Anatomie en embryologie van de TD en longen (week 2) Flashcards

1
Q

embryoblast

A

na de innesteling onstaat een embryoblast die uir een tweelagige kiemschijf bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is een blastocyste, hoe ontstaat het en wat gebeurt ermee?

A

als een eitje bevrucht wordt reist het naar de uterus en als het daar is aangekomen wordt get een blastocyste genoemd, deze nestelt zich in het slijmvlied vand e baarmoederwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tweelagige kiemschijf

A

een platte schijf die uit een epiblast en een hypoblast bestaat, boven de epiblast zit de toekomstige amnionholte en onder de hypoblast zit de dooierzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gastrulatie

A

hierbij ontwikkelt de tweelagige kiemschijf zich tot drie kiemblasen, ectoderm, mesoderm en endoderm, deze ontwikkelen zich tot verschillende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ectoderm

A

bovenste laag, vormt de epidermis, derivaten van de epidermis en het centraalzenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mesoderm

A

middelstelaag, vormt de spieren, het bindweefselm de pleura en het peritonium van het maagdarmkanaal, niereen en gonaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

endoderm

A

onderstelaag, vormt de binnenbekleding van de luchtwegen en de TD, de darm en derivaten van de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke twee belangrijke krommingen vinden er plaats in de embryonale ontwikkeling?

A

de craniocaudale kromming, laterale kromming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

craniocaudale kromming

A

vindt plaast in sagittale vlak en zorgt voor de vorming van de primitieve darm en de dooierzaksteel (ductus vitellinus), bij deze kromming bewegen de kop en de staart van het embryo naar elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dooierzaksteel (ductus vitellinus)

A

de verbinding tussen de dooierzak en het embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dooierzak

A

een deel van de dooierzak zal worden opgenomen in het embryo, waaruit de primaire darmbuis gevormd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

laterale kromming

A

vindt plaats in het transversale vlak, waarbij de laterale zijden van het embryo naar elkaar toe bewegen en fuseren, deze kromming helpt ook deels bij de opname van de dooierzak in het embryo voor de vorming van de primitieve darm, meso- en endoderm helpen bij de vorming van de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

peritoneaalholte

A

holte rondom de darm, de darm wordt van binnen bekleed met endodermaal weefsel en daarbuiten ligt nog een laag mesoderm, uiteindelijk omkleed ectoderm het hele embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in welke delen is de primitieve darm onder te verdeln?

A

voor, midden en achterdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat vasculariseert de truncus coeliacus?

A

de voordarm, pharynx, longen, oesophagus, maag, lever, galblaas, pancrea, duodenum (bovenste gedeelte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat vasculariseer de a, mesnenterica superior?

A

middendarm, pancreas, duodenum, jejunum, ileum, blinde darm, wormvorming aanhangsel colon ascendes, flexura coli hepatica/hextra, colon transversum (proximaal gedeelte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat vasculariseert de a. mesenterica inferior?

A

achterdarm, colon transversum (distaal gedeelte), flexura coli spenica/sinista, colon descendes en sigmoïdum, rectum, canalis analis, blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat onderscheidt de voordarm van de gehele primitieve darm?

A

de gehele primitieve darm heeft een dorsaal mesenterium, maar de voordarm ook een ventraal mesenterium (mesogastrium)

18
Q

uit welke 4 embryonale structuren ontwikkelt het diafragma zich?

A

septum transversum, oesophagale mesoderm, pleuroperitoneaal membraan en de lichaamswand

19
Q

hoe ontstaat de maag?

A

het bestaat primair uit een buisje in de voordarm en door rotatie en uitgroei wordt de uiteindelijke maag gevormd

20
Q

hoe ontstaat de bursa omentalis?

A

ontstaat doordat de maag om de anteroposterieure en longitudianale as roteert en het dorsale mesenterium dunner wordt

21
Q

waaruit groeit de lever?

A

ventrale mesenterium

22
Q

hoe ontsaat de omentum majus?

A

het dorsale mesogastrium komt naar voren te liggen door de rotatie van de maag en gaat uitgroeien ventraal om de darmen, het gaat samenkleven met het mesenterium van het colon transversum

23
Q

hoe ontstaat het omentum minus?

A

ontstaat uit de ventrale mesogastrium tussen de maag of duodenum en de lever

24
Q

hoe ontstaat het ligamentum falciforme?

A

uit het ventraal mesogastrium tussen de lever en de ventrale lichaamswand/rompwand

25
Q

Hoe ontstaat de lever?

A

uit het endoderm van de distale voordarm, hij groeit uit het ventrale mesenterium en het septum transversum

26
Q

septum transversum

A

de plaat tusen de pericardholte en de dooierzaksteel, de scheiding van de embryonale borst- en buikholte, en draagt uiteindelijk bij aan de vorming van het diafragma

27
Q

hoe worden de galblaas en de galwegen gevormd?

A

de verbinding van de lever en het duodenum wordt steeds smaller

28
Q

in wat wordt het ventrale mesenterium opgedeeld door de lever?

A

ligamentum falciforme en de omentum minus

29
Q

hoe ontstaat de pancreas?

A

uit de ventrale voordarm, die primair uit twee knopjes bestaat

30
Q

uit welke twee knopjes bestaat de pancreas?

A

een ventraal en dorsaal gelegen pancreasknop, die respectievelijk in de ventrale en dorsale mesogastrium vormenh

31
Q

Hoe wordt de pancreasgang gevormd?

A

de ventrale pancreasknop verplaatst zich anar de dorsale knap en er vindt fusie plaats

32
Q

papil van Vater

A

de pancreas en de galwegen hebben een gemeenschappelijke uitmonding in het duodenum die de papil van Vater heet

33
Q

Hoe en waaruit ontstaat de primaire darmlis?

A

door de verlenging van de midden- en deels de achterdarm ontstaat de primaire darmlis, het heeft nogsteeds een ductus vitellinus

34
Q

fysiologische navelbreuk/ hernusa umbilicalis

A

de darmlis hernieert tijdelijk in de navelstreng, omdat er ruimte tekort is in de buikholte

35
Q

wat si de essentie van de middendarm?

A

uitgroeien, roteren en op te juiste plek te krijgen, de dooierzaksteel en de a. mesenterica superior blijven steeds op dezelfde plek zitten

36
Q

in welke twee delen splitst de achterdarm zich?

A

cloaca en het rectum

37
Q

wat scheidt het septum urorectale?

A

het urogenitaal deel van het rectaal deel

38
Q

wat ontwikkelt uit het urogenitale deel?

A

de blaas

39
Q

in wat verandert de allantois?

A

de urachus, een bindweefselstreng van de blaas naar de navel

40
Q

anale pit

A

waar de anus uitkomt, zit een put in het ectoderm, dit wordt de anale pit genoemd en dit maakt verbinding met het laatste deel van de achterdarn, het blijft zichtbaar als de linea pectinata.

41
Q

linea pectinata

A

grensvlak tussen het laatste stuk van hte endodermaal weefsel van het anale kanaal en ectodermale weefsel

42
Q

wat is het verschil tussen het ectodermale en endodermale weefsel

A

verschillende innervatie en vasculatisatie