Probleem 15 - scheiding Flashcards

1
Q

scheiden?

A

 In 1900 was de divorce rate maar 1 op de 1000 in de VS. In 1980 stijging naar 5 op de 1000,
dit komt wss. door minder wettelijke en morele restricties voor scheiding en een shift van
focus op economische onafhankelijkheid naar focus op emotionele vervulling.
 In 1998 is een einde gekomen aan de norm dat bij scheiding alleen moeder werd belast met
het ouderlijk gezag terwijl vader slechts recht kreeg op omgang, info en consultatie. Vanaf
toen bleef het gezamenlijk ouderlijk gezag na scheiding bestaan.
 In 2016 kregen ong. 86.000 minderjarigen te maken met de scheiding van hun ouders.
 Meer scheidingen in de VS dan in elk ander Westers land.
 Vooral in NL geldt dat buitenkerkelijken meer scheiden dan gelovigen. Ook geldt; hoe hoger
de opleiding v/d ouders hoe minder er wordt gescheiden. Kinderen op VMBO-scholen
hebben vaker gescheiden ouders dan kinderen v/h VWO. Als het scholingsniveau in een land
hoog is scheiden hoogopgeleiden minder snel; als het niveau laag is scheiden
hoogopgeleiden vaker.
 In de laatste eeuw is het aantal scheidingen enorm gestegen en daarmee ook het aantal
eenoudergezinnen en stiefgezinnen. Ook de houding tegenover scheidingen is veranderd van
minachting en afkeuring naar acceptatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een flitsscheiding?

A

omzetting v/h huwelijk in een geregistreerd partnerschap dat vervolgens wordt
ontbonden. Deze mogelijkheid is in 2009 afgeschaft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een complexe scheiding?

A

scheiding waarbij ouders door aanhoudende ernstige conflicten het belang en
welzijn v/d jeugdigen uit het oog verliezen, evenals het wederzijdse belang. De gevolgen hiervan zijn
ernstiger; stress, gehechtheidsproblemen, loyaliteitsconflicten, het niet meer willen zien van 1 v/d
ouders, parentificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het deficit model?

A

scheiding is echt een traumatische gebeurtenis voor het kind wat
blijvende schade zal oprichten. Het tweeoudergezin met 2 biologische ouders zou het beste zijn voor
het kind. Deze visie was vroeger overheersend. Nu wordt scheiding meer gezien als ‘’deel v/d
levensloop’’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn oorzaken van scheiding?

A

Oorzaken van scheiding:
 Wanneer man en vrouw van verschillende etnische achtergronden komen
 Wanneer ze niet overtuigd zijn dat scheiding fout is
 Middelenmisbuik of alcoholmisbruik
 Slechte communicatievaardigheden
 Mentale gezondheidsproblemen
 Veel stress, bijv. door gelimiteerde educatie, economische moeilijkheden, te vroeg trouwen,
overweldigd zijn door de verantwoordelijkheid v/h hebben van kinderen, etc.
 Er is niet 1 oorzaak van scheiding, het is niet 1 gebeurtenis; het betrekt een aantal complexe
stappen die al heel lang bezig zijn voor de scheiding en ook lang doorgaan na de scheiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn effecten van scheiding op korte termijn?

A

 De eerste maanden direct na de scheiding zijn er meer problemen. Familierollen, -relaties en
-omstandigheden veranderen waardoor kinderen depressief, angstig, boos en antisociaal
kunnen worden. Op de lange termijn zijn de meeste kinderen toch resilient.
 Meer gedragsproblemen en emotionele problemen; agressief, antisociaal, lager
zelfvertrouwen, meer problemen met peer relaties. Klinische levels van stress en depressie.
 Problemen met cognitieve aspecten zoals schoolprogressie en cijfers,
concentratieproblemen, spanningen in contact met andere leerlingen, vaker spijbelen of
vaker geschorst.
 Zwakkere band met de ouders, vooral met de vaders.
 Lichamelijke problemen zoals hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen, stressklachten, etc.
 Parental alienation syndrome (PAS)  kinderen vervreemden v/d ouders na scheiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn gevolgen op lange termijn?

