Probleem 6 - kindermisbruik Flashcards

1
Q

Welke opvoedstijlen zijn er?

A
  • Indulgent parents (permissief/niet-directief): zijn responsief en niet veel eisend, niet-traditioneel,
    toegeeflijk, vermijden confrontatie, eisen geen volwassen gedrag etc.
    o Democratische ouders: zijn wel toegeeflijk, maar ook gewetensvol, betrokken en toegewijd.
    o Niet-directieve ouders;
  • Autoritaire ouders: ze zijn veeleisend, maar niet responsief. Ze zijn gericht op gehoorzaamheid en
    status. Hun bevelen moeten zonder uitleg gewoon opgevolgd worden.
    o Niet-autoritair-directief: directief, maar niet opdringerig of autocratisch in hun gebruik van
    macht.
    o Autoritair-directief: zeer opdringerig.
  • Autoritatieve ouders: zijn veeleisend en responsief. Ze geven duidelijke normen voor het gedrag van
    hun kinderen. Ze zijn assertief, maar niet opdringerig en beperkend. Eerder ondersteunend dan
    bestraffend. Ze willen dat kinderen assertief, sociaal verantwoordelijk, zelfregulerend en coöperatief
    zijn.
  • Niet-betrokken ouders: zijn niet responsief en niet veeleisend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe omschrijft jeugszorg kindermishandeling

A

Jeugdzorg omschrijft kindermishandeling als: elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van
fysieke, psychische of seksuele aard. De ouders of andere personen hebben een relatie van
afhankelijkheid/onvrijheid met het kind en dringen de interactie actief of passief op. Hierdoor kan het kind
ernstig beschadigd worden (fysiek of psychisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt fysiek straffen mishandeling?

A
  • Het vaak gebeurt;
  • De ernst ook binnen de eigen groep als buitenproportioneel wordt gezien;
  • Het zich richt op één bepaald kind;
  • Het niet wordt gebruikt op een pedagogisch moment, maar om de woede van de ouder(s) te
    bekoelen;
    Het onderscheid is moeilijker te maken in culturen waar lijfstraffen gebruikt worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen van kindermishandeling zijn er?

A

Lichamelijke mishandeling: lijfelijk geweld tegen een jeugdige. Bijv.: slaan, stompen, schoppen, etc.
- Emotionele mishandeling: vijandigheid of afwijzing tegen een jeugdige. Bijv.: uitschelden,
manipuleren, bang maken etc.
- Lichamelijke verwaarlozing: ouders voorzien niet in de basisbehoeften van het kind, zoals eten, kleren.
- Emotionele verwaarlozing: ouders zijn niet responsief naar hun kind en geven het geen positieve
aandacht.
- Seksueel misbruik: alle seksuele activiteiten die ouders opdringen aan hun kind.
- Combinaties: in de praktijk zijn er vaak combinaties van verschillende vormen te vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de prevalentie van kindermishandeling?

A
  • Amsterdamse studie: per jaar 19,5%, gehele kindertijd 37,3%. Het onderzoek was niet landelijk
    dekkend. Onderzoek d.m.v. zelfrapportage. Dit onderzoek nam niet alleen kindermishandeling mee,
    maar elke vorm van minder adequaat opvoeden.
    Dit onderzoek moet dus ook niet aangehouden
    worden.
  • Leidse studies (NPM-2005): per jaar 3%, 107.200
    kinderen. AMK kwam op 13% van dit aantal. Het
    onderzoek was landelijk dekkend
    o Fysieke mishandeling -> 17,7% van misbruikte kinderen;
  • 2010: 119.000 kinderen – (3,4%). Het aantal meldingen bij het AMK was 22.661. Dit was gestegen.
    9.9% van de kinderen gaf zichzelf aan als slachtoffer van mishandeling. Bijna 88.000 kinderen waren
    slachtoffer van emotionele verwaarlozing (evt. i.c.m. een andere vorm).
  • 2017: tussen de 90.000 en 127.000 kinderen werden mishandeld in de periode van september tot
    december (2,6% tot 3,7%). Dit is niet significant hoger of lager dan in 2005 en 2010. 29% van de
    mishandelde kinderen werden in verschillende vormen mishandeld. Emotionele verwaarlozing kwam
    het vaakste voor. Bij bijna de helft van de kin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de risicofactoren voor kindermishandeling?

