Regulatie spijsverteringskanaal en metabolisme (week 3) Flashcards

1
Q

Welke 2 factoren reguleren de tractus digestivus?

A
  • Hormonen
  • Zenuwcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verloopt de neurale regulatie van de tractus digestivus?

A
  • Neurale regulatie verloopt via plexus enteritis van het spijsverteringsstelsel voor korte reflexen
  • Het centrale zenuwstelsel voor lange reflexbogen
    –> parasymphatisch
    –> orthosympathisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor is het parasympatische deel van het centrale zenuwstelsel verantwoordelijk bij de regulatie van de tractus digestivus?

A

‘rest and digest’-fase
* positieve feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor is het orthosymphatische deel van het centrale zenuwstelsel verantwoordelijk bij de regulatie van de tractus digestivus?

A

‘fight of flight’
* Negatieve feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stimuleert de secretie van HCl

A
  • gastrine
  • histamine
  • parasympatische neuronen
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat remt de secretie van HCl

A
  • Secretine
  • Somatostatine
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat stimuleert de secretie van HCO3-

A
  • Secretine
  • parasympatische neuronen
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat remt de secretie van HCO3-

A
  • Plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat stimuleert de secretie van pancreasenzymen

A
  • Cholecystokinine
  • Parasympatische neuronen
  • Plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat remt de secretie van pancreas enzymen?

A
  • Plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat stimuleert de motiliteit van de maag?

A
  • gastrine
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat remt de motiliteit van de maag?

A
  • cholecystokinine
  • secretine
  • sympathische neuronen (via noradrenaline)
  • plexus entericu s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat stimuleert de motiliteit in de dunne darm?

A
  • gastrine
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat remt de motiliteit van de dunne darm?

A
  • Sympathische neuronen (via noradrenaline)
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat stimuleert de motiliteit van de dikke darm?

A
  • gastrine
  • plexus entericus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat remt de motiliteit in de dikke darm?

A
  • Sympathische neuronen (via noradrenaline)
  • plexus entericus
17
Q

Wat is enterogatrsiche regulatie?

A
  • Regulatie die ervoor zorgt het het duodenum beschermt wordt
  • Hormonen secretine en cholecystokinine (groter effect) zorgen hiervoor
  • Deze hormonen zijn enterogastronen die maagontlediging remmen
  • Zorgen dus voor minder maagcontracties
18
Q

Wat gebeurt er tijdens de absorptiefase

A
  1. De lever krijgt veel voedingsstoffen aangeleverd vanuit de tractus digestivus, voornamelijk glucose en aminozuren
  2. De lev er gebruikt hier zelf een deel van en de rest komt in de circulatie terecht, opdat andere weefsel het kunnen gebruiken
  3. Het overschot aan glucose wordt ind e vorm van glycogeen in de lever of in de spieren opgeslagen of komt als triglyceriden in vetweefsel
  4. Triglyceriden in capillairen van vetweefsel worden daarna door lipase afgebroken
19
Q

Wat is het belangrijkste hormoon van de absorptie fase?

A

Insuline

20
Q

Waar wordt insuline geproduceerd?

A

IN de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier door de betacellen

21
Q

Wanneer wordt insuline afgegeven?

A

Bij een te hoog glucosegehalte van het bloed

22
Q

Wat gebeurt er met de spieren bij een hogere insuline concentratie in het bloed?

A
  • De glucose opname en verbruik in spieren neemt toe
    Hierdoor worden de volgende processen gestimuleerd:
  • synthese van glycogeen
  • aminozuur opname
  • eiwitsynthese
23
Q

Wat gebeurt er in de lever bij een hogere insuline concentratie in het bloed?

A
  • de glycogeen en triglyceride synthese wordt gestimuleerd
  • Er vindt geen synthese van ketonen plaats
24
Q

Wat gebeurt er als insuline bindt aan zijn receptor?

A
  1. er worden signaaltransductieroutes geactiveerd
  2. Hierdoor fuseren er meer vehikels met glucose- transporters (GLUT) erin met het celmembraan
  3. Doordat er meer glucose transporters aan het celmembraan zitten, wordt de opname van glucose gestimuleerd
  4. Als het glucosegehalte gedaald is, dan komen de transporters de cel weer binnen om later weel deel te kunnen nemen aan dit process
25
Q
A