A

 In de adolescentie vaker in de problemen met de politie, meer kans op tienerzwangerschap,
delinquent gedrag en meer roken, blowen en drinken.
 In de volwassenheid lager eindniveau v/d opleiding, lager inkomen, lagere SES, risico op
buitenechtelijke kinderen, zwakkere band met ouders, lager psychologisch welzijn/kans op
depressie en een groter beroep op hulpverlening, slechtere huwelijkskwaliteit, risico om zelf
te scheiden.
 Deze effecten zijn eerder gemiddeld/matig dan sterk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de effecten per leeftijdscategorie?

A

 Baby’s/dreumesen (0-2 jaar)  onveilige en gedesorganiseerde hechting, minder positive
play met de ouders. Stress, spanning en onveiligheid uiten zich in huilen, slaap- en
eetproblemen. Het vertrouwen met de ouder die weggaat moet langzaam herstellen.
 Peuters (2-4 jaar)  verward, angstig, bang, onrijp gedrag zoals duimzuigen. Hebben
behoefte aan leiding en grenzen, opvoedingsrituelen. Door exploratief spel worden ze wat
autonomer. Kinderen kunnen last krijgen van nachtmerries en verlatingsangst. Deze angsten
zijn normaal voor de ontwikkelingsfase maar kunnen versterkt worden door scheiding.
 Kleuters en basisschoolkinderen (4-8 jaar)  snappen het concept van scheiding maar niet
de redenen erachter, leggen vaker de schuld bij zichzelf. De ontwikkeling v/h geweten en het
moreel besef vindt plaats. Problemen na scheiding kunnen leiden tot regressieverschijnselen
zoals het terugvallen in fantasie en magisch denken. Vooral 6-8 jaar oude kinderen zijn boos
over het verlies v/d vader. 8-10 jaar zijn vaker boos en hebben meer psychosomatische
stresssymptomen (hoofdpijn, duizelig, overgeven, slaap- en concentratieproblemen).
 Schoolkinderen (8-12 jaar)  ontwikkelen vriendschapsrelaties en zelfvertrouwen, leren zich
te verplaatsen in een ander. Wel ook risico op overmatig zorgen maken over de ouders, zich
te veel aanpassen en ouders tevreden willen stellen. Ook parentificatie, driftbuien en
gevoelens van afwijzing kunnen voorkomen. Problemen rond de scheiding kunnen het
schoolproces verstoren; verhuizingen, schoolwisselingen, etc. Rationeel begrip voor de
scheiding maar geen emotioneel begrip. Langzamerhand ontwikkelen ze wel coping
mechanismes.
 Pubers en adolescenten (12-18 jaar)  risico dat ze een positief voorbeeld v/d ouderlijke
relatie (deels) missen. Er is meer begrip, maar ze zien dingen nog wel vanuit hun eigen
perspectief (waarom hebben ze mij dit aangedaan?). Meer risicogedrag w.b.t. seks, drugs en
alcohol, en daardoor problemen op school of met de wet. Vooral jongens denken na over
zelfmoord.
 Bevindingen niet per sé consistent, niet per sé alleen jonge of oude kinderen worden erdoor
beïnvloed, er zijn effecten op elke leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de effecten per geslacht?

A

 Een aantal studies heeft voorgesteld dat scheiding erger is voor jongens dan voor meisjes;
jongens zijn meer fysiologisch kwetsbaar, verliezen hun mannelijke rolmodel omdat ze bij
hun moeder blijven wonen, krijgen minder emotionele steun, etc. Ze hebben slechtere
sociale aanpassing en problemen met populariteit, eenzaamheid, meewerken en ouder-kind
relaties vergeleken met meisjes.
 Andere studies zeggen dat jongens en meisjes evenveel beïnvloed worden door scheiding
maar dat ze het op andere manieren uiten; jongens meer externaliserend (boosheid), meisjes
meer internaliserend (anxiety).
 Geen verschillen tussen jongens en meisjes op academische prestatie, gedrag en
psychologische aanpassing.
 Meisjes leggen na scheiding de lat veel hoger voor zichzelf, ze willen competent, zorgenvrij
en goed aangepast zijn. Dit kan leiden tot compulsief of ongepast gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de effecten per etniciteit?

