Studietaak 3, H13 Flashcards
Wat zijn de kernsyptomen van een depressie?
De depressieve stoornis heeft als kernsymptomen een depressieve stemming en/of verlies van interesse en plezier. Andere symptomen die minimaal twee weken (bijna) dagelijks aanwezig kunnen zijn: verandering in gewicht, en/of verandering in slaappatroon, en/of vermoeidheid, en/of gevoelens van rusteloosheid, en/of gevoelens van waardeloosheid, en/of verminderde concentratie en besluiteloosheid, en/of suïcidegedachten of -plannen.
Er worden naast de depressieve stoornis nog twee depressieve-stemmingsstoornissen onderscheiden. Welke zijn dat en wat zijn de kenmerken van deze twee stoornissen?
Bij de persisterende depressieve stoornis is sprake van een minimaal twee jaar durende periode waarin gedurende de meeste dagen een depressieve stemming aanwezig is, en/of verandering in gewicht, en/of verandering in slaappatroon, en/of vermoeidheid, en/of gering gevoel van eigenwaarde, en/of hulpeloosheid, en/of verminderde concentratie en besluiteloosheid.
De premenstruele-stemmingsstoornis wordt gekenmerkt door klachten in de week voor de menstruatie en het verdwijnen van symptomen binnen enkele dagen na het optreden van de menstruatie. De symptomen zijn affectieve labiliteit, prikkelbaarheid, een sombere stemming, gevoelens van hopeloosheid, angst, verlies van interesse, moeite met concentreren, vermoeidheid, verandering in gewicht en slaappatroon, veel emoties en lichamelijke klachten.
Wat zijn de definties van een bipolaire I-stoornis, een bipolaire II-stoornis en een cyclothyme stoornis?
-> de drie bipolaire stoornissen.
Bij een bipolaire I-stoornis is sprake van manische episoden, meestal afgewisseld met depressieve en/of hypomane episoden. De verschijnselen van een manische episode zijn abnormale euforie, hyperactiviteit, allerlei fantastische invallen en plannen en een moeilijk te onderbreken stortvloed aan woorden.
Bij een bipolaire II-stoornis is sprake van minstens één depressieve en één hypomane episode. De verschijnselen van een hypomane episode zijn vergelijkbaar met die van een manische episode, maar minder ernstig in duur en intensiteit.
Bij een cyclothyme stoornis is sprake van een cyclisch patroon van talrijke, vaak korte, episoden met hypomane symptomen die afgewisseld worden door talrijke, vaak korte, episoden met depressieve symptomen, die niet voldoen aan de criteria voor een depressieve en manische episode
Beschrijf de kenmerken van de leertheoretische benadering van depressieve stoornissen.
Volgens de leertheoretische benadering is een depressie het gevolg van een specifieke leergeschiedenis. De depressie ontstaat doordat mensen niet voldoende hebben geleerd bekrachtigingen uit de omgeving te ontlokken. Het bekrachtigingsmodel beschrijft een vicieuze cirkel. Het depressieve gedrag wordt in eerste instantie met sympathie en bezorgdheid bekrachtigd door de omgeving en neemt daardoor toe. Na verloop van tijd neemt de bekrachtiging af en reageert de omgeving echter met aversie, vermijding en irritatie. Door de afname van bekrachtiging neemt de depressie en het depressieve gedrag toe. Het zelfcontrolemodel stelt dat het gebrek aan bekrachtiging uit de omgeving pas tot een depressie leidt als iemand zichzelf niet voldoende bekrachtigt of zichzelf te veel straft.
Beschrijf de cognitieve benadering van depressieve stoornissen.
In de cognitieve benadering worden er twee toonaangevende theorieën onderscheiden.
Volgens de cognitieve theorie van Beck ontstaat een depressie door disfunctionele cognities en de wijze waarop mensen informatie selecteren en toepassen. De disfunctionele cognities komen voort uit schemata die basale negatieve assumpties bevatten over de kijk op zichzelf, op de wereld en op de toekomst.
Volgens de aangeleerde-hulpeloosheidstheorie ontstaat een depressie vanuit het idee dat situaties oncontroleerbaar zijn. De attributiegeoriënteerde aangeleerde-hulpeloosheidstheorie legt de nadruk op de wijze waarop de oncontroleerbare situatie geïnterpreteerd wordt, ofwel de causale attributie. Als de oorzaak van een oncontroleerbare gebeurtenis intern geattribueerd wordt, dan vermindert de zelfwaardering en ontstaan depressieve gevoelens. Deze zullen langdurig zijn als de oorzaak stabiel geattribueerd wordt en in veel verschillende situaties optreden als de oorzaak globaal geattribueerd wordt.
Beschrijf de neurobiologische benadering van depressieve stoornissen.
De neurobiologische benadering gaat ervan uit dat depressies ontstaan vanuit biologische processen zoals genetische, immunologische en neurologische factoren. Genetische factoren op zich bieden echter onvoldoende verklaring: het gaat om een genetische kwetsbaarheid in interactie met omgevingsfactoren, zoals negatieve gebeurtenissen. Activatie van het immuunsysteem lijkt samen te hangen met stemmingsstoornissen. Zo zijn serotonine en noradrenaline betrokken bij de regulatie van emoties en spelen een belangrijke rol in de pathofysiologie van stemmingsstoornissen. Ook zijn er aanwijzingen dat de westerse levensstijl tot ontregelingen in het immuunsysteem leidt die geassocieerd zijn met het ontstaan van ontregelingen van stemming. Mogelijk zijn afwijkingen in de verbindingen tussen verschillende hersengebieden betrokken bij de veranderde emotieregulatie bij stemmingsstoornissen. Zo wordt de disharmonie tussen een verlaagde activiteit van de prefrontale cortex (belangrijk voor de remming van emoties) en een relatief verhoogde activiteit in dieper gelegen structuren van het limbische systeem (verhoogde emotionaliteit) beschouwd als een belangrijk element bij depressies.
Wat is het verschil tussen een ‘depri’ of dip en een depressie?
De oorzaken van een ‘depri’ of dip zijn vaak dezelfde als die van een depressie, bijvoorbeeld een scheiding, problemen op het werk of het verlies van een dierbaar iemand. Ook de symptomen kunnen hetzelfde zijn, zoals gebrek aan eetlust, slapeloosheid en lusteloosheid. Bij een ‘depri’ zijn de oorzaken na verloop van de tijd mogelijk nog steeds aanwezig, maar zijn de symptomen verdwenen. Er is dan weer sprake van normaal functioneren. Bij een depressie zijn de symptomen wel nog aanwezig. Solomon maakt een onderscheid tussen verdriet en depressie. Verdriet kan de trigger zijn voor een depressie.
Welke twee varianten heb je op een depressieve stoornis?
- Depressieve stoornis, eenmalige episode (er moeten minimaal twee maanden klachtenvrij tussen zitten om van losse episoden te spreken.
- Depressieve stoornis, recidiverend.
PDS
Persisterende depressieve stoornis
Premenstruele stemmingstoornis/ premenstruele dysfore stoornis (PMDS)
Depressieve klachten in de week voor de menstruatie en het verdwijnen van de klachten enkele dagen na het optreden van de menstruatie. Een week na de menstruatie zijn de klachten minimaal of aanwezig.
Waarom zijn vrouwen gevoeliger voor depressie?
Mede door: fluctuaties in oestrogeen, grotere neiging tot piekeren, groter bewustzijn over sociale standaarden (uiterlijk of cultureel bv) en een hogere prevalentie van seksueel misbruik.
-> de prevalentie van een bipolaire stoornis ligt bij mannen en vrouwen gelijk.