Probleem 4 - opvoedingsproblemen Flashcards

1
Q

Wat zijn belangrijke opmerkingen bij zogenoemde ervaren problemen bij kinderen?

A
  • Ouders zien minder problemen dan professionals.
  • Meer jongens dan meisjes hebben gedragsproblemen.
  • Leerlingen met een lager opleidingsniveau vertonen meer problemen;
  • Emotionele problemen zijn er vooral in het voortgezet onderwijs i.v.m. de basisschool;
  • Meisjes ervaren meer emotionele problemen naar mate hun leeftijd toeneemt;
  • Jongens uit lagere dorpen scoren lager op emotionele problemen dan jongens uit grotere steden;
  • Allochtone jongeren ervaren vaker problemen dan autochtone jongeren;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aan welke voorwaarden moeten worden voldaan zodat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen?

A
  • Lichamelijke verzorging (afgestemd op leeftijd);
  • Affectieve relatie met één van de ouders/verzorgers;
  • Veilige fysieke omgeving;
  • Continue en stabiele levensomstandigheden;
  • Respect en betrokkenheid van opvoeders t.o.v. kinderen;
  • Ondersteunende/flexibele structuur van regels en grenzen;
  • Realistische verwachtingen;
  • Adequate en positieve vormen van disciplinering;
  • Deelname in educatie, onderwijs en scholing;
  • Mogelijkheid om met leeftijdgenoten om te gaan;
  • Overdracht van normen en waarden;
  • Opname in een sociaal verband van familie, vrienden, school en buurt.
  • Kennis van eigen achtergrond en verleden;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke opvoedstijlen zijn er?

A
  • Autoritair: veel regels en controle in de vorm van
    machtsuitoefening. Dit kan de optimale ontwikkeling van
    het kind in de weg staan.
  • Permissief: kinderen krijgen weinig structuur en regels
    maar wel warmte en affectie. Kinderen leren hierdoor
    minder zelfcontrole, doordat er weinig regels zijn.
  • Afwezig: er is geen sprake van opvoeden. Kinderen worden
    aan hun lot overgelaten.
  • Autoritatief: voldoet aan de criteria van een goede
    opvoeding. Er zijn duidelijke regels en er is adequate
    emotionele ondersteuning en betrokkenheid. Kinderen
    leren overleggen, elkaars mening respecteren, zelfcontrole
    en conflicten oplossen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vijf onderwerpen komen het vaakst aanbod als het gaat om opvoedproblemen?

A
  • Algemene ontwikkeling van kinderen, gezondheid en kinderziektes;
  • Gedrag van kinderen (moeilijk, ongehoorzaam);
  • Grenzen stellen, luisteren/gehoorzamen, corrigeren/straffen;
  • Sociaal-emotionele ontwikkeling, zelfvertrouwen, onzekerheid en (faal)angst;
  • Algemene vragen over opvoeding en toepassen van vaardigheden;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het transactioneel ontwikkelingsmodel van sameroff?

A

de kinderlijke ontwikkeling is een proces wat voortdurend
verandert. Een kind ontwikkelt als gevolg van de interacties die het heeft met zijn/haar omgeving. Door deze
interacties veranderen cognitieve processen en betekenisgeving. Het gedrag van ouders heeft direct invloed op
het gedrag van het kind, maar ook indirect via het interne werkmodel. Daarin wordt o.a. toekomstig gedrag
geïnspecteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het ecologisch ontwikkelingsmodel van bronferbrenner?

A

de omgeving waarin een kind opgroeit heeft een grote
invloed op hun ontwikkeling en gedrag. Het kind groeit op in bepaalde microsystemen (school, thuis etc.). Het
mesosysteem is de directe omgeving waar de ouders contact mee hebben. Het exosysteem is de wijdere
omgeving van bijv. de buurt. Hierbij is er geen directe invloed op de ontwikkeling. Het macrosysteem gaat over
de landelijke overheid e.d. Er kunnen factoren van invloed zijn uit al deze verschillende systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het risico-cumulatiemodel?

