Redeneren: II. Bouwstenen van redeneringen Flashcards
gevolgtrekking = inferentie
de activiteit waarmee je tot een besluit komt
redeneren
een aaneenschakeling van beweringen, waarbij 1 bewering (conclusie) wordt afgeleid uit 1 of meerdere andere beweringen (premissen)
voorwaardelijke uitspraak
bevat 2 delen:
eerste deel: voorwaarde (= antecendens = het voorafgaande = omdat ‘als’ eerst komt)
tweede deel: het gevolg (= consequens = het erop volgende = omdat ‘dan’ nadien komt)
premisse
een stelling die in een redenering gebruikt wordt om een conclusie te rechtvaardigen
een bewering
je bevestigd de waarheid of onwaarheid van een propositie
welwillendheidsprincipe
geef de voorkeur aan een interpretatie die strookt met het beeld van de spreker als een redelijk en nadenkend persoon
noodzakelijke voorwaarde
een voorwaarde is een noodzakelijke voorwaarde als de niet-vervulling van die voorwaarde ervoor zorgt dat het gevolg onmogelijk kan intreden
voldoende voorwaarde
een voorwaarde is een voldoende voorwaarde als de vervulling van die voorwaarde ervoor zorgt dat het gevolg sowieso intreedt
kosmische noodzaak
veronderstellen dat het niet anders anders kan
contrapositieve versie van de oorspronkelijke voorwaardelijke uitspraak
je verwisselt antecedens en consequens van plaats en plaatst voor beide een negatieteken
contrapositie
een voorwaardelijke uitspraak en haar contrapositieve versie zijn logisch gezien gelijkwaardig
p -> q is gelijkwaardig aan niet q -> niet p
conversen
zinnen waarbij je de voorwaardelijke uitspraak omkeert
enthymeem
één of meerdere premissen worden verzwegen
equivalentie
een voorwaarde is zowel voldoende als noodzakelijk ()
implicatie
een voorwaarde is voldoende (->)