A

Gezinsfactoren: lage SES, lage opleiding (9x), werkloosheid (6x), alleenstaande ouder (7x),
stiefgezinnen (2x), grote gezinnen (2x), gezinsconflicten, weinig sociale steun, allochtonen (3x -evt.
trauma’s), gescheiden ouders (60%), partnergeweld, gezinsconflicten, weinig samenhang
- Ouderfactoren: intergenerationele overdracht (38% zelf mishandeld vs. 7% niet zelf mishandeld – 14x),
psychopathologie bij de ouder, stress, het kind is het probleem,
prikkelbaarheid/agressiviteit/hyperreactiviteit, verstoorde ouder-kindrelatie, gezondheids- of
psychische problemen, voorstander van pedagogische tik, alcohol-/drugsgebruik, jonge ouder,
zelfmoordpogingen, ongewenste zwangerschap en beperkte opvoedvaardigheden.
- Kindfactoren: jonge leeftijd (0-3), enig kind,
problemen rond de geboorte,
gedragsproblemen, psychische problemen,
beperkingen, ontwikkelingsstoornis, sociale
competenties.
- Nabije omgeving: criminaliteit in de buurt,
gemengde cultuur in gezin, slechte relatie
met broer/zus, geen sociaal netwerk, weinig
sociale controle, stress en instabiliteit, ouder
in gevangenis, inwonende familieleden en
afwezigheid van toezicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risicofactoren voor verwaarlozing?

A
  • Ouderfactoren: lage SES, werkeloosheid, niet-Nederlandse afkomst, eenoudergezin, stiefgezin, groot
    gezin, slechte kwaliteit van ouder-kind relatie, kind is een probleem, weinig reflectie, laag
    zelfvertrouwen, psychopathologie, mate van boosheid/agressie/hyperreactiviteit, opvoedstress,
    problemen rond de geboorte, kindermishandeling meegemaakt, antisociaal/crimineel gedrag en
    problematisch alcohol- of drugsgebruik.
  • Kindfactoren: 0-3 jaar, beperkte sociale vaardigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn risicofactoren voor seksueel misbruik?

A
  • Microsysteem: LVB, chronische ziekte, ontwikkelingsachterstand, meisje, eerder slachtofferschap bij
    slachtoffer of broertje/zusje, andere vorm van kindermishandeling in gezin, ouder is vroeger
    mishandeld, lage SES, risicogedrag van jongere, beperkte sociale vaardigheden van de jongere,
    overmatig internetgebruik van jongere, overmatige bescherming van de jongere, geen
    ondersteunende relatie met ouder, tekort aan opvoedingsvaardigheden, gezinssamenstelling
    (stiefvader) en fysieke/emotionele afwezigheid van moeder.
  • Exosysteem: beperkt sociaal netwerk, geïsoleerd leven, stedelijk gebied, omgeving met geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn beschermingsfactoren?

A

Adoptiekinderen komen vijf keer minder vaak voor – geen sterke uitspraken!
- Tegen intergenerationele overdracht: aanwezigheid van ondersteunende opvoeder in eigen kindertijd,
psychotherapeutische behandeling van minstens zes maanden, ondersteunende partnerrelatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de gevolgen van de verschillende opvoedstijlen?

A
  • Autoritair en permissief-> kinderen zijn als adolescent vaker passief of vijandig, afhankelijker, minder
    sociaal vaardig en minder zelfverzekerd. Kinderen leren niet om te gaan met frustratie of
    teleurstelling.
  • Verwaarlozend/niet betrokken -> minst gunstige uitkomsten voor het kind. Een negatieve
    betrokkenheid (autoritair of permissief) is dus altijd beter dan geen betrokkenheid.
  • Indulgent/permissief/niet-directief: vaak betrokken bij probleemgedrag, slechtere prestaties op
    school, hoger zelfvertrouwen, betere sociale vaardigheden, lager niveau van depressie.
  • Autoritair -> gemiddelde scores op school, niet betrokken bij probleemgedrag, zwakkere sociale
    vaardigheden, lager zelfvertrouwen, hoger niveau van depressie.
  • Autoritatief -> socialer, instrumenteel vaardiger dan kinderen met niet-autoritatieve ouders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn gevolgen van kindermishandeling?

