Psychologie Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is psychologie?

A

Wetenschap van het gedrag en de psychische/mentale processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

René Decartes, welke stromingen?

A

Dualisme en Rationalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dualisme

A

De geest en het lichaam zijn gescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rationalisme

A

Het denken is de enige manier om aan wetenschap te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

John Locke, welke stroming?

A

Empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Empirisme

A

Onderzoek doen op basis van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wilhem Wundt

A

Elementen van bewuste waarneming ontdekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Introspectie

A

Liet mensen schrijven wat zij voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Edward Titchener

A

Structuralisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Structuralisme

A

Structuren van de geest aan het licht brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

William Jamen

A

Functionalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functionalisme

A

functie van de geest/bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

John Watson

A

Behaviorisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behaviorisme

A

-Bestuderen van het gedrag i.p.v. het bewustzijn
-Gedrag DIRECT observeerbaar
(Reactie op Functionalisme en Structuralisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

6 perspectieven binnen de psychologie

A
  1. Biologisch perspectief
  2. Cognitief perspectief
  3. Behavioristisch perspectief
  4. Perspectieven vanuit de gehele persoon
  5. Ontwikkelingsperspectief
  6. Sociocultureel perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Biologisch perspectief
A
  • Grondlegger: Descartes
  • Lichaam APART bestudeerd van de geest
  • 2 varianten: neurowetenschap en evolutionaire psychologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neurowetenschap

A

Hersenen bestuderen

18
Q

Evolutionaire psychologie

A

Genetische adaptie, overleving, voortplanting

19
Q
  1. Cognitief perspectief
A
  • Mentale processen wetenschappelijk onderzocht
  • Verwerking en interpretatie van ervaringen
  • Onderzoek naar geheugen, taal en info-verwerking
20
Q
  1. Behavioristisch perspectief
A
  • Tabula rasa
  • Conditioneren
  • Waarneembaar gedrag!
21
Q

Tabula Rasa

A

Het onbeschreven blad (zonder kennis)

22
Q

Conditioneren

A

Gedrag dat beloond wordt, ga je vaker doen

23
Q
  1. Perspectieven vanuit de gehele persoon
A
  • Psychodynamisch (Freud en Erikson)
  • Humanistisch (Maslow en Rogers)
  • Karakter/Temperament : persoonlijkheid
24
Q

Psychodynamisch

A

Onbewuste verlangens en drijfveren, psychoanalyse

25
Q

Humanistisch:

A

Vrije wil / eigen keuze / unieke mens

26
Q
  1. Ontwikkelingsperspectief
A
  • Nature (aangeboren) en Nurture (aangeleerd)

- Levenslooppsychologie

27
Q
  1. Sociocultureel perspectief
A
  • Sociale interactie/leren
  • Cultuur algemeen
  • Cross-culturele psychologie
28
Q

Wat is gedrag?

A
  • Gedrag is datgene wat mensen doen maar ook datgene wat mensen laten zien
  • Gedrag moet waarneembaar zijn
29
Q

Waarop kan gedrag gebaseerd zijn?

A
  • Meerdere oorzaken
  • Verschillende situaties en mensen
  • Vaak meerdere oorzaken voor hetzelfde gedrag
30
Q

Gedrag en hersenen

A
  1. Kleine hersenen (cerebellum)
  2. Limbische systeem
  3. Hersenschors
31
Q
  1. Kleine hersenen (cerebellum)
A

Motorische activiteiten zoals coördinatie van lichaamsdelen

32
Q
  1. Limbische systeem
A

Instinctieve gedragingen, emoties en inwendige lichamelijke functies zoals bloeddruk en hartslag

33
Q

Hersenschors

A

Zetel van hogere functies zoals denken, leren, waarnemen, spreken en herinneren

34
Q

Wat zijn emoties?

A

Reactie op een stimulus waarbij beoordeling plaatsvindt

35
Q

Functie emoties

A
  • Omgaan met gebeurtenissen en situaties

- Bedoelingen overbrengen aan anderen

36
Q

4 samenhangende onderdelen van emoties

A
  1. Fysiologisch Arousal
  2. Cognitieve interpretatie
  3. Subjectieve gevoelens
  4. Gedragsmatige expressie
37
Q
  1. Fysiologisch Arousal (voorbeeld goed cijfer halen)
A

Hartkloppingen, trillen

38
Q
  1. Cognitieve interpretatie (voorbeeld goed cijfer halen)
A

Bewuste erkenning van de situatie, bijvoorbeeld ‘yes!’

39
Q
  1. Subjectieve gevoelens (voorbeeld goed cijfer halen)
A

Hoe voelt mijn lichaam nu? de herinneren aan eerdere situaties

40
Q
  1. Gedragsmatige expressie (voorbeeld goed cijfer halen)
A

Gedrag; glimlachen, dansen van blijheid