Biochemie: glucose metabolisme en sport (week 3) Flashcards

1
Q

Uit wat kan acetyl-CoA allemaal gevormd worden?

A
  • Vetzuren
  • Ketonlichamen
  • Pyruvaat
    –> alanine (aminozuur
    –> suiker en glucose
  • ethanol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel gram glucose verbruikt een mens per dag?

A

160-200 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel gram glucose verbruiken de hersenen per dag?

A

120-150 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe groot is de glucosevoorraad in de lever, in de vorm van glycogeen?

A

190 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na hoe lang is de glucosevoorraad in de lever op?

A

binnen 1 dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door wat komt een mens aan glucose?

A
  • amylose
  • amylopectine
  • lactose
  • sucrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het enzym amylase?

A

Het knipt lange suikerketens uit de voeding in kleinere stukjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk enzym zorgt voor de laatste splitsing van suikers voordat het in de dunne darm kan worden opgenomen?

A

sucrase isomaltase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk orgaan regelt de homeostase van glucose?

A

de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is gluconeogenese?

A

Het maken van nieuwe glucose uit andere stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het proces van gluconeogenese?

A
  1. Glycogeen –> glucose-6-fosfaat
  2. glucose-6-fosfaat + glucose-6-fosfatase –> glucose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welk orgaan is glucose-6-fosfatase alleen aanwezig?

A

de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is er in andere weefsels geen glucose-6-fosfatase aanwezig?

A

Andere organen kunnen de glycogeenvoorraden zelf gebruiken, omdat er uit glucose-6-fosfaat ook energie gehaald kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn transporteurs van glucose?

A
  • GLUT ofwel facilitated transporters
    –> passief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werken GLUT?

A
  • Ze transporteren glucose van een hoge naar een lage concentratie
  • Door een verschil in affiniteit van elke GLUT kan er een goede verdeling van glucose gemaakt worden over het lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is GLUT 1 (K(m) en locatie)?

A
  • K(m) = 1 mM
  • Komen vooral voor op bloedcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is GLUT 2 (K(m) en locatie)?

A
  • K(m) = 15-20 mM
  • Komen voor op cellen van de lever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is GLUT 3 (K(m) en locatie)?

A
  • K(m) = 1 mM
  • Komen voor op neuronale cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is GLUT 4 (K(m) en locatie)?

A
  • K(m) 5 mM
  • Komen voor op spiercellen en vetcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is GLUT 5 (locatie)?

A
  • Komen voor op cellen van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom wordt glucose opgeslagen als glycogeen?

A

Om ervoor te zorgen dat de osmotische waarde niet te hoog wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk enzym is nodig voor de opbouw van glucose uit glycogeen?

A

glycogeen phosphorylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk enzym is nodig voor afbraak van glucose in glycogeen?

A

glycogeen synthase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom kunnen glycogeen phosphorylase en glycogeen synthase niet tegelijk werken?

A

Om te voorkomen dat net omgezette glucose direct weer wordt afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer wordt glycogeen phosphorylase actief?

A

Bij binding van fosfaat

26
Q

Wanneer wordt glycogeen synthase inactief?

A

Bij binding van fosfaat

27
Q

Hoeveel gram glucose kun je maximaal opslaan in de lever?

A

200 gram
–> overschot wordt afgebroken

28
Q

Welke hormonen reguleren de afbraak en synthese van glycogeen?

A
  • insuline
  • glucagon
29
Q

Waar zorgt insuline voor?

A

Aanmaak van glycogeen en zorgt ervoor dat de rest van de glucose zo snel mogelijk wordt afgebroken

30
Q

Waar zorgt glucagon voor?

A

Afbraak van glycogeen

31
Q

Wanneer gaan transporters van glucose van de spiercellen naar het plasmamembraan van de cel om glucose op te nemen? En waarom dan pas?

A
  • Pas als de concentratie insuline omhoog gaat
  • Om te voorkomen dat de organen glucose gebruiken als dit niet nodig is
32
Q

Wat zijn de twee fases van de glycolyse?

A
  1. preparatieve fase
  2. ATP-generatiefase
33
Q

Wat gebeurt er in de preparatieve fase van de glycolyse?

A
  • Glucose wordt omgezet in fructose-1,6-bisfosfaat
    –> met behulp van 2 ATP
34
Q

Wat gebeurt er in de ATP-generatiefase?

A
  • Het fructose-1,6-bisfosfaat wordt omgezet in 2 pyruvaat moleculen
    –> Hier komen 4 ATP-moleculen vrij
35
Q

Door middel van welk proces kan er van een lange keten van vetzuren acetyl-CoA gemaakt worden?

A

Door middel van beta-oxidatie

36
Q

Hoe kan er energie uit aminozuren gehaald worden?

A
  • De aminogroep wordt van het aminozuur afgehaald
  • Van het overgebleven koolstofketen kan vervolgens Acetyl-CoA worden gemaakt
37
Q

Wat gebeurt er bij de verwerking van het aminozuur alanine?

A
  • Bij de loskoppeling van de aminogroep ontstaat de toxische stof ammoniak
  • Dit wordt omgezet in ureum
  • Ureum plas je eruit
38
Q

Welke cellen hebben insuline-gevoelige GLUT 4-transporters? En wat voor invloed heeft dit?

A
  • Spier- en vetweefsel
  • Deze kunnen alleen glucose opnemen bij een hoog glucosegehalte in het bloed
39
Q

Wanneer breken spieren glycogeen af?