A

 Afrikaans-Amerikaansen hebben vaker problemen in het huwelijk en een hoger aantal
buitenechtelijke geboortes.
 Afrikaans-Amerikaanse kinderen zouden zich beter kunnen aanpassen dan blanke kinderen
aan het leven in een eenoudergezin, de verklaring hiervoor is echter niet duidelijk.
 Afrikaans-Amerikaanse kinderen hebben meer baat bij een stiefvader dan blanke kinderen.
De stiefvader en de moeder moeten dan wel getrouwd zijn en niet slechts samenwonen.
 Weinig onderzoek hiernaar dus moeilijk conclusies te trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de effecten per persoonlijkheid?

A

 Stress v/d transities na scheiding kunnen problemen verergeren in kinderen die al problemen
hebben en slecht aangepast zijn.
 Intelligentie, competente kinderen met een makkelijk temperament, hoog zelfvertrouwen,
interne locus of control en goed gevoel voor humor krijgen wss. meer positieve responses en
steun van anderen en kunnen zich beter aanpassen aan nieuwe uitdagingen en stressvolle
levensgebeurtenissen. (Dit zijn dus beschermende factoren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn redenen voor effecten?

A

 Moeders hebben het zwaar met de scheiding dus zijn meer bezig met zichzelf, labiel, en
inconsistent. Minder controle over het gedrag v/d kinderen.
 Kinderen worden veeleisender, werken niet mee, doen agressief, zeuren meer, worden
overmatig afhankelijk.
 Kinderen hebben het moeilijk omdat ze hun vertrouwde en gewende thuis en levensstijl kwijt
zijn. Vaak verhuizen ze, wat betekent nieuwe school, wat betekent nieuwe vrienden moeten
maken, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn beschermende factoren voor scheiding van kinderen?

A

 Psychologische gezondheid, blijdschap/geluk en zelfvertrouwen v/d kinderen maakt
aanpassing aan stressvolle gebeurtenissen makkelijker en ze kunnen beter worden in sociaal
probleem oplossen.
 Hogere intelligentie, makkelijk temperament, optimistische/constructieve/realistische kijk op
het leven leiden tot minder psychologische problemen en meer zekerheid in romantische
relaties later in het leven.
 Genoeg positief contact onderhouden met de ouder waarbij ze niet wonen, en goed contact
tussen de ouders. De kinderen moeten niet tussen een ouderlijk conflict komen.
 Autoritatieve opvoedstijl v/d ouders.
 Sociale steun van familie en vrienden kan zorgen voor advies, emotionele steun, positieve
feedback, minder anxiety en zorgen en betere aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn beschermende factoren van ouders?

A

 Sociale steun van familie en vrienden.
 Professionele hulp zoals interventieprogramma’s voor gescheiden ouders (bijv. Dads for Life
Program, focus op omgaan met ruzie met ex).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zit het met voogdij?

A

 Voogdij v/d vader  beter voor zelfvertrouwen, minder anxiety, depressie en
gedragsproblemen. Vaders die de voogdij krijgen hebben vaker hoger inkomen dan de
moeders en hebben emotionele steun van familie en vrienden. Moeders blijven ook vaker
betrokken als de vader voogdij heeft i.p.v. andersom. Vaders die echt de voogdij willen zijn
meer emotioneel geïnvesteerd in de kinderen en effectievere ouders. Wanneer vaders de
voogdij krijgen zijn het de moeders zonder voogdij die afspraken maken over bezoek v/h kind
en contact onderhouden.
 Voogdij v/d moeder  moeders ontwikkelen meer sterke punten en onafhankelijkheid
wanneer ze alleenstaande ouder worden na scheiding. Ze voelen zich minder depressief en
angstig en hebben minder gezondheidsproblemen dan vrouwen in niet-gescheiden families
met veel conflict.
Gedeelde voogdij  kan voor een gevoel van veiligheid zorgen en het gevoel van verlating
van 1 v/d ouders juist verminderen. Minder probleemgedrag en emotionele moeilijkheden,
meer zelfvertrouwen, betere familierelaties. Als de 2 ouders echter een compleet andere
levensstijl, tegenovergestelde normen en waardes, en slechte communicatievaardigheden
hebben, hun conflicten niet opzij kunnen zetten of in hele andere gebieden wonen is
gedeelde voogdij niet goed.
o Joint legal custody: ouders delen de verantwoordelijkheid van keuzes maken over
het leven v/d kinderen, maar de kinderen wonen maar bij 1 v/d ouders.
o Joint physical custody: de kinderen wonen de helft v/d tijd bij de ene ouder en de
andere helft bij de andere ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn interventies voor jeugdigen en hun gescheiden ouders?

