Juridisch argumenteren: I. Begripsomschrijving Flashcards

1
Q

vordering

A

wat iemand eist = conclusie van iemands redenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

middelen

A

argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

grieven

A

middelen die worden aangewend om een rechterlijke uitspraak te bekritiseren bij een andere rechterlijke instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verweermiddelen = excepties

A

tegenargument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

materieelrechtelijke excepties

A

hebben te maken met de grond van de zaak = inhoudelijke excepties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

procesrechtelijke excepties

A

hebben te maken met de wijze waarop het geding verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rechtsmiddel

A

iets wat je kan aanwenden om actie te ondernemen tegen een uitspraak die je niet bevalt
= actie tegen uitspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bewijsmiddelen

A

de stukken, de informatie en het materiaal dat je aanbrengt om aan te tonen dat wat moet worden bewezen, ook effectief waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly