Longfysiologie 1 & 2 (week 1) Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van het respiratoir systeem?

A
  • Uitwisseling van gassen
  • Creëren van geluid
  • Reuk
  • Afweer
  • Opvangen van bloedstolsels
  • homeostatische regulatie van de PH (nieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oxidatie van glucose

A

C6H12O6 + 6 O2 -> 6 CO2 + 6 H20 + energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oxidatie van vet

A

C16H32O2 + 23 02 -> 16 CO2 + 16 H2O + energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

respiratoir quotiënt (RQ)

A

verhouding van de vorming van co2 moleculen met het verbruik van o2 meloculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RQ van oxidatie van glucose

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

RQ van oxidatie van vet

A

0,7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ideale gaswet?

A

De druk (P) maal het volume (V) is constant als et aantal deeltjes (n) en de temperaruur (T) ook constant zijn. (R is ene constante) -> PxV=nxRxT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de zuurstofspanning in de lucht, in de longblaasjes en in de kleine longcapillairen?

A

in de lucht is het 160 mmHg, in de longblaasjes 105 mmHg en in de kleine longcapillairen 40 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe hoog wordt de zuurstofspanning als er diffussie in de longcapillairen heeft plaatsgevonden?

A

100 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe hoog is de koolstofdioxide spanning in de lucht, in de longblaasjes, na de longcapillairen, in de cellen en na difussie van de cellen?

A

0,3
40
40
>46
46

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de stappen van de zuurstofstoom in het lichaam?

A
  1. opname in longen
  2. opname in het bloed
  3. transport in het bloed (hart)
  4. afgifte aan de weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke cellen bevatten de alveoli en wat produceren ze?

A

Pneumocyten type II en ze produceren surfacant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar bestaat surfactant uit en wat is het doel van surfactant?

A

het bestaat uit eiwitten en fosfolipiden en het zorgt voor de verlaging van de alveolaire oppervlaktespanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functionele residuaal capaciteit (FRC)

A

De hoeveelheid lucht die achterblijft in de longen na een normale uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Residuaal volume (RV)

A

deze lucht blijft bij een maximale uitademing achter in de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het niet mogelijk om alle lucht uit de longen te ademen?

A

Om de gasspanning in de alveoli te behouden, zodat ze niet inklappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Teugvolume (TV)

A

wat je bij een normale in en uitademing in en uit ademt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Inspiratoir reserve volume (IRV)

A

Het volume wat je na een gewone inademing nog kan in ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Inspiratoire capaciteit (IC)

A

TV+IRV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vitale capaciteit (VC)

A

maximale inademen en uitademen bij elkaar opgetelt

21
Q

Dode ruimte

A

wat niet meedoet aan de uitwisseling van zuurstof

22
Q

Hoe werkt een inademing?

A

Het middenrif gaat naar beneden , oppervlakte en volume longen wordt groter, druk daalt en de longen vullen met lucht

23
Q

Hoe werkt een uitademing?

A

Het middenrif beweegt omhoog, oppervlakte en volume longen lager, druk stijgt en de druk beweegt uit de longen

24
Q

Wat is de formule voor de flow?

A

F = (Palv - Patm)/R

25
Q

respiratoir minuut volume

A

hoeveelheid lucht die we per minuut in en uitademen, normaal ongeveer 6000 mL per minuut (500 ML is teugvolume)

26
Q

alveolair minuut volume

A

hoeveelheid lucht die in de alveoli terecht komt (je haalt van het toegvolume nog de dode ruimte af), normaal rond de 4200 mL per minuut (500-150x12)

27
Q

Hoe zitten de longen vast aan het diafragma?

A

Met een mechanische koppeling: Binnenkant van de thorax zit het borstvlies, de pleura parietalis en de buitkant van de longen zit de peura pulmonalis/pleura visceralis. Daartussen zit een laagje intrapleurale vloeistof voor smeering.

28
Q

Hoe heet en is de druk in de intrapleurale ruimte ten opzichte van de druk in de thoraxholte?

A

intrathoracaledruk, negatief

29
Q

Wat is longcompliantie en hoe kan deze berekent worden?

A

maar voor de rekbaarheid van de longen, de toename in longvolume/ de toename in transpulmonale druk

30
Q

Transpulmonale druk

A

alveolaire druk - intrpleurale druk

31
Q

Wat gebeurt er als de longcompliantie hoog is?

A

Bijvoorbeeld bij emfyseem, het longvolume veranderd veel zonder dat de transpulmonale druk groter wordt, het kost minder energie om het longvolume te vergroten, inademen gaat dus makkelijk, uitademen niet

32
Q

restrictieve longaandoeningen

A

er is een verminderde hoeveelheid longweefsel voor de diffusie van O2, de longcompliantie en de totale longcapaciteit zijn verlaagd, bijvoorbeeld fibrose

33
Q

obstructieve longaandoeningen

A

ergens in de luchtwegen zit een (gedeeltelijke) blokkade waardoor de weerstand in de luchtwegen verhoogd is, bijvoorbeeld emfyseem

34
Q

Difussie wet van Fick

A

VO2=A x a x D x delta P /d

35
Q

A

A

uitwisselingsoppervlak

36
Q

a

A

oplosbaarheid gas

37
Q

D

A

diffusiecoëfficient, wordt beinvloed door temperatuur, viscositeit en grootte van de deeltje

38
Q

Delta P

A

drukverschil van de pertiële drukken

39
Q

d

A

diffusieafstand

40
Q

Peak flow meter

A

Snelheid van uitademen, het zegt iets iver de respiratoire spieren de diameter van de trachea en de techniek van blazen

41
Q

Tiffeneau waarde

A

ratio van FEV1/FVC

42
Q

FEV1

A

het volume dat kan worden uitgeblazen 1 secocde na een volledige inhalatie

43
Q

FVC

A

Forced vital capacity, maximale volume dat kan worden uitgeblazen na een zo diep mogelijke inademing

44
Q

Normale tiffeneau waarde

A

85%

45
Q

tiffeneau waarde bij een obstructieve longziekten

A

50%

46
Q

Tiffeneau waarde bij een restrictieve longziekten

A

90%

47
Q

wat is de formule van de weerstand van een buis?

A

R=(8xviscositeit x buislengte)/ phi x (straal van de buis)^4

48
Q

extrathoracale constructie

A

probleem bij het inademen

49
Q

intrathoracale constructie

A

probleem met uitademen