A

 Advies over de verdeling van zorg- en opvoedtaken na een scheiding  de
jeugdprofessional moet voldoende bekend zijn met de (wettelijke) regels inzake de omgang
tussen gescheiden ouders en jeugdigen. Zo moet de professional bijv. op de hoogte zijn v/d
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; ouders van
minderjarigen moeten een ouderschapsplan toevoegen aan hun verzoek tot scheiding. Hierin
moeten een aantal afspraken staan (zorgregeling, omgangsregeling, kinderalimentatie,
gelijkwaardig ouderschap, etc.). Daarbij moet de professional de ouders erop wijzen dat zij
scheiden als partners, maar niet als ouders
 Algemene adviezen naar leeftijd v/d jeugdigen  bij jonge kinderen gaat het vaak om de
vraag of overnachtingen bij de andere ouder wenselijk zijn. In geval van ernstige conflicten
wordt regelmatig geadviseerd het kind niet bloot te stellen aan te veel veranderingen. Baby’s
kunnen regelmatig, maar nooit te lang, verblijven bij de andere ouder, bij peuters kan dit iets
opgebouwd worden, en pas vanaf 5 jaar kan er langzaam gestart worden met
overnachtingen bij de andere ouder. Er wordt vaak afgeraden om baby’s en peuters voor
langere tijd weg te houden bij de inwonende ouder (meestal de moeder). Ouders en
kinderen van alle leeftijden hebben baat bij vroegtijdige begeleiding en ondersteuning en bij
het beheersbaar maken van conflicten tussen ouders; dit om de band tussen jeugdigen en
beide ouders na scheiding te behouden.
 Hulp aan de jeugdige en/of ouders  professionele hulp moet zich op zowel de kinderen als
de ouders richten. De hoogste prioriteit ligt bij conflictvermindering en het maken van
gezamenlijke afspraken over het kind. Het welzijn v/h kind is leidraad. Beide ouders moeten
bij deze hulp actief betrokken worden ongeacht het gezag. Het is van belang ouders te
stimuleren op een niet-belastende manier over elkaar te praten op een rustige manier. De
professional moet een nieuwsgierige en empathische houding aannemen, reflectief kunnen
luisteren en kunnen herkaderen. Ook moet die zoveel mogelijk toegankelijke informatie
verschaffen aan ouders en jeugdigen, bijv. kennisplatform KEES.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de bekendste interventies in NL?

A

 Dappere Dino’s  6-8 jaar oud, beter om te leren gaan met de veranderingen tijdens en na
scheiding. Positief effect op het functioneren v/d kinderen en minder probleemgedrag.
 !JES (Jij En Scheiden) het brugproject  8-12 jaar, herkennen van en omgaan met emoties
en mogelijk aanwezige irrationele ideeën. Ook oefenen met communicatieve vaardigheden.
 Stoere Schildpadden  4-6 jaar, emotionele en gedragsproblemen na scheiding voorkomen
of beperken. Vermindering van psychosociale problemen.
 KIES (Kinderen In Een Scheiding)  8-12 jaar, minder probleemgedrag, meer pro-sociaal
gedrag, minder problemen met peers, betere relatie met vader, minder schuldgevoelens. Is
effectief gebleken; kinderen begrepen de scheiding beter, band met ouders is beter, zien de
vader vaker. Deze interventie staat NIET meer in de databank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de demografische trends binnen stiefgezinnen?

A

Demografische trends:
 Ongeveer ¾ v/d gescheiden mensen hertrouwt.
 Afrikaans-Amerikaansen hertrouwen minder vaak of wachten er langer mee dan blanken.
Als er conflicten zijn in stiefgezinnen gaan deze vaak over financiën of over de kinderen.
Opmerkingen zoals ‘’je bent niet mijn echte vader’’ komen vaak voor. Het wordt nog moeilijker
wanneer beide volwassenen kinderen ‘’meenemen’’ uit een vorige relatie en er sprake is van een
complex stiefgezin.

19
Q

Wat zijn effecten van stiefgezinnen op kinderen?

