PM week 1 Flashcards

1
Q

Wat is HRM

A

Gaat over alles wat een organisatie doet om medewerkers productief te laten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar moet HRM voor zorgen?

A

Zorgen dat de arbeidsrelatie in evenwicht is

& Voldoet aan maatschappelijke normen en verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 niveaus van HRM zijn er? (Hoe reguleert HRM de arbeidsrelatie?)

A
Operationeel niveau (verrichten)
Strategisch niveau (richten)
Organisatorisch / tactisch niveau (inrichten)
Maatschappelijk / institutionele niveau (extern)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het operationeel niveau?

A
  • Verrichten
  • Dagelijks aansturingen van een werknemer
  • Het individuele contact
  • Hoe kan een manager iemand productief sturen
  • Gedragsregulering
  • Wat is nodig om succesvol te zijn in de markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het strategisch niveau?

A
  • Richten
  • Waar gaat de organisatie naartoe?
  • Welke doelen, missie/visie, wat wordt er verwacht?
  • Is bepalend voor wat er is besloten op het operationeel niveau
  • Rekening houden met de afzetmarkt en hoe de arbeidsmarkt en de financiële markt is van de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het Organisatorisch / Tactisch niveau?

A
  • Inrichten
  • Zorgen dat het beleid voor iedereen gelijk is
  • Een set aan regels, maatregelen en mogelijkheden
  • Geldt voor IEDEREEN
  • Structureel en cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het maatschappelijke niveau?

A
  • De externe wereld van een organisatie
  • Waarin wet en regelgeving geld en normen en waarden die iets zeggen over hoe een organisatie met haar mws moet omgaan
  • Arbeidswetten en CAO’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HR Cyclus operationeel niveau

A
  • Korte termijn
  • Dagelijks handelen sturen
  • Directe gedragsregulering (zie tabel)
  • HRM: Gericht op aantrekken en benutten medewerkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(cyclus) Strategisch niveau

A
  • Lange termijn
  • Koers bepaling van de onderneming
  • Zekerstellen van voortbestaan organisatie
  • Continuïteit en legitimiteit van de organisatie
  • HRM: Strategie, cultuur, structuur en personele kwaliteiten met elkaar verbinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(cyclus) Organisatorisch / tactisch niveau

A
  • Middellang termijn
  • Beleid maken en besluiten welke systemen worden gebruikt
  • Efficiency (met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk bereiken)
  • Evenwicht in belangen individuen en organisatie
  • HRM: Organisatieprocessen en arbeid slim inrichten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(cyclus) Maatschappelijk niveau

A
  • Buiten HRM vakgebied
  • Wel van invloed op de organisatie
  • Vakbonden / werkgevers
  • Overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier perspectieven van HRM beleid?

A
  • Bedrijfseconomisch
  • Sociaalpsychologisch
  • Politiek
  • Maatschappelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bedrijfseconomisch perspectief

A

Maatstaaf: opbrengst van arbeid

  • Mens als productiemiddel
  • Arbeid optimaal benutten
  • Hosten laag houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaalpsychologisch perspectief

A

Maatstaaf: Kwaliteit van werk en organisatie

  • Proces van afstemming tussen individu en organisatie
  • Binden en boeien, motiveren van medewerkers
  • Zijn de 4 A’s in evenwicht?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Politiek perspectief

A

Maatstaaf: rechtvaardigheid en zeggenschap

  • Individuen zijn belanghebbenden
  • Rechtvaardigheid
  • verdeling van opbrengsten en lasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Maatschappelijk perspectief

A

Maatstaaf: Acceptatie

  • Is beleid wel acceptabel en toelaatbaar?
  • Werkgelegenheid, gezondheid, milieu, wet- en regelgeving
17
Q

HRM beleid is goed als afgestemd op…

A

Externe context en Interne context

18
Q

Wat valt er onder externe context?

A
  • Welke strategie gebruikt mijn organisatie?
  • Economie
  • Technologie
  • Politiek en maatschappij
  • Marketingprincipe
19
Q

Wat valt er onder interne context?

A

-Organisatiestructuur, -cultuur en inzet van soorten arbeid

20
Q

Economie, intern

A

-Toetreding tot de afzetmarkt
-Afzetmarkt stabiel of dynamisch?
GEVOLGEN HRM:
-tempo van aanpassingsvermogen
-krappe/ruime arbeidsmarkt voor specifieke kennis
-werving, scholing, binden en boeien

21
Q

Technologie, intern

A
  • wijze waarop werk wordt georganiseerd

- wat voor arbeid: routinematig, vakmatig, kennisintensief

22
Q

Politiek en maatschappij, intern

A

-sociale partners
-overheid: arbeidsrecht
-veranderende opvattingen
GEVOLGEN HRM
-steeds meer eigen invulling door minder regulering
-ruimte voor maatwerk in arbeidsrelaties
-employability

23
Q

marketeringprincipe, intern (denk aan organisatiekunde)

A
  • Operational excellence (costleadership, aka efficiënt en effect op tijd product/dienst leveren)
  • focus strategie (product leadership, aka het beste product willen leveren)
  • customer intimacy (alles met de klant)
24
Q

OrganisatieSTRUCTUUR (Mintzberg)

welke 4 zijn dat?

A
  • eenvoudige structuur
  • machinebureaucratie
  • professionele bureaucratie
  • adhocratie
25
Q

eenvoudige structuur

A
  • ondernemersorganisatie
  • strategische top
  • direct toezicht
    hrm: arbeidsvoorwaarden
26
Q

machinebureaucratie

A
  • machine-organisatie
  • technologische structuur
  • standaardisatie werkprocessen
    hrm: voorschriften en regels
27
Q

professionele bureaucratie

A
  • professionele organisatie
  • uitvoerders
  • standaardisatie vaardigheden
  • hrm: selectie en opleiden
28
Q

adhocratie

A
  • innovatieve organisatie
  • ondersteunende staf
  • wederzijdse aanpassing / onderlinge afstemming
    hrm: maatwerk en binden
29
Q

organisatieCULTUUR (Harrison)

welke 4 zijn er?

A
  • rolcultuur
  • taakcultuur
  • persoonscultuur
  • machtscultuur
30
Q

rolcultuur

A

handelen volgens procedures en regels

31
Q

taakcultuur

A

focus op prestaties

32
Q

persoonscultuur

A

het individu staat centraal

33
Q

machtscultuur

A

gevecht om sleutelposities, bv directie

34
Q

Welke 4 soorten werk bepalen de focus in HRM beleid

A
  • massaproductie (efficiency)
  • modern productiewerk (flexibiliteit)
  • massadienstverlening (klantvriendelijkheid)
  • kennisintensieve dienstverlening (maatwerk)
35
Q

HRM beleid o.b.v. type werknemer

A
  • soort product bepaalt wat voor mws nodig zijn
  • verschil in kennisniveau, ambitie etc
  • verschil in schaarste
  • verwachte productiviteit van mws
36
Q

indeling van werknemerspopulatie in vier soorten mws (Lepach & Snell)
gaat hier om de schaarste van de medewerkers

A

kernwerknemers: het meest van belang (HOOG/HOOG)
professionals en ondersteunende specialisten: er tussen in
ondersteuning; vooral directe aansturing weinig binding