A
  • Groep 7/8: mindere kwaliteit van leven,
  • Verhoogde kans (tussen de 2 en 3 keer) op onveilige hechting,
  • Lager opleidingsniveau,
  • Vaker internaliserende (angst, depressie) en externaliserende (agressie, antisociaal) problemen.
  • Moeite met het aangaan van relaties,
  • Slachtoffers laten meer risicogedrag zien,
  • Negatief zelfbeeld,
  • Psychische stoornissen zoals depressie en (chronische) posttraumatische stress-stoornis,
  • Correlaties met zelfmoordpogingen,
  • Correlaties met eetstoornissen,
  • Verhoogde kans op alcohol-/drugsgebruik, seksueel risicogedrag, lichamelijke inactiviteit, lager
    inkomen, eigen kind mishandelen,
  • Negatief effecten op hersen-, hormonale en immuunsysteem,
  • Zwak/inconsistent bewijs voor correlaties met lichamelijke problemen als hart- en vaatziekten,
    obesitas, diabetes en migraine,
  • Psychiatrische stoornissen,
  • Drie keer zo vak externaliserende problemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn gevolgen van seksueel misbruik?

A
  • Dissociatieve stoornissen,
  • depressie,
  • angststoornissen (twee keer)
  • zelfmoord,
  • externaliserende problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het actieplan aanpak kindermishandeling?

A

Aannames in dit plan:
- Mishandeling/verwaarlozing ligt vooral in het gezin besloten.
- Opsporing en oplossen van kindermishandeling kan het beste gedaan worden door professionals.
Deze aannames passen in het At Risk-model: het disfunctioneren van gezinnen of individuen wordt gezien als
een gevolg van individuele risicofactoren en pathologie. Dit is een gedachte die past bij het verlichte denken
dat ieder mens als rationeel individu zelf verantwoording draagt voor zijn/haar handelen etc.
Professionele zorg moet dan mensen opsporen die risico lopen op problemen, zodat preventie kan worden
toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de sociale-controle theorie?

A

als bindingen die ouders hebben in of met de samenleving sterk en positief zijn,
hebben de ouders veel te verliezen als ze niet goed voor hun kinderen zorgen en hen mishandelen. Als de
bindingen zwak zijn hebben de ouders weinig te verliezen. Het gaat hierbij dus om de mate van integratie in de
samenleving. Preventieve interventies moeten volgens de sociale-controletheorie vooral inzetten op het
versterken van sociale bindingen en integratie van gezinnen in de buurt.
Belang van de publieke familiariteit: herhaaldelijk ontmoeten van mensen in het dagelijks leven leidt dat tot
herkenning en zijn ze niet langer anoniem. Dit is de laatste jaren erg afgenomen (individualisering). De Raad
voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) stelt dat overheden hierop moeten inzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de interventieprogramma’s?

A
  • VoorZorg: gegeven aan zwangere vrouwen die een verhoogde kans hebben op kindermishandeling.
    Verpleegkundigen komen al voor de geboorte totdat het kind twee jaar is bij de moeder thuis. Ze
    werken aan de gezondheid van moeder en kind en aan de rol van de moeder als opvoeder. Resultaten:
    minder roken tijdens en na zwangerschap, langer geven van borstvoeding, minder huiselijk geweld,
    minder kindermishandeling.
  • Attachment Video-Feedback intervention: met behulp van videofeedback wordt gewerkt aan de
    sensitiviteit van de ouder. Resultaten: verbeterde sensitiviteit en kwaliteit van hechting.
  • VIPP en VIPP-SD: verhogen van sensitiviteit en stellen van grenzen, zijn niet gericht op het bestrijden
    van kindermishandeling zelf.
  • Holdingtherapie: kinderen moeten lichamelijk contact met hun ouders, ook als ze dat niet willen. De
    ouder treedt dus bijzonder insensitief op om weer te kunnen komen tot het vormen van een hechting.
    Het is een gevaarlijke therapie.
  • Inzetten op scholing en werkgelegenheid;
  • Therapeutische hulp bij nieuwe allochtonen tegen evt. traumatische ervaringen;
  • Opvoedingsondersteuning, vooral bij alleenstaande ouders;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de uitgangspunten van AAK?

