Seksueel overdraagbare aandoeningen Flashcards

1
Q

Chlamydia> Algemeen

A

Een Chlamydia trachomatis-infectie is de meest voorkomende bacteriële soa in NL.

Chlamydia trachomatis veroorzaakt een urogenitale infectie, maar kan ook trachoom, pneumonie en lymphogranuloma venereum veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chlamydia> Epidemiologie

A

Incidentie 60.000 per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chlamydia> Symptomen

A
  • Symptoomloos(++) (70-90% vrouwen en 50% mannen), waardoor grote kans bestaat lang met deze infectie door te lopen en een opstijgende infectie te krijgen
  • Symptomatische klachten zijn voornamelijk urethritisklachten: waterige afscheiding of dysurie (mannen), toegenomen fluor, branderig gevoel of pijn bij plassen, abnormaal vaginaal bloedverlies of pijn in onderbuik (vrouwen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chlamydia> Risicofactoren

A

MSM, prostitutie, personen uit soa-endemisch gebied, wisselende contacten, partner uit voorgaande groepen, leeftijd <25 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chlamydia> Oorzaak

A

o Chlamydia trachomatis, intracellulaire gramnegatieve bacterie, incubatietijd
1- 3 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chlamydia> Diagnostiek

A

PCR op urine of wattenstaafje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chlamydia> Behandeling

A

Azythromycine 1 gram eenÈnalig of doxycycline 2 dd 100 mg gedurende 7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chlamydia> Cave!

A

Complicaties zijn pelvic inflammatory disease (PID), epididymitis en/ of proctitis (voornamelijk MSM), let op mogelijkheid van verminderde vruchtbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Condylomata accuminata > Algemeen

A
Condylomata accuminata (anogenitale wratten) worden
veroorzaakt door het humaan papilloma virus (HPV). Het is een seksueel
overdraagbare infectie van de slijmvliezen in de anogenitale regio.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Condylomata accuminata > Epidemiologie

A
  • Incidentie vrouwen 0,5% per jaar
  • Incidentie mannen 0,4% per jaar
  • Prevalentie beide geslachten 0,6%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Condylomata accuminata > Symptomen

A
  • Plaats = Genitalia externa, perineum, anus en aangrenzende gebieden
  • Rangschikking = olitair of gegroepeerd, kunnen conflueren
  • Omvang = Een of enkele, enkele mm tot enkele cm, regionaal
  • Vorm = Grillig
  • Omtrek = Scherp begrensd
  • Kleur = uidskleurig, bruin of wit
  • Efflorescentie = (Gesteelde) papillomateuze tumor, mogelijk confluentie tot grote plaques
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Condylomata accuminata > Risicofactoren

A

MSM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Condylomata accuminata > Oorzaak

A

Veroorzaakt door HPV (veelal type 6 en type 11), incubatietijd: 4 weken- 8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Condylomata accuminata > Behandeling

A

Verschillende behandelingsopties met dezelfde effectiviteit

  • Lokale applicatie: podofyllotoxinecrème, imiquimodcrème of sinecathecinsezalf
  • Aanstippen door huisarts met trichloorazijnzuur
  • Cryotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Condylomata accuminata > Prognose

A
  • Spontane regressie bij goede afweer (tot 90% in 2 jaar), maar re-infectie mogelijk
  • HPV blijft aanwezig in 10-20% van vrouwen, waardoor kans op cervixcarcinoom, subtypes 6 en 11 zijn echter laagrisicotypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gonorroe> Algemeen

A

Gonorroe (‘druiper’,) is een bacteriële soa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gonorroe> Epidemiologie

A

Incidentie huisartsenpraktijk 0,2:1000 per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gonorroe> Symptomen

A
  • Incubatietijd varieert van 2-14 dagen
  • Klinisch beeld is afhankelijk van de wijze van besmetting
  • Mannen: faryngitis, urethritis (met purulent écoulement) of proctitis,
  • Vrouwen: naast faryngitis, urethritis of proctitis ook cervicitis
  • Conjunctivitis kan voorkomen
  • Symptoomloze infectie of met minimale toename van vaginale afscheiding in 30-60% van vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gonorroe> Risicofactoren

