Studietaak 1, H11 Flashcards
Welke twee kerndomeinen van ASS worden onderscheiden in de DSM-5-TR?
Kerndomein:
1. Deficiënties in sociale communicatie en sociale interactie.
- Beperkte repetitieve gedragingen, interesses en activiteiten.
Benoem voor het kerndomein ‘‘deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie’’ (voor ASS) de verschillende criteria, geef aan wat de criteria inhouden en geef ter illustratie bij ieder criterium een voorbeeld.
-Deficiënties in de sociale wederkerigheid: een beperkt vermogen om contact te leggen met anderen en gedachten en gevoelens te delen. Bijvoorbeeld geen antwoord geven op vragen of niet wachten op een gespreksbeurt.
-Deficiënties in non-verbale communicatie: beperkingen in het maken van oogcontact en moeite hebben met het gebruiken en begrijpen van gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Bijvoorbeeld te veel of te weinig oogcontact maken of het niet begrijpen van afwerende gebaren van anderen.
-Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties: moeilijk vrienden kunnen maken of vriendschappen onderhouden, beperkingen in het afstemmen van gedrag op verschillende sociale situaties. Bijvoorbeeld moeilijkheden met het aanpassen aan anderen of vrolijk gekleed naar een begrafenis gaan.
Kerndomein: beperkte repetitieve gedragingen, interesses en activiteiten
Benoem voor het kerndomein ‘‘beperkte repetitieve gedragingen, interesses en activiteiten’’ (voor ASS) de verschillende criteria, geef aan wat de criteria inhouden en geef ter illustratie bij ieder criterium een voorbeeld.
-Stereotiepe bewegingen, gedragingen of spraak: niet functionele, stereotiepe bewegingen en gewoonten. Bijvoorbeeld wiegen, tollen of fladderen of het dwangmatig herhalen van woorden (echolalie) om zichzelf gerust te stellen.
-Moeite met veranderingen, routines en rituelen: sterk vasthouden aan routines en een inflexibele hechting aan bepaalde routines en rituelen. Bijvoorbeeld een extreme behoefte om elke dag dezelfde route te nemen of overmatige weerstand tegen nieuwe spullen.
-Beperkte gefixeerde interesses: intensief bezig zijn met voorwerpen, onderwerpen en hobby’s. Bijvoorbeeld een extreme belangstelling voor vliegtuigen of spoorboekjes.
-Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels: snel last hebben van geluid, licht en aanrakingen of een sensorische over- of ondergevoeligheid voor pijn, warmte en kou. Bijvoorbeeld een vijandige reactie op het geluid van bestek op borden of een fascinatie voor knipperende kerstverlichting.
Wat zijn de DSM-5-TR kenmerken van ADHD?
ADHD wordt gekenmerkt door onoplettendheid en/of hyperactiviteit en impulsiviteit.
-Onoplettendheid verwijst naar een ernstig en aanhoudend gebrek aan concentratie.
-Hyperactiviteit verwijst naar overmatige en ongepaste motorische activiteit zoals niet stil kunnen zitten, overmatig tikken en overmatig spraakzaam zijn.
-Impulsiviteit verwijst naar overhaast gedrag waarbij in een opwelling wordt gehandeld zonder na te denken over de gevolgen.
Welke subtypen van ADHD kunnen worden onderscheiden?
- Het overwegend onoplettende type: als gedurende de afgelopen zes maanden voldaan is aan de criteria van onoplettendheid, maar niet aan de criteria van hyperactiviteit en impulsiviteit.
- Het overwegend hyperactieve-impulsieve type: als gedurende de afgelopen zes maanden voldaan is aan de criteria van hyperactiviteit en impulsiviteit, maar niet aan de criteria van onoplettendheid.
- Het gecombineerde type: als gedurende de afgelopen zes maanden is voldaan aan de criteria van onoplettendheid, de criteria van hyperactiviteit en de criteria van impulsiviteit.
Welk subtype van ADHD komt het meest voor bij volwassenen? En wat zijn kenmerken van daarvan?
Onder volwassenen komt ADHD van het overwegend onoplettende type het meest voor.
De kenmerken daarvan zijn onvoldoende aandacht voor details, moeite met aandacht bij een activiteit houden, niet luisteren bij aangesproken worden, werk niet afkrijgen en aanwijzingen niet opvolgen, moeite met organiseren van werk, taken vermijden die langdurig aandacht vragen, dingen vaak kwijtraken, gemakkelijk afgeleid zijn en vergeetachtigheid.
Wat zijn de 6 neurobiologische ontwikkelingsstoornissen in de DSM?
- Verstandelijke beperking.
- Communicatiestoornissen.
3.Autismespectrumstoornissen (ASS) - Anndachtsdeficiente/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD)
- Specifieke leerstoornis
- Motorische stoornissen
ASS
Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door tekortkomingen in de sociale communicatie en interactie en door de aanwezigheid van beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten.
Wat is de prevalentie van ASS?
1-2%
Hoe ligt de verhouding nature/nurture voor de ontwikkeling van ASS?
83% is erfelijk bepaald en 17% is gerelateerd aan erfelijkheidsfactoren.
Hoe ligt de comorbiditeit bij ASS?
Tussen de 54,8% en 94%, afhankelijk van geslacht, leeftijd en intelligentieniveau.
Waar is de diagnose ASS op gebaseerd?
Gedragskenmerken via: vragenlijsten, heteroanamnese en observatie.
-> het kan niet op neurocognitief niveau vastgesteld worden.
Wat is de oorzaak van ADHD?
Erfelijkheid (bij volwassenen 72%), samespel tussen diverse genen (polygenetisch), omgevingsfactoren en neurobiologische ontregeling.
Wat zijn belangrijke omgevingsfactoren bij de ontwikkeling van ADHD?
Blootstelling aan giftige stoffen, tekort aan voedingstoffen, zwangerschapscomplicaties en negatieve ervaringen.
Wat zijn belangrijke neuropsychologische kenmerken voor de ontwikkeling van ADHD?
-Verminderd verbaal en visuopationeel werkgeheugen.
-Verminderde vigilantie (waakzaamheid).
-Verminderd vermogen om te plannen.
-Verminderde mate van inhibitiecontrole.
-overschatting van de grootte van directe beloningen ten koste van uitgestelde beloningen.