A
  • Versterken van de positie van slachtoffers via preventie, signaleren en het bieden van opvang en
    nazorg;
  • Gericht opsporen en aanpakken van de daders;
  • Doorbreken van intergenerationele geweldsoverdracht;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke verschillende actief heeft de AAK?

A
  • Ketenbreed: de totale multidisciplinaire aanpak ondersteunen en
    evalueren, de regierol gemeenten versterken en het stimuleren en
    inventariseren van de inzet van signs of safety.
  • Voorkomen: opvoedondersteuning bespreekbaar maken bij alle ouders
    en risicogroepen.
  • Signaleren: uitvoeren van de meldcode huiselijk geweld en
    kindermishandeling (signaleren, overleg/raadpleging, gesprek, afwegen,
    beslissen), aanpak kindermishandeling bij relevante opleidingen als onderdeel van het curriculum
    stimuleren en een publiekscampagne gericht op het signaleren en handelen bij huiselijk geweld.
  • Stoppen: herziening van kinderbeschermingswetgeving, invoering nieuwe maatregel voor
    opgroeiondersteuning, inzetten van tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling, inzet strafrecht
    verbeteren - stimuleren van interventies (gedrag, zorg) bij het opleggen van straf en invoering van
    voorwaardelijke straffen en ontwikkelen van een strafmaatrichtlijn door het OM.
  • Schade beperken: hulpverlening aan kinderen verbeteren.
  • Jeugdbeschermingsketen: melding door Jeugdzorg bij de Kinderbescherming -> Kinderbescherming
    beoordeelt of ingrijpen nodig is -> indienen van rekest bij kinderrechter -> kinderrechter spreekt een
    kinderbeschermingsmaatregel uit -> Jeugdzorg voert de maatregel uit.
18
Q

Wat is de richtlijn voor kernaanbevelingen?

A
  • Kennis van risicofactoren, beschermende factoren en signalen van kindermishandeling + besef dat dit
    geen oorzaken zijn.
  • Gesprekken over veiligheid in het gezin (neutrale vragen).
  • Bedenk altijd: kàn hier sprake zijn van kindermishandeling?
  • Werk volgens de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • Vermoeden van kindermishandeling? -> is de situatie acuut onveilig of levensbedreigend? Als dit het
    geval is -> overleg met leidinggevende/veilig thuis. Breng de volgende dingen in kaart:
    o Psychische gesteldheid van het kind;
    o Lichamelijke gesteldheid van het kind;
    o De beide ouders als persoon en als opvoeder;
    o De omgeving van het gezin;
  • Werk samen met collega’s, andere professionals en Veilig Thuis.
  • Respecteer alle gezinsleden als individuen. Betrek ze bij het hele proces tenzij er een grondige reden is
    om dat niet te doen.
  • Blijf afwegingen maken over de ernst, het risico etc.
  • Neem nooit alleen beslissingen.
  • Aanbieden van opvoedingsondersteuning aan ouders met een verhoogd risico.
  • Als er kindermishandeling plaatsvind is het belangrijk een veiligheidsplan om kindermishandeling te
    stoppen op te stellen. Vindt daar passende hulp bij etc.
  • Aanbieden van psycho-educatie aan kinderen vanaf ong. acht jaar om te leren dat ieder kind recht
    heeft op veiligheid.
  • Bied verschillende hulpvormen aan, aan de ouders.
  • Bekijk kritisch of de interventie effect heeft.
  • Blijf ontwikkelen en leren.
19
Q

Wat zijn verticale relaties?

A

de relatie van een ouder met kind is verticaal. De ouder geeft het kind veiligheid en
bescherming en stelt het kind in staat om kennis en vaardigheden te verzamelen.

20
Q

Wat is de parental acceptance rejection theory?

A

kinderen van over de hele wereld
hebben een specifieke vorm van positieve response/acceptatie nodig van hun ouders en anderen waaraan ze
gehecht zijn.

21
Q

Wat zijn de historische invloeden op de acceptenc-rejection theoriE?