A

MSM, prostitutie, personen uit soa-endemisch gebied, wisselende contacten, partner uit voorgaande groepen, mannen:vrouwen = 4:1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gonorroe> Oorzaak

A

Neisseria gonorrhoeae (de gonokok), intracellulair groeiende gramnegatieve diplokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gonorroe> Diagnostiek

A
  • PCR op materiaal: vaginale wat bij vrouwen, eerste straalsurine bij mannen
  • Rectummateriaal: bij anale seks, anale klachten of MSM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gonorroe> Behandeling

A

Ceftriaxon 500 mg eenmalig i.m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Gonorroe> Prognose

A

Soms spontane genezing van een asymptomatische infectie, bij persisteren
zijn complicaties mogelijk, re-infectie of resistentie kan optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gonorroe> Cave!

A

Complicaties zoals epididymitis, PID of een verminderde fertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Herpes genitalis > Algemeen

A

Herpes genitalis is een infectie met HSV in de genitale regio (zie afbeelding 43).
Van het HSV bestaan twee types: HSV-1 en HSV-2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Herpes genitalis > Epidemiologie

A

HSV-2-antistoffen gevonden in 10-30% van de zwangere vrouwen, 80% met
positieve serologie heeft nooit symptomen gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Herpes genitalis > Symptomen

A
  • Primo-infectie: periode van koorts, malaise, regionale lymfeklierzwelling, spierpijn en hoofdpijn, gevolgd door klachten van pijn en jeuk aan de vulva, dysurie, urethritis en vaginale afscheiding bij vrouwen of urethritisklachten bij mannen
  • Na een periode van 6-7 dagen: ontstaan van vesikels met helder vocht op de huid > openbarsten > ulcera
  • Lokalisatie: de glans, het preputium en de schacht van de penis (mannen), vulva, het perineum of de cervix (vrouwen), huidafwijkingen rond de anus of een proctitis (MSM)
  • Laesies genezen zonder littekenvorming in 7-28 dagen, tijdens recidief ontstaan herpetiform gerangschikte vesikels die voor niet-geïndureerde pijnlijke ulceraties zorgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Herpes genitalis > Oorzaak

A

Veelal veroorzaakt door HSV-2, maar vanwege orogenitaal contact in toenemende mate ook door HSV-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Herpes genitalis > Diagnostiek

A

PCR van ulcusmateriaal bij twijfel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Herpes genitalis > Behandeling

A
  • Antivirale middelen (bijv. valaciclovir): verkorte duur, verminderde ernst van ziekteverschijnselen, verkorte periode van overdracht
  • Symptomatisch: zinkoxidesmeersel of zinksulfaatvaselinecrème
  • Lokale pijnstilling met lidocaïnezinkoxidesmeersel, of systemische pijnstilling met paracetamol of NSAID
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Herpes genitalis > Prognose

A

Vaker recidieven bij besmetting met HSV-2 (4-5 keer per jaar). dan bij HSV-1
(eenmaal per jaar). levenslange aanwezigheid van het virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Herpes genitalis > Cave!

A

Complicaties: aseptische meningitis en radiculopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Lymphogranuloma venereum > Algemeen

A

LGV is een bacteriële soa die door Chlamydia trachomatis wordt veroorzaakt. Twee types worden onderscheiden: anorectale LGV en inguinale LGV.

34
Q

Lymphogranuloma venereum > Epidemiologie

A

In 2008 is de diagnose 100 keer gesteld, vrijwel alleen voorkomend bij MSM

35
Q

Lymphogranuloma venereum > Symptomen

A
  • Incubatietijd: 2 weken-3 maanden
  • Snel voorbijgaand ulcus, gevolgd door het optreden van pijnlijke lymfeklierzwelling in de liezen
  • Anorectale LGV: proctitis met daarbij verschijnselen zoals anale afscheiding, jeuk, obstipatie, krampen of diarree
  • lnguinale LGV: pijnlijke lymfeklierzwellingen die fluctueren en abcederen (‘bubonen’). bij ruptuur van dergelijke zwellingen kunnen fistels ontstaan
36
Q

Lymphogranuloma venereum > Oorzaak

A

Chlamydia trachomatis, serotypes L 1, L2 en L3, een intracellulaire gramnegatieve bacterie