A

 Tieners vinden het lastig om het hertrouwen v/d ouder te accepteren en lopen meer risico
op externaliserende problemen zoals alcoholgebruik, delinquentie, en vroegtijdige seks. Ook
meer conflict met de stiefouders.
 De meeste stiefkinderen doen het goed op school en hebben geen emotionele of
gedragsproblemen. Er is veel overlap met kinderen uit ‘’intacte’’ gezinnen.
 De aanpassing v/d kinderen is vooral afhankelijk v/d kwaliteit v/d relaties in het stiefgezin,
niet per sé v/d familievorm.
 Een voordeel is dat er weer 2 ouders zijn die het gedrag v/d kinderen kunnen monitoren en
de kinderen kunnen helpen.
 Vooral jongens lokken vaak meer ruzie uit met de stiefouder.

20
Q

Wat zijn voordelen van een nieuwe partner?

A

 Stressvermindering
 Intimiteit en emotionele steun
 Hulp bij huishoudtaken
 Extra inkomen

21
Q

Wat zijn nadelen van een nieuwe partner?

A

 Moeite balans te vinden tussen behoeftes v/d kinderen en die v/d nieuwe partner
 Conflicterende loyaliteiten
 Conflicten over de opvoeding
 Competitie voor aandacht v/d ouder

22
Q

Wat zijn de demografische trends binnen eenoudergezinnen?

A

 Van 1991-2009 is het aantal alleenstaande tienermoeders met 1/3e
gedaald.
 In 2010 leefde 26% v/d kinderen onder 18 jaar met 1 ouder. Dit is 3x zo hoog als in 1960. 15%
hiervan was alleenstaand vader.
 Tegenwoordig zijn de meeste eenoudergezinnen gezinnen met alleen de moeder. Dit
verschilt per ras v/d familie; in Aziatische families zijn er weinig eenoudergezinnen, onder
zwarte mensen veel meer.
 Het percentage alleenstaande moeders na scheiding neemt af.
 Steeds meer vrouwen kiezen er bewust voor om alleenstaande moeder te worden. Dit wss.
omdat ze huwelijk en moederschap minder met elkaar linken, er minder stigmatisatie is over
alleenstaand moederschap en door de groeiende economische afhankelijkheid van vrouwen.
 Nog steeds heerst de perceptie dat een eenoudergezin verre v/d ‘’ideale’’ familievorm af ligt.

23
Q

Welke vormen eenoudergezinnen zijn er?

A

 Minderheids-alleenstaande ouders (tienermoeders, arme alleenstaande ouders)
 Alleenstaand na scheiding
 Alleenstaand door bewuste keuze
 Co-ouderschap

24
Q

Hoe zit het met alleenstaande moeders?

A

 De algemene perceptie is vaak; arm, impulsief, onverantwoordelijk, en ongeschikt voor
ouderschap.
 De meesten hebben te maken met persoonlijke, economische en sociale problemen die het
lastig maken om steun en zorg voor de kinderen op zich te nemen. Stress, financiële
problemen en gebrek aan sociale steun dragen bij aan slechtere kinduitkomsten. Veel
geleerden beweren dat het de armoede-gerelateerde uitdagingen zijn die voor veel v/d
moeilijkheden bij jonge alleenstaande moeders zorgen, niet het gebrek aan een 2e
ouder.
 Vaak een hulp in huis voor huishoudtaken.

25
Q

Hoe zit het met alleenstaande vaders?

A

 Veel minder bekend dan over alleenstaande moeders.
 Een steeds groter groeiende groep doordat vaders tegenwoordig vaker voogdij krijgen na
scheiding; er is meer erkenning voor het feit dat ook vaders competente opvoeders kunnen
zijn.
 Er heerst een stereotype dat ze ofwel supervaders zijn of incompetente vaders.
 Ervaren evenveel stress en uitdagingen als alleenstaande moeders; balans tussen werk en
familie, financiële struggles, goede zorg voor het kind vinden, etc.
 Vaders hebben in de opvoeding meer moeite met monitoring, de dagindeling van kinderen,
verwachtingen over wat kinderen op een dag moeten/kunnen doen.
 Vaders die na de scheiding de voogdij krijgen zijn vaak ouder, beter opgeleid, welvarender,
en hebben beter psychologisch welzijn dan vaders die na de scheiding geen voogdij krijgen.
Dit is een vorm van selection bias; de vaders die ook echt voogdij willen i.p.v. het alleen
accepteerden zijn vaak de meer competente vaders.
 Maken vaker gebruik van toevoegende verzorgers zoals de moeder v/h kind, babysitters,
familieleden, dagopvang, en vrienden dan alleenstaande moeders.