A
  • Leertheorie, symbolische interactie theorie (mensen zien zichzelf zoals hun ouders of anderen hen
    zien), psychoanalytische theorie en hechtingstheorie;
  • Het conceptuele model van de vier opvoedstijlen die ouders kunnen hanteren;
  • Rejection sensitivity: als kinderen afgewezen worden door hun ouders kan dat resulteren in een
    extreme sensitiviteit voor afwijzing.
  • De opzet van een vragenlijst (de EMBU);
  • Parental bonding instrument (PBI);
  • Longitudinale en cross-sectionele studies naar moederlijke/vaderlijke acceptatie/afwijzing;
22
Q

Wat is de warmte dimensie van ouderschap?

A

heeft te maken met de kwaliteit van de gevoelsband tussen ouders en hun
kinderen en met het fysieke en verbale gedrag wat ouders gebruiken om hun gevoelens te uiten. Iedereen kan
op dit continuüm geplaatst worden, omdat iedereen meer of minder liefde ervaren heeft tijdens de kindertijd.
- Acceptatie: warmte, gevoel, zorg, comfort, bezorgdheid, verzorging, support, liefde.
- Afwijzing: absentie van acceptatie, aanwezigheid van fysiek/psychisch kwetsende gedragingen en
emoties.

23
Q

Wat is de personality subtheorie?

A

probeert om belangrijke persoonlijkheid of psychologische gevolgen van ontvangen
PAR uit te leggen en te voorspellen. Door de jaren heen hebben mensen de behoefte voor positieve response
van de meest naaste mensen ontwikkeld. De staat van welbevinden van volwassenen hangt meer samen met
positieve response nu, dan de herinnering aan vroegere responses.
Persoonlijkheid is een set van minder stabiele kenmerken om te reageren en actuele manieren van reageren in
verschillende levenssituaties. Gedrag is dus gemotiveerd, wordt beïnvloed door externe en interne factoren en
heeft vaak een regelmaat of orde over tijd en ruimte.
Gevolgen van afwijzing: vijandigheid, agressiviteit, afhankelijkheid, verdedigende onafhankelijkheid,
verminderd zelfvertrouwen, verminderde zelfadequatie, emotioneel niet-responsief, emotioneel onstabiel,
negatieve visie op de wereld, depressief, depressieve invloed, stoornissen, gedragsproblemen en
drugs/alcoholgebruik

24
Q

Wat is de coping subtheorie?

A

: om het coping proces te begrijpen moet je het persoon-in-context perspectief aannemen.
Dit heeft drie elementen, de zelf (mentale activiteiten v/d persoon), anders ((inter-)persoonlijke kenmerken
van de ouders) en context (andere significante personen en de omgeving). Het gaat over affectieve copers vs.
instrumentele copers. De affectieve copers zijn mensen wiens emotionele en algemene mentale gezondheid
goed is, ondanks dat ze opgegroeid zijn in een afwijzende familie. Instrumentele copers zijn afgewezen
personen die prima presteren op school, in hun beroep en andere taak-georiënteerde dingen, maar wiens
emotionele en mentale gezondheid verzwakt is. Kinderen die afgewezen worden en daar mee dealen
(affectieve copers) hebben nog geen even goede mentale gezondheidsstatus als kinderen die geaccepteerd
worden. Toch is het wel beter dan andere kinderen die afgewezen worden. Wat geeft sommige kinderen en
volwassenen de veerkracht om beter om te gaan met ervaringen van afwijzing in de kindertijd (welke factoren
van invloed zijn er)?

25
Q

Wat is de sociocultural sysrems subtheory?

A

e
manier waarop ouders zich gedragen
wordt door verschillende dingen
bepaald. Het gedrag van de ouders
heeft impact op het gedrag en de
persoonlijkheid van het kind. Naast de
familie waarin het kind leeft zijn ook de
andere natuurlijke omgevingen waarin
het kind zich bevindt van invloed.
- Waarom zijn sommige ouders liefdevol en warm en andere koud, agressief en afwijzend?

26
Q

Wat is de psychologische aanpassing van kinderen?

A

26% van de variabiliteit in psychologische aanpassing van kinderen kan verklaard worden door de
mate van acceptatie/afwijzing door hun belangrijkste verzorgers die kinderen ervaren.
- 21% van de variabiliteit in psychologische aanpassing van volwassenen kan verklaard worden door de
mate van acceptatie/afwijzing door hun belangrijkste verzorgers die ze als kind ervoeren.