A

Als er 3 of 4 risicofactoren samen zijn, vergroot dat de kans op het ontstaan van ontwikkelings- of
opvoedingsproblemen 10 keer (risico-cumulatiemodel). De risicofactoren beïnvloeden elkaar op een negatieve
manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn coercive/dwingende interactiepatronen?

A

: ouders en kinderen
raken in een negatieve spiraal, waardoor gedrag kan gaan
escaleren. De ouder reageert vaak steeds bozer. Het kind gat
schreeuwen/slaan tot het zijn zin krijgt. Zie rechts een model
wat de vicieuze cirkel illustreert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillende soorten preventieve interventies?

A
  • Universele interventies: voor alle ouders en opvoeders;
  • Selectieve interventies: gericht op een specifieke doelgroep met een verhoogd risico;
  • Geïndiceerde interventies: gericht op ouders die al belastende opvoedingsproblemen ervaren of
    waarvan kinderen hoog scoren op gedragsproblemen. Hieronder valt pedagogisch adviseren ook.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is pedagogisch adviseren?

A

toegankelijke en kortdurende vorm van individuele begeleiding van ouders bij
problemen in de opvoeding/ontwikkeling van kinderen. Het wordt afgestemd op de vragen en behoeften van ouders. Het vindt plaats via methodisch werken: spreekuur, huidbezoek, telefoon, online. Ook wordt het
gedaan door een beroepskracht.
- Toegankelijk: de drempel wordt zo laag mogelijk gehouden, zodat ouders snel terecht kunnen zonder
verwijzing of andere intakeprocedure.
- Kortdurend: gaat vaak om max. vijf contactmomenten in gemiddeld drie maanden.
- Individuele ondersteuning: het advies is op maat, gericht op de specifieke vraag/probleem.
- Ouders: het is gericht op de ouders of andere mensen die een niet-professionele relatie hebben met
het kind.
- Milde opvoedingsproblemen: de problemen zijn nog hanteerbaar, bestaan nog niet lang en zijn niet
complex. Past bij de licht pedagogische hulp dus.
- Ouders: deze zijn het uitgangspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de doelen van pedagogisch adviseren?

A

bevorderen van empowerment en zelfregulatie van ouders.
- Toename van zelfvertrouwen en competentie v/d ouders;
- Zelfstandig hanteren van de moeilijkheden door de ouders;
- Meer gebruik maken van positieve gedragsbeïnvloeding door ouders;
- Verbetering van de relatie tussen ouders en kind(eren);
- Positiever welbevinden/gedrag van kind(eren);
- Afname van opvoedstress voor de ouders;
- Als het nodig is moet er motivatie zijn om intensievere hulp te accepteren;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke factoren hebben invloed op pedagogische advisering?

A
  • Opvattingen van ouders zelf m.b.t. opvoeding;
  • Opvattingen van het opvoedbureau/pedagogisch spreekuur;
  • Maatschappelijke denkbeelden, hierbij wordt opvoeding ook wel socialisatie genoemd. Kinderen
    worden in een sociale structuur geleid, waarin bepaalde normen en waarden gelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de twee soorten opvoeding waar onderscheidt in wordt gemaakt?

A
  • Functionele/impliciete opvoeding: dagelijkse omgang tussen ouders en kinderen. Dit gebeurt vooral
    onbewust.
  • Intentionele/expliciete opvoeding: een meer nadrukkelijke vorm van sturing. Pedagogisch adviseren
    gaat vooral in op deze vorm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is draaglast en draagkracht?

A

Bij pedagogisch adviseren is het belangrijk om de balans tussen draaglast en draagkracht in te schatten. De
draaglast is het geheel van taken die ouders moeten doen. De draagkracht gaat om de vaardigheden die de
ouders hebben, de veerkracht die ze hebben en de steun die ze ervaren bij het opvoeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn uitgangspunten van pedagogisch adviseren?

A

Ouders zijn deskundig als het gaat om hun eigen kind;
- Ouders bepalen zelf hun doelen en aanpak;
- Het uitgangspunt is de vragen, behoefte en beleving van de ouders;
- Ouders hebben het beste met hun kind voor en willen zich daarvoor inzetten, aandacht voor alle
dingen die goed gaan is erg belangrijk. De positieve gebeurtenissen moeten herkend en versterkt
worden;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn onderdelen van de werkwijze?