37
Q

Lymphogranuloma venereum > Diagnostiek

A

PCR op Chlamydia trachomatis, waarna serovarsbepaling (vaststellen type
bacterie)

38
Q

Lymphogranuloma venereum > Behandeling

A

Doxycycline 3 weken 2 dd 100 mg, waarna controle PCR

39
Q

Lymphogranuloma venereum > Prognose

A

Goed te behandelen, bij ernstig verloop van de infectie kunnen in en rond
de anus chronische ontstekingen ontstaan (abcessen en fistels), waardoor chirurgisch ingrijpen nodig kan zijn

40
Q

Lymphogranuloma venereum > Cave!

A

Chronische ontstekingen met fistel- en abcesvorming

41
Q

Syfilis> Algemeen

A

Syfilis (lues) is een bacteriële soa die wordt veroorzaakt door Treponema pallidum ssp. pallidum. Deze aandoening verloopt in stadia: vroege syfilis (syphilis recens) en late syfilis (syphilis tarda). Vroege syfilis kenmerkt zich door een infectieduur korter dan een jaar. In deze tijd is de patiënt besmettelijk. Late syfilis kenmerkt zich door een infectieduur van langer dan een jaar. In deze fase is de patiënt niet meer besmettelijk. Syfilis kan ernstig systemisch verlopen en komt vaak voor i.c.m. hiv.

42
Q

Syfilis> Epidemiologie

A

Incidentie NL <500 patiënten per jaar

43
Q

Syfilis> Symptomen

A
  • 1 stadium (primaire syfilis): na ±3 weken ontstaat op de plek van besmetting een papel - pijnloos, vast aanvoelend, rond of ovaal ulcus (ulcus durum, ‘harde sjanker’, zie afueelding 44) - genezing in 3-6 weken
  • 2 stadium (secundaire syfilis): door hematogene verspreiding en vermenigvuldiging van de bacterie in de weefsels ontstaat het 2• stadium meestal 3-10 weken na het ulcus du rum. In dit stadium ontstaan algemene verschijnselen (zoals koorts, algehele malaise, gewichtsverlies, spierpijn en gewrichtspijnen) en huidmanifestaties (zie PROVOKE). Hierbij komen condylomata lata voor. Dit zijn vlakke glanzende papels of plaques,
    met een rode tot grijzige kleur, die veelal in de anogenitale regio gelokaliseerd zijn. In deze laesies zitten veel spirocheten en ze zijn
    dus erg besmettelijk.
44
Q

Syfilis> Symptomen PROVOKE 2e stadium

A
  • Plaats = Handpalmen, voetzolen en hals, symmetrisch
  • Rangschikking = Confluerend
  • Omvang = Individuele laesies 1-2 tot 14-20 mm, gegeneraliseerd
  • Vorm = Wisselend
  • Omtrek = Onscherp begrensd
  • Kleur = Roze, paarsig of roodbruin (koperkleurig)
  • Efflorescentie = Maculae, papels en plaques, papulosquameuze eruptie
45
Q

Syfilis> Symptomen vroege latent en latent

A
  • Vroege latente syfilis: na 3-12 weken kunnen de verschijnselen uit het 2 stadium spontaan v;rdwijnen. Binnen het 1 • jaar treedt soms een recidief op.
  • Late latente fase: door reactie van het immuunsysteem zijn nog weinig bacteriën in het lichaam aanwezig. Hierdoor zijn geen huidafwijkingen meer te zien. Ongeveer 66% blijft in deze latente fase en klaring van alle bacteriën treedt waarschijnlijk niet op. Verschijnselen die kunnen optreden in dit stadium zijn granulomateuze noduli en noduli-ulceratieve afwijkingen (‘gummata’), neurosyfilis en cardiovasculaire syfilis.
46
Q

Syfilis> Oorzaak

A

Treponema pallidum ssp. pallidum, een spirocheet, die de huid binnendringt via kleine beschadigingen die mogelijk zijn ontstaan tijdens seksuele activiteit of al eerder aanwezig waren

47
Q

Syfilis> Diagnostiek

A

Donkerveldmicroscopie van vocht uit huidlaesies, serologische tests: treponemale en niet-treponemale tests, PCR

48
Q

Syfilis> Behandeling

A

Vroege syfilis: eenmalige i.m. injectie 2x1 ,2 miljoen IE benzathinebenzylpenicilline

49
Q

Syfilis> Prognose

A

Goede prognose na adequate therapie, na antitreponemale therapie serologische screening gedurende 2 jaar met na een jaar evt. een lumbaalpunctie, ECG en röntgenonderzoek van de thorax

50
Q

Syfilis> Cave!