27
Q

Welke methodes liggen ten grondslag aan de PARTtheory?

A
  • Anthroponomy: een perspectief van de wetenschap dat op zoek gaat naar universie principes van
    gedrag die over de hele wereld voorkomen.
  • Universalist approach: een onderzoeksstrategie die zoekt voor convergentie van resultaten in een
    reeks van discrete metingen en een brede range aan sociaal-culturele en etnische settings over de hele
    wereld.
    o Kwantitatieve psychologische studies zoals interviews, gedragsobservaties en zelfrapportages
    (PARQ(/Control, PAQ) etc.;
    o Meta-analyses die de resultaten van verschillende psychologische studies samennemen en
    samenvatten.
    o Etnografische studies: langdurige observaties in een specifieke gemeenschap.
    o Controlled comparison/concomitant variation study: kijken of variabelen in populaties gelijk
    blijven/veranderen als de sociaal-culturele factoren gelijk blijven/veranderen.
    o Holocutural methode: meet de relatie tussen twee of meer theoretische en
    geoperationaliseerde variabelen in een random steekproef die alle sociaal-culturele systemen
    van de wereld bevat.
28
Q

Wat is bewijs voor de PARTtheory?

A
  • Meeste bewijs gevonden voor de persoonlijkheid sub theorie. Alle vijf onderzoeksmethoden van de
    universalist approach hebben hier bewijs voor gevonden.
  • Consistente relatie gevonden tussen ouderlijke afwijzing en depressie;
  • Ouderlijke afwijzing is een belangrijke voorspeller voor alle vormen van gedragsproblemen;
  • Correlatie gevonden tussen ouderlijke afwijzing en middelengebruik;
  • Liefde van de vader is vaak minstens zo belangrijk als die van de moeder;
29
Q

Wat zijn implicaties voor de PARTheory?

A

Dezelfde symbolische signalen worden afgegeven over de hele wereld (acceptatie/afwijzing).
Verschillen in cultuur/etniciteit/sociale klasse/ras/geslacht etc. hebben niet genoeg invloed om de
universele neiging voor kinderen en volwassenen te overschrijden om op een zelfde manier te
reageren als ze geaccepteerd/afgewezen worden. Het verklaart wel maar 25%, 75% blijft dus
onverklaard!

30
Q

Waar ging het onderzoek van Buehler over?

A

Vroege adolescentie is een tijd van verandering in ouder-adolescent relaties. Tijdens deze
periode is er vaker conflict tussen ouder en kind. Het huidige onderzoek heeft als doel om de huidige en
toekomstige associaties tussen ouder-kind conflicten tijdens de vroege adolescentie en emotionele of
gedragsstoornissen bij jongeren te onderzoeken.

31
Q

Wat waren de bevindingen van het onderzoek van Buehler?

A

Bevindingen:
- Moeder kind vijandigheid, inadequate controle door de moeder en het welzijn van de moeder is
geassocieerd met probleemgedrag in de adolescentie.
- Ouderlijke vijandigheid heeft geen verband met afwijkende leeftijdsgenoten, hypothese 3 verworpen.
- Family procesmodel: vijandigheid directe invloed op externaliserend probleemgedrag en indirecte
invloed op internaliserend probleemgedrag. Ouderlijke controle en welzijn hebben een indirecte
invloed op beide vormen.
- Meestal zijn de gevonden associaties sterken voor meisjes dan voor jongens.

32
Q

Wat waren de conclusies uit het onderzoek van Buehler?

A

Tweezijdige
vijandigheid tussen ouder
en adolescent is
geassocieerd met
externaliserend probleem
gedrag van de adolescent.
Zelfs als er gecorrigeerd is
voor inadequate
oudercontrole, welzijn en
afwijkende
leeftijdsgenoten.
Vijandigheid van de ouders
is een risicofactor voor
externaliserende
problematiek bij
adolescenten

33
Q

Wat zijn peer group./horizontale relaties?

A

De anderen zijn van dezelfde
leeftijd en geen familieleden. We noemen dit ook wel horizontale relaties, de kinderen hebben ongeveer
dezelfde leeftijd, dezelfde sociale macht, maar verschillende behoeften. Dit maakt dat peer relaties moeilijker
vast te houden zijn, omdat het meer wederkerigheid vraagt

34
Q

Wat is de sociale status als peer?