A
  • Informatie en voorlichting;
  • Advies en begeleiding;
  • Praktische/instrumentele steun;
  • Emotionele steun en feedback;
  • Modeling of voorbeeldleren;
  • Mobiliseren van sociale steun;
  • Signaleren en verwijzen (bijv. kindermishandeling);
17
Q

Wat is het SGG-schema?

A

: focus op concreet, waarneembaar gedrag. Kan gebruikt worden bij het inventariseren van het
probleem, maar ook bij het opstellen van haalbare doelen.
- Situatie: wanneer het ongewenste gedrag plaatsvindt;
- Gedrag: het ongewenste gedrag;
- Gevolg: wat volgt er op het ongewenste gedrag

18
Q

Wat is het stappenplan voor probleemoplossing?

A

Wat is het probleem?
- Wat willen we bereiken?
- Wat zijn mogelijke oplossingen?
- Welke oplossingen zijn bruikbaar?
- Wat is de beste oplossing?
- Hoe heeft de oplossing gewerkt?

19
Q

Welke aspecten zijn gepast bij pedagogisch adviseren?

A

Aspecten die helpen bij inschatten of pedagogische advisering gepast is:
- Herkenbaar opvoedingsprobleem;
- Lastig gedrag is te plaatsen in het kader van de ‘normale’ ontwikkeling;
- Gedrag is te zien als een logische reactie op gebeurtenissen;
- Enkelvoudig probleem wat nog niet lang bestaat (6 maanden);
- Plezier in opvoeden is tijdelijk verminderd, maar kan wel weer terugkomen;
- Ouders kunnen zelf sturing geven aan het gedrag van hun kind (met een beetje hulp);
- Ouders kunnen ook positieve aspecten van het kind noemen;
- Gemiste dingen in de opvoedingsvaardigheden kunnen in een korte tijd opgevuld worden;
- Ouders kunnen reflecteren op eigen gedrag en staan open voor suggesties;
- De ouders willen de opvoedingsproblemen aanpakken;
- Ouders hebben het idee dat ze zelf invloed hebben op het gedrag van hun kind(eren);

20
Q

Wat past niet bij pedagogisch adviseren?

A

Probleem met medische oorzaak;
- Kind met psychiatrisch karakter;
- Te complexe en gecompliceerde gezinssituatie;
- Kind heeft leerproblemen;
- Psychopathologie/relatieproblematiek bij de ouders;
- Beperkt verstandelijk vermogen van de ouders;
- Bestaande contacten met andere hulpinstellingen;
- Cultuuraspecten die de ontwikkeling van kinderen bevorderen;

21
Q

welke verschillende vormen van pedagogisch adviseren zijn er?

A
  • Inloopcontacten (bijv. spreekuur);
  • Opvoedbureau of spreekuurgesprekken (meestal
    max. vijf gesprekken);
  • Telefonische contacten (bijv. opvoedtelefoon): +
    anoniem, + vrijblijvend, + werkt snel, + eenmalig
    contact, + grote bereikbaarheid, - beperkte
    communicatie, +ouder heeft regie, +goedkoop,
    +makkelijk;
  • Online adviezen: + wordt vaak als extra bron
    gebruikt, - er kunnen vragen spelen over de
    betrouwbaarheid en kwaliteit van de info, - meer
    moeite dan telefonisch, - geen directe verbinding, +
    antwoorden kunnen opnieuw gelezen worden;
  • Huisbezoeken: +eigen omgeving, +niet anders te
    bereiken, +moeilijk te hanteren kind, +praktische
    manier van advisering, +directe reactie, +ouders
    voelen zich meer op hun gemak, - kost meer tijd, -
    snel te informeel, - vrijuit praten kan lastig zijn, -
    niet alle ouders vinden het fijn;
22
Q

Welke aanvullende vormen zijn er?

