Psychologie Week 5&6&7 Flashcards
Wat is intelligentie?
- Intelligentie is dat wat een intelligentietest meet (Boring, 1923)
- Intelligentie is het vermogen om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan (Wechsler, 1944)
- Mentale capaciteiten om kennis te verwerken, te redeneren en effectief problemen op te lossen (Volgens het boek, Zimbardo)
- Psychometrische theorieën (één factor)
- Meten mentale vaardigheden
- IQ, persoonlijkheid, etc.
- Tests!
Spearmans algemene factor: g-factor
- Een enkele algemene factor
- Aangeboren eigenschap
Cattel, 2 intellegentie
- Gekristalliseerde intelligentie
- Vloeibare intelligentie
Gekristalliseerde intelligentie
- Wat je hebt geleerd
- Verworven kennis
- Vaardigheid op te slaan en terug te halen
Vloeibare intelligentie
Zelf bedenken / probleemoplossend vermogen
- Cognitieve theorieën (2)
- Sternberg : triarchise theorie
- Gardner: meervoudige intelligenties
Sternberg: triarchische theorie
-Praktisch/contextuele intelligentie
-Logisch redeneren
-Experimentele intelligentie
Relatief onafhankelijke soorten intelligentie
Gardner: meervoudige intelligentie
note: geen idee of we dit precies uit ons kop moeten weten lol
- Linguïstische
- Logisch-mathematische
- Ruimtelijk
- Muzikale
- Lichamelijke-kinetische
- Interpersoonlijke
- Intrapersoonlijke
- Natuurgerichte
Waardoor zijn er verschillen in het IQ? (nature of nurture?)
- Verschil tussen erfelijkheid en omgeving
- Self-fullfilling prophecy (word je bijv door een leraar als minder slim beschouwd, ga jij je daar naar ‘gedragen’)
Wat is persoonlijkheid?
- Psychologische eigenschappen die een zekere continuïteit verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties en op verschillende momenten
- Nature, nurture & cultuur
Formule persoonlijkheid
G = F (P , S) Gedrag = Functie ( Persoon , Situatie)
Stabiliteit
Je gedrag wordt regelmatig vertoond
Consitentie
Het gedrag wordt in verschillende situaties vertoond
Standaardgedrag
Voorspellingen doen voor gedrag in de toekomst
Wil je snel een beeld van iemand vormen?
Kijk naar indeling persoonstrekken/kenmerken
Wil je iemand begrijpen vanuit zijn verleden?
Psychodynamische/humanistisch/sociaalcognitieve perspectief
Wil je weten hoe mensen over elkaar denkne?
Impliciete persoonlijkheidstheorie
Wil je mensen begrijpen uit de rest van de wereld?
crossculturele theorieën
Beschrijvende persoonlijkheidstheorie (nature)
Wat in ons vastligt, natuur, karakter, intro/extravert
Procestheorieën (nurture)
Vanuit motivatie (interne processen), emotie, onbewuste processen, leren
Impliciete persoonlijkheidstheorie
Aanname over de persoonlijkheid die mensen hanteren met het doel anderen gemakkelijker te kunnen begrijpen
Crossculturele theorieën
Kijk op de wereld wordt bepaald door jouw cultuur
Trait benadering
Beschrijvingen die bij elkaar horen, noem je samen een cluster
De trait (‘trekken’) - benadering
- Lexicale Hypothese
- Gordon W. Allport: 18000 woorden uit een woordenboek
- Raymond Cattell: 16 basistrekken (dimensies) -> 16PF (personality traits) questionnaire (1971)
Hans Eysenck stelde vanuit Statische methode een nieuwe model voor met drie dimensies gebaseerd op biologische processen (PEN)
- Extraversie-Introversie
- Neuroticisme : Emotioneel stabiel-onstabiel
- Psychotisch (als continuum langs een lijn)
Vijffactorentheorie (Big Five)
- OCEAN
- Openheid, Consciëntieusheid, Extraversie, Agreebleness (vriendelijkheid) en Neuroticisme
- Uit diverse onderzoeken naar (lexicaal geïnvesteerde) trekken bleken (na factoranalyse) voortdurend 5 factoren te clusteren
- Gemeten door vragenlijsten
- Openheid (voor ervaringen)
laag of hoog is steeds de score die dan uit zo’n vragenlijst zou komen
- Gesloten : voorkeur voor bekende - laag
- Open: nieuwsgierig - hoog
- Consciëntieusheid
- Onbetrouwbaar: chaotisch - laag
- Betrouwbaar: georganiseerd - hoog
- Extraversie
- Introvert - laag
- Extravert - hoog
- Agreeableness
- Koel: achterdochtig - laag
- Warm: Vertrouwend - hoog
- Neuroticisme
- Emotioneel stabiel - laag
- Nerveus / temperamentvol - hoog
Uitgangspunt 1 big 5 model
Structuur persoonlijkheid kan worden beschreven in termen van 5 factoren ieder bestaand uit 6 specifieke trekken (onderliggende facetten)
Uitgangspunt 2 big 5 model
De scores op deze factoren zijn stabiel in de tijd en zijn gerelateerd aan interne mechanismen van de hersenen
Uitgangspunt 3 big 5 model
Aanwezigheid van factoren bij een persoon reflecteren erfelijkheid en genetische basis
Uitgangspunt 4 big 5 model
De 5 factoren hebben een relatie m.b.t. het gedrag van de persoon
Wat zijn de eisen van de testen?
- Betrouwbaarheid: nauwkeurigheid van de test (Test-hertest methode / Interne consistentie methode
- Validiteit: Meet de test wat je wilt meten? (predictieve stabiliteit / begripsvalideit)
- Standaardisatie-normscores