Loopbanen Week 4&5 Flashcards

1
Q

Theorie over passend werk

A
  • Stamt uit de 20e eeuw
  • Frank Parsons
  • Kern: er moet een fit zijn tussen 1. capaciteiten enerzijds en 2. interesses en persoonlijkheid anderzijds.
  • matchingtheorie is minder gericht op de passendheid van en baan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Capaciteiten
A
  • Kennis vaardigheden en stabiele capaciteiten
  • KSA’s: knowledge, skills en abilities moeten passen bij de baan
  • te veel KSA’s: Onderkwalificatie: prestatie ondermaats
  • te weinig KSA’s: Overkwalificatie: , weinig uitdaging = bore-out
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Interesses en persoonlijkheid
A
  • Bepalen in hoge mate ‘competence’
  • John Holland: RIASEC -> koppeling van persoonlijkheidseigenschappen aan beroepsinteresses
  • Schein: Loopbaanankers -> Duurzame constellatie door persoon zelf waargenomen talenten, motieven en waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Holland 1919-2008

A
  • Individuele mensen als werkomgevingen zijn te classificeren op basis van 6 types
  • Beroepskeuze zelfonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

6 types: RIASEC

A
  • Realistic: praktische instelling
  • Investigative: nieuwsgierig
  • Artistic: Gevoelig en expressief
  • Sociaal: Teamworker
  • Enterprising: Avontuurlijk, extravert
  • Conventioneel: Ordelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schein (1928)

A

-Ankers: kan op zijn plek blijven met behulp van stabiliserende kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

8 Loopbaanankers

A
  • Technisch-functioneel
  • Algemeen management
  • Autonomie/Onafhankelijkheid
  • Zekerheid/stabiliteit
  • Creativiteit
  • Dienstbbaarheid/toewijding
  • Uitdaging
  • Levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theory of work adjustment

A

Iemand moet passen bij een baan en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Organisatiecultuur

A

Cultuur bestaat uit basis aannamen/veronderstellingen over de wijze waarop problemen in de organisatie kunnen ontstaan en worden opgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kernwaarden / basis aannamen

A
  • Diep verankerd in de organisatie
  • Vaak al bij oprichting bepaald door eerste leider
  • staan nooit ter discussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Organisatiecultuur doorgeven cultuurwaarden

A
  • Cultuurwaarden worden doorgegeven aan de medewerkers. Bij grote bedrijven aan de leidinggevenden
  • Door aandacht te geven, door te kijken hoe leidinggevende reageren op problemen en door gedrag van medewerkers aan te moedigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Memen

A
  • Doorgeefbare cultuurwaarden imiteren
  • Succesvolle memen worden doorgegeven
  • Natuurlijke imitatiegedrag van mensen
  • ASA: Aantrekken, Selecteren, Afstoten (Schneider)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schneider

A
  • Mensen in een organisatie lijken op elkaar

- De homogeniteit draagt bij aan de organisatiecultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Personeel-Organisatiefit

A
  • Sluiten de waarde van de persoon aan die van de organisatie
  • Belangrijk voor verbondenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Concurrende waardemodel van Quin

A

Zie aantekeningen/kennisclip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Concurrende waardemodel van Quin

A

Zie aantekeningen/kennisclip

16
Q

Verbondenheid met collega’s

A
  • Omgang met collega’s is belangrijk

- Succesvol geachte collega’s dienen als voorbeeld

17
Q

Gelijkenis zoeken

A
  • Belangrijk voor het maken van keuzes
  • Gelijkenis in waarden
  • Vriendschappen, soepel communicatie, wederzijds vertrouwen en waarden is belangrijker dan in persoonseigenschappen
18
Q

Collega’s (Schwarz)

A
  • Model om individuele waarden in kaart te brengen
  • 10 categorieën van waarden, 2 oriëntatie-assen
  • Veranderingsoriëntatie (uitdaging) vs behoudende oriëntatie (veiligheid)
  • Ego-oriëntatie vs omgevingsoriëntie
19
Q

Quin

A

Methode om organisatiewaarden in kaart te brengen

20
Q

Schwarz

A

Methode om eigen waarden te benoemen