26
Q

Wat zijn uitdagingen voor eenoudersgegezinnen?

A

 Het alleen moeten doen
 Dealen met het verlies van een relatie
 Armoede/financiële moeilijkheden omdat een deel v/h inkomen wegvalt, hierdoor langer
door moeten werken en een kwetsbare positie bij scholen en huisbazen
 Minder sociale steun
 Tolereren vaker mishandeling of verwaarlozing in relaties met partners
 Leven in ‘’extended family households’’, dus inwonen bij familie of vrienden; kan voor
financiële steun en zorg voor de kinderen zorgen maar kan ook frustrerend

27
Q

Wat zijn de negatieve effectenvan eenoudersgezinnen?

A

 Sociale, emotionele en academische problemen. Dit effect is nog sterker bij kinderen van
alleenstaande jonge moeders.
 Meer agressie, minder impulscontrole.
 In de adolescentie meer slechte cijfers/klassen niet halen en meer delinquentie. Ook eerder
seksueel actief en meer kans om voor de leeftijd van 20 zwanger te worden.
 Bij blanke kinderen zijn er slechtere wiskunde uitkomsten en meer delinquentie, bij zwarte
kinderen was dit effect er niet.

28
Q

Wat zijn de positieve effecten van eenoudergezinnen?

A

 Samen met de ouder keuzes maken, autonomie.
 Interdependent relaties tussen ouders en kinderen.
 Het leren van belangrijke pro-sociale lessen, altruïsme.
 Beter zelfvertrouwen, minder anxiety, depressie en gedragsproblemen bij jongens die bij hun
alleenstaande vader blijven na scheiding.

29
Q

Wat zijn beschermende factoren van eenoudergezinnen?

A

Kinderen
 Sociale steun van familie of vrienden.
 Een sterke hechting aan de vader (waarbij het kind dus niet woont).
 Positieve betrokkenheid en een autoritatieve opvoedstijl v/d ouder.
 Betrokken zijn bij buitenschoolse activiteiten of bij een religieuze institutie leidt tot betere
academische en sociale prestaties.
Ouder(s)
 Alleenstaande moeders doen het beter als hun eigen moeder hen ondersteunt en hulp geeft
bij opvoedvaardigheden.
 Sociale steun van familie en vrienden.
 Beschikbaarheid van instrumentele steun.

30
Q

Wat zijn klinische implicaties van eenoudergezinnen?

A

 Zorgen voor ouderlijk welzijn
 Promoten van ouderlijke autoriteit en een sterke, voorspelbare familiestructuur
 Verzachten v/d impact van een bittere scheiding
 Versterken van bestaande netwerken en creëren van nieuwe connecties
 Netwerken van kinderen; verbinden met vaders zonder voogdij

31
Q

Wat zijn demografische trends van cohabitatie?

A

 Sinds 1990 is het aantal samenwonende maar niet-getrouwde ouders verdubbeld.
Tegelijkertijd is het aantal huishoudens van getrouwde koppels afgenomen.
 Voor veel mensen is samenwonen (cohabitatie) een alternatief voor huwelijk of een soort
‘’proefperiode’’ voordat ze de sprong in het huwelijk wagen.
 Het is waarschijnlijk dat het stigma steeds meer afneemt waardoor er ook steeds meer
positieve uitkomsten zullen zijn voor de kinderen in deze familievormen.

32
Q

Welke vormen cohabitatie zijn er?

A

 Een tussenstapje voor het huwelijk
 Een alternatief voor het huwelijk
 Een relatie zonder duidelijke toewijding
 Samenwonend koppel met biologische kinderen
 Moeder met biologische kinderen en een stiefvader die in huis woont of andersom
 Hybride afspraken waarin zowel biologische als stiefkinderen thuis wonen
 Moeder en kind onderhouden een ‘’bezoekers’’ relatie met de vader v/h kind
 Cohabitatie-afspraken duren vaak kort

33
Q

Wat zijn uitdagingen voor cohabiterende families?

A

 Economische moeilijkheden
 Ervaren van meer transities wat stressvol kan zijn voor zowel de ouders als de kinderen
 Minder steun van familie dan getrouwde stellen door het culturele stigma

34
Q

Wat zijn effecten van cohabitatie op kinderen?

