Argumenteren: III. Deugdelijk argumenteren Flashcards
typologische benadering
uitwerken van typologieën
associatie
het onderbouwen van een stelling door middel van argumenten (stelling en argumenten aan elkaar koppelen) = onderbouwing
vb. deductief geldig redeneren
dissociatie
het uit elkaar halen van een argument en een stelling (bekritiseren van een verdedigd standpunt) = weerlegging
quasi-logische argumenten
argumenten die de indruk geven dat ze neerkomen op een geldige redenering
logische concepten en beginselen staan centraal
- contradictie
- identiteit
- tautologie
- deel-geheel
opeenvolgingsverband
brengt een verschijnsel in verband met zijn gevolg
co-existentieverband
leggen de link tussen een voorwerp en een van zijn eigenschappen
taxonomie
argumentaties in kaart brengen en heldere onderverdeling
claim = stelling
voorop staat de stelling waarvan je wilt aantonen dat ze met redelijk zekerheid klopt
data = ondersteunende informatie
de data bestaan uit de feiten waarop iemand een beroep doet ter ondersteuning van de claim
Warrant = rechtvaardiging
een uitspraak die verantwoordt hoe je van de data naar de claim gaat
backing
ondersteuning van de rechtvaardiging
rebuttal = voorbehoud
uitdrukken van een voorbehoud bij je stelling en aangeven in welk geval ze toch niet waar is
qualifier
kansaanduider, een modale uitdrukking toe voegen om uit te drukken in welke mate er onzekerheid is over de waarheid ‘mogelijk’ ‘vermoedelijk’
normatieve benadering
ontwikkelt een aantal regels en normen waaraan argumentaties moeten voldoen om aanvaardbaar te zijn
pragma-dialectische theorie
argumentatie = complexe taalhandeling met bijzonder communicatief doel
taalhandeling
een talige uitoefening met een performatieve functie