A

Test op co-infectie met hiv, bij behandeling met benzathinebenzylpenicilline mogelijk sprake van een Jarisch-Herxheimer-reactie t.g.v. vrijgekomen endotoxinen uit dode spirocheten

51
Q

Trichomoniasis vaginalis > Algemeen

A

Trichomoniasis vaginalis is een parasitaire soa.

52
Q

Trichomoniasis vaginalis > Epidemiologie

A

Prevalentie 3, 1 % bij vrouwen in vruchtbare leeftijd

53
Q

Trichomoniasis vaginalis > Symptomen

A
  • Symptoomloos in 50-80%, meestal symptoomloos bij mannen
  • Vies ruikende groene en schuimende fluor vaginalis (++).
    ‘frambozenaspect’ op de cervix door rood en geïrriteerd vaginaslijmvlies (vrouwen). incidentele urethritis, prostatitis of epidydimitis (mannen)
54
Q

Trichomoniasis vaginalis > Oorzaak

A

Trichomonas vaginalis, een protozoön, voortbeweging middels flagellen, koloniseert vagina en urethra

55
Q

Trichomoniasis vaginalis > Diagnostiek

A

Microscopisch beeld van een fysiologisch-zoutpreparaat, kweek (bij mannen)

56
Q

Trichomoniasis vaginalis > Behandeling

A

Eenmalig 2 g metronidazol of 2 dd 500 mg per os gedurende een week, meebehandelen van partner

57
Q

Trichomoniasis vaginalis > Prognose

A
  • In een paar dagen afname fluor vaginalis na therapie
  • Vrouwen met een symptoomloze infectie kunnen de parasiet lang bij zich dragen, terwijl mannen vaak spontaan genezen
58
Q

Trichomoniasis vaginalis > Cave!

A

Zelden complicaties als prostatitis, balanitis, epididymitis en infertiliteit, sluit andere soa’s uit

59
Q

Alopecia areata> Algemeen

A

AA is een pleksgewijze, non-cicatriële alopecie waarvan wordt vermoed dat
het een haar-specifieke auto-immuunziekte betreft

60
Q

Alopecia areata> Epidemiologie

A

Prevalentie 0, 1-0,2%, lifetime risico 1,7%

61
Q

Alopecia areata> Symptomen

A
  • AA kan alle beharing aantasten, inclusief baard, wenkbrauwen en wimpers
  • meestal een solitaire, ronde of ovale, kale plek op het behaarde hoofd, normaal aspect van de hoofdhuid op deze kale plek, aanwezigheid van intacte follikels essentieel voor diagnose
  • Aanwezigheid van steeds smaller wordende korte haren in de richting van de hoofdhuid (‘uitroeptekenharen’, zie afbeelding 46) bij de randen van het alopeciagebied
62
Q

Alopecia areata> Risicofactoren

A

Positieve familieanamnese, jongvolwassenen, atopische aanleg, syndroom van Down, leeftijd 20-50 jaar

63
Q

Alopecia areata> Oorzaak

A

Idiopathisch, waarschijnlijk een auto-immuunaandoening:

  • Normaal gesproken geen MHC-antigenenexpressie door normale haarfollikel keratinocyten
  • AA: interactie tussen cytotoxische T-cellen en haarmatrixcellen door expressie van HLA (humaan MHC)
64
Q

Alopecia areata> Diagnostiek

A

Mycologisch onderzoek bij twijfel tussen AA en een tinea capitis

65
Q

Alopecia areata> Behandeling

A

Moeizame behandeling:

  • Lokale corticosteroïden bij net beginnende kale plekken, maar mogelijk alleen werkzaam door spontaan herstel van de haargroei
  • Controversiële therapie: PUVA, topicale immunotherapie en intralaesionale corticosteroïden
  • Camouflagetherapie (haarstuk of pruik)
66
Q

Alopecia areata> Prognose

A

Gunstig spontaan beloop bij solitaire kleine laesies, slechtere prognose bij
begin van de alopecie op jongere leeftijd, veelal recidieven

67
Q

Alopecia areata> Cave!

A

Associatie van AA met vitiligo, auto-immuun schildklieraandoeningen, pernicieuze anemie en SLE. Naast alopecia areata bestaan ook alopecia totalis (volledig verlies hoofdhaar) en alopecia universalis (volledig verlies van alle lichaamsbeharing).

68
Q

Cicatriciële alopecia > Algemeen

A

Cicatriciële alopecia (alopecia atrophicans, ‘scarring alopecia’) is een pleksgewijze haaruitval die gepaard gaat met verlittekening van de hoofdhuid. Cicatriciële alopecia is op zichzelf geen diagnose, maar een verzamelnaam voor verschillende diagnoses die leiden tot deze verlittekening. Onderliggende ziektebeelden die kunnen leiden tot Cicatriciële alopecia: chronische discoïde lupus erythematodes (CDLE, zie afbeelding 47), lichen planopilaris, folliculitis decalvans, acne keloidalis etc.

69
Q

Cicatriciële alopecia > Symptomen

A

nflammatoire dermatosen, brandwonden, straling, maligniteiten

70
Q

Cicatriciële alopecia > Oorzaak

A

Onderscheid tussen een primaire en secundaire vorm:

  • Primaire vorm: ontstekingsreactie gericht tegen de haarfollikel (zoals bij eerder vermelde ziektebeelden)
  • Secundaire vorm: aantasting van de haarfollikel door een aspecifiek proces (zoals brandwonden, röntgenstraling, cutane maligniteiten etc.)
71
Q

Cicatriciële alopecia > Diagnostiek

A

Biopt om de onderliggende pathologie te achterhalen

72
Q

Cicatriciële alopecia > Behandeling

A

Uitbreiding kan mogelijk voorkomen door prednison, ciclosporine of hydroxychloroquine, hiervoor is echter weinig wetenschappelijk bewijs

73
Q

Cicatriciële alopecia > Prognose

A

Herstel van de beharing is niet mogelijk

74
Q

Hirsutisme> Algemeen

A

Hirsutisme is een vorm van overbeharing bij vrouwen, waarbij de beharing
volgens het mannelijk beharingspatroon is toegenomen. Verschillende
varianten worden onderscheiden.

75
Q

Hirsutisme> Epidemiologie

A

Prevalentie vrouwen in vruchtbare leeftijd 5%

76
Q

Hirsutisme> Symptomen

A

Aanwezigheid van terminale haren m.n. op de bovenlip, kin, hals, borst, buik, rug en binnenzijde van de bovenbenen van de vrouw. De ernst van overbeharing varieert per individu. Andere tekenen van hyperandrogenisme zijn: alopecia androgenetica, amennorroe, zwaardere stem en clitorishypertrofie.

77
Q
A

Overgewicht, polycysteusovariumsyndroom (PCOS), syndroom van Cushing, androgeenproducerende tumoren, geneesmiddelengebruik zoals steroïden of androgenen

78
Q

Hirsutisme> Oorzaak

A

Verhoging van de concentratie van testosteron, verhoogde gevoeligheid van de haarfollikels voor androgenen of een toename in de lokale omzetting van testosteron naar dihydrotestosteron

79
Q

Hirsutisme> Diagnostiek

A

Laboratoriumbepalingen zoals DHEAS, 17-0H-progesteron en testosteron voor het verkrijgen van aanwijzingen over de onderliggende oorzaak

80
Q

Hirsutisme> Behandeling

A
  • Behandeling van de onderliggende oorzaak
  • Medicamenteus: OAC als onderdrukking van de ovariële androgeenproductie, spironolacton en cyproteronacetaat (androgeenreceptorblokkers)
  • Niet-medicamenteus: verwijderen of bleken van de overbeharing
81
Q

Hirsutisme> Cave!

A

Verwijzing naar gynaecoloog of endocrinoloog, wees bedacht op ernstige psychosociale problematiek die door hirsutisme wordt veroorzaakt