A

 Klein verschil in sociale aanpassing en schoolprestatie.
 Geen verschillen in gedrags- en emotionele problemen.
 Meisjes eerder seksueel actief en meer kans op tienerzwangerschap.

35
Q

Wat zijn valse tweeoudergezinnen?

A

 Tweeoudergezinnen met getrouwde biologische ouders zijn structureel gezin ‘’intact’’ maar
hoeven niet per sé een goede omgeving te zijn om kinderen in op te voeden.
 Kinderen in huishoudens met veel conflict ervaren veel dezelfde problemen als kinderen van
gescheiden ouders.
 Wanneer ouders eerst veel conflict hebben en daarna gaan scheiden is het zelfs beter voor
het kind

36
Q

Wat zijn alternatieve verklaringen voor effecten van familievormen?

A

 Selectie-effecten  mensen die kiezen voor huwelijk i.p.v. voor eerst samenwonen zijn
anders w.b.t. educatie en economische voordelen. De negatieve kinduitkomsten kunnen dus
meer komen door educationele en economische factoren dan door familievorm.
 Culturele context  in sommige culturen zoals in Puerto Rico of de Dominicaanse Republiek
zijn er minder externaliserende problemen gevonden in kinderen van samenwonende ouders
dan bij kinderen v/dze groep in de VS. Daarbij is in sommige landen het stigma minder erg.
 Te veel transities  in samenwonende koppels is er meer instabiliteit. De relaties duren
vaak korter en er is minder toewijding aan de relatie dan bij huwelijk. Kinderen die veel
transities meemaken ontwikkelen meer academische, sociale en emotionele problemen.
 Economische tegenspoed  de meeste kinderen in eenoudergezinnen hebben te maken
met economische nadelen. Arme alleenstaande ouders hebben moeite met het betalen van
schoolboeken, computers, privélessen, kleren, schoenen, telefoons, etc.
 Opvoedkwaliteit  1 v/d beste voorspellers van emotioneel en sociaal welzijn van kinderen.
Alleenstaande ouders zijn minder emotioneel ondersteunend, hebben minder regels,
hardere discipline en inconsistentie, minder supervisie/begeleiding, en hebben meer conflict
met de kinderen. Deze effecten worden minder als de ouder waarmee het kind niet woont
(vaak de vader) wel nog in beeld is en betrokken is, en als de ouders onderling nog een goede
relatie hebben.
 Blootstelling aan stress  alleenstaande ouders maken meer stressvolle ervaringen en
omstandigheden mee dan getrouwde tweeoudergezinnen. Economische moeilijkheden en
ongeschikte opvoeding dragen hieraan bij. Voor kinderen ook stressvolle factoren zoals
verhuizen.

37
Q

Wat zijn interventies na scheiding?

A

zowel educationele als therapeutische activiteiten. De activiteiten zijn om te dealen met
misconcepties over scheiding en om het kind te steunen in het ontwikkelen van effectieve
vaardigheden om te copen met de veranderingen en stressoren geassocieerd met scheiding.
 Ouder-gefocuste interventies  groepstherapie om ouders te helpen met de stress van
scheiding, om hun coping skills te verbeteren, en om hun aanpassing te promoten.  Kind-gefocuste interventies  hele kleine effect sizes. Dus of de problemen v/d kinderen na
scheiding zijn resistent tegen interventies of de interventies waarvan systematisch onderzoek
beschikbaar is zijn niet effectief.

38
Q

Hoe is er onderzoek gedaan naar het effect van scheiding op kinderen?

A

Veel onderzoek naar de effecten van scheiding op kinderen laten variërende resultaten zien. Dit kan
komen door verschillende samples, verschillende leeftijden van kinderen, verschillende uitkomsten
gemeten, en de verschillende methodes. Daarom worden meta-analyses gebruikt om een algemeen
beeld te krijgen.

39
Q

Wat zijn veranderingen in onderzoek naar scheiding?