A

Bij inspanning

40
Q

Wat is de hoofdregulator van de afbraak van glycogeen in spieren?

A

De hoeveelheid AMP

41
Q

Wat gebeurt er met AMP tijdens inspanning?

A

Deze gaat omhoog

42
Q

Wat produceer AMP dat de glycolyse stimuleert?

A
  • Phosphorylase b
  • PFK-1
43
Q

Wat remt de glycolyse in spieren?

A

een hoog ATP-gehalte

44
Q

Hoeveel ATP vereist 1 myosine slag?

A

1 ATP

45
Q

Waarom neemt de snelheid van de loopsnelheid af tijdens een marathon?

A
  1. De snelheid waarmee ATP kan worden gegeneerd neemt af bij de opeenvolgende processen
  2. Je zult namelijk uiteindelijk moeten overstappen op andere energiebronnen, waarbij het langer duurt om ATP te maken
  3. Je hebt hierdoor minder ATP per tijdseenheid
  4. Waardoor je langzamer gaat
46
Q

Wat is het mechanisme van de myosine- en actiefilamenten tijdens de spiercontractie?

A
  1. De myosine- en actiefilamenten zijn al opgeladen met energie
  2. Myosine kan aan bindingsplekken op het actigefilament binden
  3. Myosine trekt aan het actie (slag) waarbij er ATP verloren gaat
  4. Myosine moetopnieuw worden geladen met ADP om een nieuwe beweging te maken
47
Q

Wat is de belangrijkste regulatie in de spier?

A
  • Of er ATP wordt gebruikt of niet
48
Q

Hoe kan er van ADP weer ATP worden gemaakt na een beweging van spieren?

A
  1. ATP is afgebroken tot ADP
  2. Door het enzym adenylate kinase uit twee ADP kan er weer ATP (met AMP) worden gemaakt
  3. Door het maken van AMP, stijgt het AMP gehalte
  4. AMP activeert enzymen voor glycogeenafbraak en glycolyse
  • Dit proces is onafhankelijk van voeding
49
Q

Wat gebeurt er bij de glycolyse in een rustende spier

A
  1. Er is minder ATP nodig
  2. Er wordt minder ATP verbruikt
  3. Er is een hoger ATP gehalte aanwezig
  4. ATP remt phosphofructokinase en pyruvaat kianse
  5. Dit zijn enzymen voor de glycolyse waardoor de glycolyse wordt vertraagd
  6. Je kunt hierdoor minder fructose-6-fosfaat omzetten
  7. Er ontstaat een ophoping van glucose-6-fosfaat
  8. Het hexokinase wordt hierdoor geremd
  9. Dit geeft als teken dat er genoeg ATP is en dat er geen glucose meer omgezet hoeft te worden
  10. De glycolyse pathway wordt dus sterk geremd
50
Q

Wat gebeurt er bij de glycolyse in een bewegende spier?

A
  1. Het AMP zal sterk toenemen en het ATP afnemen
  2. AMP stimuleert de phosphofructokinase, waardoor de glycolyse sneller zal verlopen
  3. Hierdoor krijg je meer fructose-1,6-bisfosfaat, waardoor dat weer de volgende stap van de glycolyse stimuleert
  4. Hierdoor ontstaat er een snellere omzetting van glucose
  5. Al het glucose wordt omgezet in pyruvaat
  • Voorbeeld van feedforward regulatie
51
Q

Welke drie factoren reguleren de afbraak van glycogeen in de spieren?

A
  • De hoeveelheid AMP
  • spiercontracties
  • Zenuwimpulsen
52
Q

Hoe reguleren zenuwimpulsen de glycogeenafbraak?

A
  1. Zenuwimpulsen lopen naar de spier
  2. Er wordt intracellulair calcium (een soort signaleringsmolecuul) gemaakt
  3. Dit calcium stimuleert de glycogeenafbraak
53
Q

Op welke stof zullen spieren reageren bij een reflex?

A

Epinephrine

54
Q

Wat veroorzaakt epinephrine in de spier?

A

Een gelijke cascade

55
Q

Na hoeveel minuten inspanning ga je over op anaerobe glyoclyse?

A

1 a 2 minuten

56
Q

Wat is het effect van anaerobe glycolyse?

A
  1. Er wordt lactaat gevormd
  2. lactaat verspreidt zich door het hele lichaam via het bloed
  3. Verschillende soorten cellen in de lever zetten dit om tot pyruvaat zodat er weer ATP kan worden gegenereerd
  4. De lever kan lactaat ook gebruiken om glucose te maken
  5. Er ontstaat bij het verbruiken van lactaat verzuring
57
Q

Waar kan hoogenergetisch creatine worden opgeslagen?

A

In creatinefosfaat

58
Q

Wanneer zal je lichaam meer creatine aanmaken?

A

Als je meer sport

59
Q

Wat is Von Gierkes disease (GSD type 1)

A
  • Ziekte in de lever waarbij G6P-ase of de glycogeen transporter is gemuteerd
  • Glycogeen kan niet worden afgebroken waardoor de bloedglucosewaarde niet op peil blijft
  • Glycogeen stapelt op in de lever
  • Dit is levensbedreigend
60
Q

Wat is de McArdle disease (GSD type 5)

A
  • Dit is een spierziekte
  • Er zit een mutatie in glycogeenfosforylase (PYGM)
  • De glycogeenvoorraad in de spieren kan niet worden gebruikt omdat de glycogeenafbraak is verstoord
  • Dit geeft problemen tijdens het sporten
  • Dit is niet levensbedreigend