademhalings gerelateerde slaapstoornis. Het wordt gekenmerkt door slaperigheid en slaapaanvallen overdag.
-> Minimaal 5 ademhalings-stops per uur van minimaal 10 seconden.
Wat zijn de drie meest voorkomende vormen van slaapapneu?
- OSAS: obstructieve slaaapneusyndroom: te slap strottenhoofd.
- CSAS: centrale slaapapneusyndroom: regeling hersenstam.
- Slaapgerelateerde hyporentilatie: polysomnografie.
Hypersomnolentiestoornis
Bovenmatige slaperigheid overdag, moeite met wakker worden en vaak meer dan 1 uur slapen overdag.
Soms ook slaapinertie-> slaapdronkenheid.
Narcolepsie
Neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door onbedwingbare slaapaanvallen overdag. Ook is er soms sprake van hypnagoge en hypnompompe hallucinaties en slaapparalyse. Vaak bij het inslapen en ontwaken.
-> 2 subtypen: met of zonder kataplexie (plotselinge spierverslapping die wordt uitgelokt door intense emoties).
Circadianeritme-slaap-waakstoornis
Afwijkend 24-uurspatroon: DSPD delayed sleep phase syndrome.
-> Verkeerd afgestelde biologische klok.
De ontregeling kan zowel door externe factoren komen, als door een intrinsieke stoornis in het biologisch klokmechnisme zelf.
Non-remslaap-aurousal stoornis
perioden van incompleet ontwaken die meestal optreden tijdens het eerste deel van de slaapperiode.
-> Vaak slaapwandelen (somnambulisme) of nachtelijke paniekaanvallen (pavor nocturnus).
-> Het verschilt van de paniekstoornis: want hier wordt de paniekaanval niet herinnerd.
-> er zijn ook overeenkomsten met temporele epilepsie; alleen is de oorzaak anders, voor epilepsie is dit neurologisch.
Nachtmerriestoornis
Samenhangende lange dromen die beangstigend reëel lijken en steeds meer emotionele inhoud krijgen. Tijdens de droom ervaart de dromer emoties als angst, paniek, woede, walging en andere negatieve emoties.
-> Pas een stoornis als ze het dagelijks functioneren verstoren.
-> geen mentale verwardheid, desoriëntatie en evidente motorische onrust: heldere herinnering.
Remslaapgedragsstoornis
Atone (verslapping) van de spiergroepen, die normaal tijdens de slaap plaatsvindt , is afwezig en er treedt arousal op vaak in de vorm van agressie.
-> na de episode is de persoon snel wakker en rapporteert een bijpassende droominhoud.
Een van die modellen is het 3P-model van Spielman (1987). Wat houdt dat model in?
Volgens het model zijn er drie p’s die een rol spelen bij insomnia.
De predisponerende factoren zijn biologische of psychologische kwetsbaarheden die iemand vatbaar maken voor insomnia, zoals genen en neuroticiteit.
Precipiterende factoren of uitlokkende factoren voor acute slaapproblemen zijn onder andere werkstress, zorgen over kinderen of feestjes van de buren.
De perpetuerende factoren zorgen ervoor dat de insomnia in stand houdt. Dit zijn meestal gedragingen die bedoeld zijn om het slaapgebrek te herstellen, zoals dutjes overdag.
In hoeverre bouwt het hyperarousalmodel voort op het 3P-model?
Het hyperarousalmodel bouwt voort op het 3P-model: de disfuctionele gedachten over slaap die ook in het 3P-model voorkomen, leiden volgens het hyperarousalmodel tot een verhoogd fysiek, cognitief en emotioneel arousal-niveau, waardoor de slaap moeilijk te vatten is en er een vicieuze cirkel ontstaat: arousal zorgt voor een slechte slaap en een slechte slaap zorgt voor arousal. Hyperarousal wordt in dit model dan ook gezien als een centrale perpetuerende factor.
Een ander model voor de ontwikkeling van insomnia is gebaseerd op de leertheoretische principes. Welk model is dat en wat houdt het in?
Het model voor de ontwikkeling van insomnia dat gebaseerd is op de leertheoretische principes is het stimuluscontrolemodel. Volgens dit model verliezen stimuli die sterk geassocieerd zijn met slaap, zoals een bed of een slaapkamer, hun associatie met slaap doordat er lange tijd besteed wordt aan andere activiteiten, zoals televisiekijken in bed.
Waarom worden slaapstoornissen vaak ondergediagnosticeerd?
Slaapklachten komen voor bij alle vormen van psychopathologie. Er is dan ook een hoge comorbiditeit van slaapstoornissen met andere psychiatrische stoornissen. Er is steeds meer onderzoek dat erop wijst dat slaapstoornissen en psychiatrische stoornissen eenzelfde onderliggend werkingsmechanisme hebben. Dit gemeenschappelijke mechanisme maakt het ingewikkeld om slaapstoornissen te diagnosticeren en is waarschijnlijk een van de redenen waarom slaapstoornissen als comorbide stoornis vaak ondergediagnosticeerd worden.