A

 Vroeger werd ervanuit gegaan dat een tweeouder familiestructuur nodig was om succesvol
een kind op te kunnen voeden. In 1950/1960/1970 werden onderzoeken naar alleenstaande
moeders dan ook ‘’father absence studies’’ genoemd.
 Vroeger werd er ook vanuit gegaan dat scheiding een traumatische gebeurtenis is met
ernstige en langdurende negatieve effecten op de aanpassing van kinderen.
 Veel vroege onderzoeken hadden methodologische tekortkomingen; cross-sectioneel, nietrepresentatieve, slecht gedefinieerde en klinische samples, veel bouwden op enkele
informanten of gelimiteerde niet-valide metingen. Veel studies faalden erin om significante
mediërende en modererende effecten te onderzoeken.
- Mediërende factoren worden beïnvloed door factor A waardoor factor B wordt
beïnvloedt.
- Modererende factoren beïnvloeden de relatie tussen factor A en factor B.
 Recentere studies focussen op veranderingen over tijd w.b.t. aanpassing na scheiding en op
interacties tussen individuele en familiekenmerken.
 Nu zijn er meer longitudinale studies, studies met meerdere metingen zoals observaties, en
studies met nationaal representatieve samples beschikbaar.
 Onderzoekers van nu houden meer rekening met mediërende factoren. Er wordt nu ingezien
dat scheiding slechts 1 stap is in een re

40
Q

Wat zijn limitaties?

A

 Als je onderzoek doet op basis v/h deficit model kan er sprake zijn van een soort
confirmation bias; je zoekt naar problemen bij kinderen van gescheiden ouders omdat je al
verwacht dat die er zullen zijn.
 Er worden vaak gescheiden en niet-gescheiden gezinnen met elkaar vergeleken, maar dan
scheer je alle kinderen van gescheiden ouders over één kam waardoor je heel veel andere
factoren achterwege laat.
 Dit kan opgelost worden door een andere controlegroep te gebruiken, covariaten mee te nemen
of een within-subjects design te gebruiken.

41
Q

Wat is de add health study?

A

Nationale steekproef van 17.000 kinderen van 12-18 jaar op de middelbare school. Data uit 1995.
Vragenlijsten over emotionele, academische en gedragsproblemen.
 Adolescenten met alleenstaande ouders hebben meer problemen dan adolescenten met 2
getrouwde ouders. Ze waren vaker blijven zitten, waren vaker geschorst, waren vaker
betrokken bij delinquentie of geweld, zagen vaker een therapeut voor een emotioneel
probleem, rookten meer, en dachten vaker aan zelfmoord.
 55% v/d adolescenten van 12-18 jaar woonde met beide biologische ouders.
 Als het aantal adolescenten dat bij beide biologische ouders woont hetzelfde zou zijn als in
1960 zou het percentage adolescenten dat een klas blijft zitten dalen van 24% naar 21%. Dit is geen hele heftige daling, wss. omdat kinderen van getrouwde ouders deze problemen ook
ervaren.

42
Q

Wat is het beste voor het kind?

A

Er wordt vaak gedacht dat samenwonen met beide biologische ouders het beste is en veel ouders
vragen zich af of zij voor de kinderen bij elkaar moeten blijven.
 Het antwoord is ja als zij in staat zijn hun ruzies te beheersen. Kinderen functioneren het
beste in intacte gezinnen en misschien kunnen ouders met enige hulp van buitenaf hun
gezin voortzetten, bijv. met hulp van CJG of relatietherapie.
 Het antwoord is nee als de sfeer niet meer te verbeteren is.
 Als de situatie na de scheiding nog steeds veel conflict bevat, kunnen ouders beter bij elkaar
blijven dan scheiden. Als de situatie na de scheiding verbetert is scheiding voordeliger voor kinderen.

43
Q

Wat zijn algemene basisvoorwaarden voor een goede ontwikkeling?

A

 Zorg en veiligheid  adequate verzorging, veilige directe en wijdere fysieke omgeving,
ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur.
 Passende opvoeding  continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en verzorging, respect
voor en interesse in de jeugdige, affectief klimaat, begrip, steun, niveau van onderwijs,
omgang met peers, adequaat voorbeeldgedrag v/d ouders.
 Continuïteit en toekomstperspectief  de jeugdige weet waar die aan toe is in heden en
toekomst, weet waar die vandaan komt, houdt verbinding met diens verleden, krijgt
ondersteuning v/h sociale netwerk.

44
Q

Wat kunnen ouders doen om te helpen?

A

Kinderen hebben ouders nodig die warm, ondersteunend, communicatief en responsief zijn en die
stevige en consistente controle en positieve discipline bieden. Een optimale omgeving heeft zo min
mogelijk conflict waaraan de kinderen kunnen worden blootgesteld.