Probleem 13 - homoouders Flashcards

1
Q

Wat is sexual and gender minority?

A

SGM: sexual and gender minority.
 Gender minderheid: een persoon wiens genderidentiteit niet aansluit bij de normatieve
genderverwachtingen.
 Seksuele minderheid: een persoon wiens seksuele identiteit, aantrekking of gedrag niet
aansluit bij heteroseksualiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de demografische trends?

A

Demografische trends:
 In de jaren ’60 en ’70 ontstonden homoseksuele gezinsvormen wanneer 1 v/d partners in
een heteroseksuele relatie homoseksuele gevoelens bleek te hebben en vervolgens een
relatie aanging met iemand v/h eigen geslacht. Kinderen gingen vrijwel altijd met de moeder
mee naar haar nieuwe relatie.
 Sinds 1998 geldt dat zelfs wanneer een man binnen zijn huwelijk niet eens de verwekker v/h
kind is, hij automatisch juridisch vader is v/h kind. Ook geldt sinds dit jaar dat gezamenlijk
gezag geregeld kan worden en is adoptie mogelijk gemaakt voor alleenstaanden.
 Sinds 2001 is (stiefouder)adoptie mogelijk. Hierdoor kunnen ook sociale ouders meer rechten
krijgen.
 In 2001 werd in NL het burgerlijk huwelijk opengesteld voor paren v/hzelfde geslacht. Ook
werd adoptie voor homoseksuele partners mogelijk gemaakt, mits het kind afkomstig is uit
NL.
 Sinds 2002 geldt dat gehuwde of geregistreerde vrouwenparen automatisch het gezamenlijk
gezag krijgen over kinderen die tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren
zijn.
 Sinds 2009 is het voor homoseksuele paren mogelijk gezamenlijk een kind uit het buitenland
te adopteren, mits het land van herkomst een kind beschikbaar stelt voor adoptie door een
homoseksueel paar. Als dat niet het geval is, is wel eenouderadoptie mogelijk; 1 v/d partners
adopteert een buitenlands kind. De andere partner kan na 1 jaar de zorg v/h kind gedragen
te hebben het kind adopteren (Paul de Leew constructie).
 De laatste 10 jaar groeide groep mannenparen die vader wilden zijn. Sinds veranderingen in
de adoptiewetgeving is er een kleine groep mannen die kinderen uit het buitenland
adopteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de relatievormen?

A

 Kinderen binnen een veranderde (hetero naar homo) relatie; deze kinderen zijn geboren
binnen een heteroseksuele relatie waarvan 1 v/d ouders later homoseksuele blijkt te zijn. In
sommige gevallen blijven de ouders samen en worden er afspraken gemaakt binnen welke
kaders iemand de eigen gevoelens kan beleven. Vaker wordt er voor een scheiding gekozen.
 Kinderen binnen een homoseksuele relatie (2 vrouwen of 2 mannen); deze kinderen
worden geboren binnen een gelijkgeslachtelijke relatie, het merendeel in een relatie van 2
vrouwen. Veel moeders lossen het probleem van wie de ‘’echte’’ moeder is op door het kind te vertellen uit wiens buik het geboren is. De afwezigheid van een vader in het gezin heeft
nauwelijks invloed.
 Kinderen binnen co-ouderrelaties, waar i.i.g. 1 v/d verzorgenden homoseksueel is  deze
kinderen worden vaak door 3 of 4 ouders opgevoed, er is wel een vader aanwezig. Het lijkt
op co-ouderschap na scheiding, alleen was hier de situatie al zo voor de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de homoseksuele gezinssamenstellingen?

A

Gezinnen met 1 homoseksuele ouder
 Alleen een moeder  bij een spermabank kan zaad van een donor verkregen worden. De
donor kan volledig anoniem blijven of voor het kind bekend zijn en het evt. op gezette tijden
zien (een vader op afstand). De inseminatie vindt in het ziekenhuis plaats. Er kan ook
gekozen worden voor zaad van een bekende heteroseksuele/homoseksuele donor. Dit kan
een directe verwant (bijv. broer) of intieme vriend zijn, of een homoseksuele man die zo zijn
biologische vaderschap in vervulling zit gaan. De inseminatie hiervan vindt vaak thuis plaats.
 Alleen een vader  komt nauwelijks voor. Soms blijven de kinderen na een echtscheiding na
een heteroseksuele relatie bij de homoseksuele vader wonen.
Gezinnen met 2 (of meer) homoseksuele ouders
 2 moeders  veel hetzelfde als gezinnen met alleen een moeder.
 2 vaders  niet-commercieel draagmoederschap van een bekende heteroseksuele/lesbische
vrouw is een optie, zij kan een directe verwant of een intieme vriendin zijn of een
heteroseksuele/lesbische vrouw die (nog) graag een keer zwanger wil zijn. De draagmoeder
is voor het kind bekend maar heeft geen rol als opvoeder. Andere mogelijkheden zijn
commercieel draagmoederschap en adoptie.
Gezinnen met een homoseksuele ouder gebaseerd op co-ouderschap
 Vaak wordt de inseminatie thuis uitgevoerd.
 De vaders v/d opvoeding nemen de helft v/d opvoeding of minder voor hun rekening.
 Er kunnen allerlei ouderschapsconstructies ontstaan, variërend van alleenstaande
homoseksuele/heteroseksuele ouder met heteroseksuele/homoseksuele co-ouder tot
homoseksuele moeder- of vaderparen + alle mogelijke varianten in biologisch en sociaal
ouderschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de effecten op psychosociaal vlak?