A

Intermediairs (bijv. buurtmoeders);
- Pedagogische advisering aan ouders van pubers:
draagkracht en pedagogische competenties van de
ouders verbeteren, communicatie ouder-kind
verbeteren, zelfvertrouwen verhogen, stimuleren
om ouders en kinderen samen naar oplossingen te zoeken;
- Kortdurende videohometraining (K-VHT): video-opnames worden gemaakt van de thuissituatie en
daarna met de ouders besproken.
- Stap-voor-stapprogramma: beeld -> inzicht -> handelen -> evaluatie;
- Triple P (Positief Pedagogisch Programma): gestandaardiseerde procedures met als doelen: toename
van opvoedingscompetentie, afname van emotionele en gedragsproblemen, minder gebruik van
negatieve vormen van disciplinering, betere communicatie wat betreft de opvoeding, vermindering
van opvoedstress;
- Home-Start: voorkomen dat kleine problemen verder groeien, zelfvertrouwen van ouders vergroten,
sociale relaties versterken, stimuleren om hulpbronnen te gebruiken.
- Videofeedback-interventie: zes huisbezoeken waarin filmpjes worden gemaakt. Deze worden
vervolgens teruggekeken en daarbij wordt feedback gegeven.
- Stevig ouderschap: verminderen van risico’s op een problematische ontwikkeling.
- Kortdurende pedagogische gezinsbegeleiding (KPG): in een vroeg stadium samen met de ouders een
oplossing zoeken voor actuele problemen.

23
Q

Wat is interne en externe validiteit bij interventieprogramma’s?

A

Interne validiteit: heeft de interventie zelf gezorgd voor verandering, of komt dit door iets anders?
Bedreigingen:
o History: ervaringen kunnen leiden tot ander gedrag;
o Maturation: mensen kunnen veranderingen door ontwikkelingsprocessen;
o Testeffecten: door een voormeting kunnen mensen anders reageren bij een nameting;
o Instrumentatie: verschillende instrumenten kunnen zorgen voor een verschil in gedrag;
o Selectieve/differentiële uitval: als bepaalde groepen veel uitval vertonen kan er een
vertekend beeld ontstaan;
Beste vorm om dit tegen te gaan: Randomized Controlled Trial (RCT).
- Externe validiteit: voor welke doelgroepen geldt de effectiviteit van de interventie?
Bedreigingen:
o Specifieke meetinstrumenten/observatoren/onderzoekers kunnen zorgen voor een
verminderde generaliseerbaarheid;
o Hawthorne-effect: niet alleen de interventie heeft gezorgd voor de verbetering, maar ook de
aandacht van de onderzoeker;

24
Q

Wat is video feedback intervention to promotoe postitive parenting en wat is de effectiviteit?

A

onderzoek naar de effectiviteit heeft
uiteindelijk geleid tot een evidence-based interventiemethode.
- Sensitiviteit beoordelen (1-10);
- Bespreken van opgenomen videobeelden
verhoogt sensitiviteit van adoptiemoeders en moeders met een onveilige hechting, minder
conflicten bij moeders met eetstoornissen. Ook is er bewijs voor de theorie van differentiële ontvankelijkheid,
d.w.z. dat sommige kinderen gevoeliger zijn voor invloeden van buitenaf dan anderen. Het heeft vooral effect
op de gehechtheidsrelatie van de ouder, minder op de hechting van het kind. In andere culturen is het minder
werkzaam, disciplinering in Turkse gezinnen ging bijv. moeizamer. Sensitief opvoedingsgedrag nam wel toe.

25
Q

Op welke dingen spelen interventies in?

A

Sensitief gedrag verhogen;
- Gehechtheidsreputatie van de ouders;
- Verschaffen van sociale steun;

26
Q

Wat zijn verschillende inzichten rond opvoedprogramma’s?

A

Gedrag georiënteerd: gebaseerd op de sociale leertheorie en willen ouders gedragstechnieken
bijbrengen zoals positieve bekrachtiging etc.
- Cognitief-gedragsmatig: herstructureren van gedachten van de ouders over zichzelf en hun kinderen.
- Ouder-kind relatie: aanleren van vaardigheden om effectiever te luisteren en te communiceren.
- Rationeel-emotief: verminderen van emotionele stress. Irrationele gedachten worden bestreden,
rationele gedachtes bekrachtigd.
- Multimodaal: combi van theoretische inzichten.