A

de mate van acceptatie of sympathie van individuele kinderen door de peer groep,
gebaseerd op de algemene visie van de groep op het individu. Sommige kinderen horen snel bij een peer
groep. Andere kinderen horen er niet bij, maar worden ook niet afgewezen. Anderen horen er niet bij en
worden afgewezen.
- Peer acceptance: kinderen die het meest gekozen worden als speelmaatjes door hun peers. Het
uiterlijk heeft hier invloed op. Aantrekkelijke en fysiek grote kinderen vallen vaak in deze categorie.
Vaak zijn de kinderen in deze groep ook sociaal en academisch competent. Op de leeftijd van 3-5 jaar
zijn deze kenmerken nog niet stabiel. Later horen kinderen in deze groep als ze ‘cool’ zijn. Ze zijn goed
in een ander perspectief nemen. Ze hebben een beter emotioneel begrip en communiceren op een
vriendelijke en gevoelige manier.
- Peer rejection: kinderen die niet populair zijn en vermeden worden als speelmaatje. Afwijzing is
gerelateerd aan zwakke ontwikkelingsuitkomsten. Soms hebben kinderen niet per se kenmerken die
horen bij deze categorie, maar reageren ze sterk op de afwijzing van een peer groep (maladjusted
behavior).

35
Q

Wat zijn gevolgen van de sociale status?

A
  • Kinderen worden geïdentificeerd aan de hand van hun sociale status. Het is dus moeilijk om te
    veranderen van categorie.
  • Genegeerde kinderen hebben meer kans op eenzaamheid en depressies. Negeren door peers
    stimuleert hetzelfde hersendeel als fysieke pijn, waardoor depressie kan ontstaan. Ze kunnen hun
    docent de schuld geven, omdat zij niet kunnen omgaan met hun sociale dilemma.
  • Controversiële kinderen rapporteren geen eenzaamheid, verder lopen ze risico op dezelfde gevolgen
    als genegeerde kinderen.
  • Geaccepteerde kinderen laten de hoogste niveaus van sociale en cognitieve vaardigheden zien. Zij
    tonen de laagste niveaus van agressiviteit en terugtrekken. Ze hebbe vaak meer academisch succes en
    zijn beter aangepast aan het volwassen leven. Waarschijnlijk hebben deze gevolgen meer te maken
    met hun persoonlijkheid dan met de categorie sociale status.
  • Afgewezen kinderen zijn het meest problematisch.
36
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van vriendschap?

A
  • Het is moeilijk aan te nemen dat peuters al vriendschappen sluiten. Het is wel zo dat zij samen spelen
    met sommige kinderen en niet met alle kinderen. Stabiliteit neemt toe in deze periode. 20% van de
    driejarigen brengt meer tijd door met één kind. Meer dan 50% doet dat op vierjarige leeftijd.
  • De eerste jaren van school worden vriendschappen opgebouwd. Deze zijn vooral gebaseerd op
    dezelfde activiteiten en fysieke nabijheid. Later wordt de focus meer gelegd op psychologische
    nabijheid i.p.v. fysieke nabijheid. Dat gebeurt als de diepere elementen van vriendschap duidelijk
    worden zoals vertrouwen. Kinderen die naar school gaan zijn selectiever dan jongere kinderen. Zij
    willen een paar goede vrienden (vooral meisjes), vaak hebben ze rond de zes goede vrienden. 20% van
    deze vriendschappen duurt langer dan een jaar.
  • Als kinderen de leeftijd van 11/12 jaar bereiken beginnen ze waarde te hechten aan intimiteit. Ze
    delen meer geheimen en innerlijke gevoelens. De vriendschappen van adolescenten zijn dan ook meer
    stabiel. 40% van deze vriendschappen duurt langer dan een jaar. Adolescenten zijn nog selectiever dan
    jongere kinderen en behouden vaak een of twee beste vrienden. Ook zijn adolescenten realistischer
    over vriendschappen. Ze snappen dat het niet voor altijd kan duren en dat vriendschap kan
    veranderen
37
Q

Waar ging het onderzoek van Lansford over?

A

: Zijn de kwaliteit van relaties met leeftijdsgenoten en waargenomen asociaal gedrag
moderatoren voor het verband tussen negatieve opvoeding en externaliserende gedragsproblemen

38
Q

Wat waren de bevindingen van Lansford?

A

Geen link gevonden tussen negatief
ouderschap en externaliserende problemen.
- Positieve relaties met leeftijdgenoten kunnen
een buffer vormen voor negatief ouderschap.
Als de kwaliteit van relatie met leeftijdgenoten
hoog is kan dit het effect van negatief
ouderschap en latere externaliserende
problematiek minimaliseren.
- Een lage kwaliteit van relaties met
leeftijdsgenoten kan een risicofactor zijn voor
externaliserende problematiek.
- Strenge discipline van ouders is significant
gerelateerd met antisociaal gedrag en
antisociale leeftijdsgenoten.

39
Q

Wat is de conclusie van het onderzoek van Lansford?

A

Positieve relaties met leeftijdsgenoten
kunnen het risico op aanpassingsproblemen door een
negatieve opvoeding verminderen. Als de vriendschappen kwalitatief goed zijn met weinig antisociaal gedrag
wordt dit dus verminderd. Als de vriendschappen kwalitatief slecht zijn met antisociaal gedrag wordt het risico
op aanpassingsproblemen versterkt. Hierbij is dus wel een negatief versterkend effect!

40
Q

Wat waren de bevindingen van het onderzoek van Sentse?

A
  • Meisjes hebben sneller internaliserende problemen als gevolg van afwijzing door ouders of
    leeftijdsgenoten dan jongens.
  • Als de contexten los van elkaar werden gezien was er bij afwijzing door leeftijdsgenoten een associatie
    met hoge levels van psychopathologie. Acceptatie door leeftijdsgenoten was geassocieerd met lage
    levels van psychopathologie.
  • Als de contexten los van elkaar werden gezien was er bij afwijzing door ouders een associatie met
    hogere levels van onaangepastheid. Bij acceptatie was er een associatie met lagere levels van
    onaangepastheid.
  • Als de contexten samengenomen werd namen het beschermende effect van ouderlijke acceptatie en
    het risico-effect van afwijzing door leeftijdsgenoten af (op externaliserende problemen). Het risicoeffect van afwijzing door leeftijdsgenoten op internaliserende problemen verdween helemaal.
  • Als de contexten samengenomen werd bleven het beschermende effect van acceptatie door
    leeftijdsgenoten (voor psychopathologie) en het risico-effect van ouderlijke afwijzing sterk.
41
Q

Wat was de conclusie van het onderzoek van Sentse?

A

Acceptatie door leeftijdsgenoten vormde een buffer voor ouderlijke afwijzing, maar andersom niet.
Dus ouderlijke acceptatie vormde geen buffer voor afwijzing door leeftijdsgenoten. Hier was geen verschil in
tussen jongens en meisjes. Er is geen sprake van een negatieve versterking (dubbel afwijzing), maar wel van
een positieve versterking (dubbel acceptatie). De negatieve effecten van afwijzing door ouders werden niet
versterkt door afwijzing van de leeftijdsgenoten en andersom. De positieve effecten van acceptatie door ouders
werden wel versterkt door acceptatie van leeftijdsgenoten. Ook is het zo dat de gevolgen van afwijzing door
ouders erger zijn dan die van afwijzing door leeftijdsgenoten. Dus best naar slechtst:
1. Acceptatie ouders – acceptatie leeftijdsgenoten
2. Acceptatie ouders – afwijzing leeftijdsgenoten
3. Afwijzing ouders – acceptatie leeftijdsgenoten
4. Afwijzing ouders – afwijzing leeftijdsgenoten

42
Q

Wat zijn tekortkoming van het onderzoek van Setse?

A
  • Er werden niet zulke objectieve meetmethodes gebruikt;
  • Kinderen die speciaal onderwijs kregen of bleven zitten werden uitgesloten;
  • Na tweeënhalf jaar werden gevolgen van acceptatie/afwijzing nog een keer gemeten. Maar de tijd
    heeft voor en nadelen. Zo zou het kunnen dat de effecten vervaagd zijn over de tijd;
  • Effecten van acceptatie en afwijzing verklaarden 13% van de variantie van de psychopathologie van
    vroege adolescenten. Er is dus nog heel wat variantie niet verklaard.