27
Q

Wat bleek uit een onderzoek van de eur?

A

m kwam dat kinderen met een Turkse/Marokkaanse
achtergrond vaker emotionele en gedragsproblemen ervaren. Turkse kinderen hebben vaker last van
emotionele problemen (angst en depressie). Marokkaanse kinderen hebben vaker last van gedragsproblemen.
Het zou kunnen zijn dat Turkse ouders meer druk op hun kinderen uitoefenen dat ze zich moeten aanpassen
dan Marokkaanse ouders. Allochtonen zoeken vaak hulp in hun eigen kring. Als dit niet lukt, gaan ze naar de
huisarts. Ze maken weinig gebruik van het lokale aanbod van opvoedingsondersteuning, voor hen is de drempel
naar professionele steun hoog. Allochtone ouders worstelen met onderwerpen als:
- Keuze tussen twee culturen;
- Manieren om aan te sluiten bij de Nederlandse cultuur;
- Inbreng van meer generaties;
- Specifieke rol van man en vrouw in de opvoeding;
- Cultuuraspecten die de ontwikkeling van kinderen bevorderen

28
Q

Waar ging het probleem van Beevaart over en wat was de conclusie?

A

Achtergrond: probleemperceptie en behoefte aan professionele zorg zijn indicators van het gebruik
van geestelijke gezondheidszorg. Daarom zijn etnische verschillen in probleemperceptie en
waargenomen behoefte bij ouders van leerkrachten van 5- en 6-jarigen onderzocht.
- Methode: 1215 Nederlandse, Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse kinderen die nog geen
professionele zorg ontvingen voor hun problemen.
- Resultaten: probleemperceptie was lager bij niet-Nederlandse ouders dan bij Nederlandse ouders
(49% vs. 81%). Dit kon niet uitgelegd worden door verschillen in sociaaleconomische positie of ernst
van de problematiek. Er waren geen etnische verschillen in de waargenomen behoefte van de ouders
en de probleemperceptie en waargenomen behoefte van leerkrachten. Leerkrachten hadden hogere
niveaus van probleemperceptie en waargenomen behoefte dan ouders.
- Conclusie: Professionals moeten zich bewust zijn van etnische variaties in probleemperceptie. Het zou
anders kunnen leiden tot miscommunicatie en onbevredigde behoefte aan professionele zorg

29
Q

Waar komen de lage probleempercepties van niet nederlanders door?

A

Er zijn culturele verschillen in de zorg over psychosociale problemen. Wanneer gedrag als
problematisch gezien wordt is verschillend per cultuur. Gebruik van een hoger afkappunt zou dan
kleinere verschillen laten zien, maar dit was niet het geval bij dit onderzoek.
- De definitie van een probleem kan verschillen per cultuur. Hetzelfde gedrag kan verschillend worden
geïnterpreteerd.
- Ouders uit etnische minderheidsgroepen kunnen zich beschaamd voelen over het delen van zorgen
over hun kinderen
- De kennis van de Nederlandse manier van monitoren, meten en organiseren van zorg voor kinderen
met probleemgedrag kan verschillen per cultuur.
Er moet nog verder onderzocht worden welke onderliggende redenen er liggen.

30
Q

Wat zijn tekortkomingen in het artikel van beevaart?

A
  • Culturele verschillen kunnen tot verschillende reactiepatronen op de vragenlijsten hebben gezorgd.
  • Migrantenkinderen van de derde generatie konden niet herkend worden, omdat zij als Nederlanders
    worden gezien en niet in het land geboren zijn van de etnische groep waartoe zij behoren.
  • Er is gebruik gemaakt van cross-sectionele data.
  • Correctie voor sociaaleconomische kenmerken was gebaseerd op gegevens uit 1999 en 2003, deze
    kunnen dus veranderd zijn.
  • Er kan sprake geweest zijn van een onderschatting van probleemperceptie door ouders en een
    overschatting van probleemperceptie door leerkrachten in etnische minderheidsgroepen.
  • De etnische achtergronden van de leraren waren onbekend.