A

 Soms worden homo-ouders nog als merkwaardig ervaren; vooral op het platteland en bij
streng gelovigen ligt het acceptatieniveau lager. Als de omgeving afwijzend reageert kan een
kind in sociaal isolement terechtkomen en zich bijzonder eenzaam voelen.
 Kinderen uit gezinnen na scheiding van een heteroseksueel huwelijk kunnen worstelen met
het verwerken v/d scheiding en problemen hebben met de nieuwe ouder.
 De afwezigheid (en onbekendheid) van een vader of alleenstaand ouderschap kan
vervelende vragen oproepen. Het moeten uitleggen v/h hebben van meer dan 1 vader of
moeder kan als onprettig ervaren worden.
 Homoseksuelen worden nog herhaaldelijk geconfronteerd met vooroordelen, geweld,
discriminatie, afwijzing en uitsluiting, en een maatschappelijk stigma. Ook wordt
homoseksualiteit nog altijd door vrijwel alle religieuze instituties afgewezen. Dit veroorzaakt
minderheidsstress.
 In de adolescentie geen verschillen in middelenmisbruik, relaties met peers, en
schoolprestatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het effect op de genderontwikkeling?

A

Genderontwikkeling
 Amerikaans en Brits onderzoek heeft aangetoond dat er geen verschillen zijn de
genderidentiteit van kinderen uit lesbische families of heteroseksuele families. Er is geen
bewijs dat homo- of lesbische ouders kinderen ‘’produceren’’ met een slecht gedefinieerd gevoel van gender. Jongens weten dat ze jongens zijn en meisjes weten dat ze meisjes zijn,
ongeacht het geslacht v/d ouders.
 Sommige Amerikaanse studies vonden geen verschillen tussen kinderen van lesbische
moeders en heteroseksuele (single) moeders in hun voorkeur voor gender stereotyperend
speelgoed. Jongens gaven de voorkeur aan auto’s en meisjes aan poppen ongeacht de
seksuele oriëntatie v/d ouders. Kinderen van lesbische ouders waren wel toleranter voor
gendertransgessies (bijv. jongens met nagellak of meisjes op voetbal) dan kinderen
v/heroseksuele ouders.
 Er is geen bewijs dat kinderen van homo- of lesbische ouders waarschijnlijker zijn een homo
of lesbische seksuele oriëntatie te hebben. Meerdere Amerikaanse studies hebben
aangetoond dat het aantal adolescenten die identificeert als niet-heteroseksueel niet
verschilt tussen adolescenten van lesbische moeders en die v/heroseksuele moeders.
 Jongens van lesbische ouders lieten soms iets meer feminiene traits zien, dit omdat dat bij
hen thuis ook meer geaccepteerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het effect op de sociale aanpassing?

A

Amerikaans en Europees onderzoek heeft uitgewezen dat er geen verschil was in
ouderrapportages van peer sociabiliteit, acceptatie, of sociale competentie tussen kinderen
van lesbische en heteroseksuele moeders. De kinderen (zowel schoolkinderen als
adolescenten) zien hun peer relaties ook niet anders en de kwaliteit v/d relaties was
hetzelfde.
 Er zijn geen verschillen w.b.t. pesten bij kinderen van lesbische en heteroseksuele ouders.
Afwijkende kleding, afwijkend gedrag, afwijkende uitstraling (bijv. overgewicht, handicap) of
‘’te slim’’ zijn zijn eerder redenen voor pesten.
 Als kinderen van lesbische moeders werden gepest was dit vaak om familie-gerelateerde
issues; de seksualiteit v/d ouders of de ‘’verwachte’’ seksualiteit v/h kind. De rates van
pesten waren dus gelijk, maar bij kinderen van homo- of lesbische ouders ging het vaker om
hun familiesamenstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect op de psychologische aanpassing?

A

 Amerikaans en Brits onderzoek liet weinig verschillen in psychiatrische stoornissen en
psychologische aanpassing zien tussen jonge kinderen (3-9 jaar) van lesbische en
heteroseksuele gezinnen. Ook geen verschillen w.b.t. emotionele- of gedragsaanpassing,
gemeten met lerarenrapportages.
 Onder oude kinderen en jonge tieners waren er geen verschillen w.b.t. anxiety, depressie, en
andere socio-emotionele problemen.
 Een groot onderzoek toonde aan dat adolescenten van lesbische en heteroseksuele ouders
gelijk waren in zowel positieve (zelfvertrouwen) als negatieve (depressie, anxiety,
delinquentie, middelenmisbruik) aspecten van ontwikkeling.
 De samenleving, buurt, en deel v/h land waarin je leeft heeft invloed op de mate van
acceptatie. In liberale samenlevingen, positievere sociale omgevingen, en progressievere
scholen is er meer acceptatie voor gelijk-geslacht gezinnen.
 Kinderen op de middelbare school worden vaker gepest of geplaagd door peers dan kinderen
op de basisschool of juist oudere kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect op prestatie en schoolsucces?

A

 Kinderen uit gezinnen met ouders v/hzelfde geslacht lopen academisch niet achter op hun
peers uit ‘’traditionele’’ gezinnen.
 Als er al verschillen zijn in schoolprestatie dan komt dit waarschijnlijk doordat kinderen van
homo- of lesbische ouders te kampen hebben met meer vooroordelen en gepest of geplaag
door hun peers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de familiekenmerken van lesbische moeders?

A
  • Opvoedstijl
  • Leeftijd
  • Verdeling taken
  • Voorkeur kind
  • Parental justification
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zit het met de donor status binnen lesbische gezinnen?

A

de meeste vrouwen wilden een onbekende donor omdat ze hun kind wilden
opvoeden zonder bemoeienis van een 3e
partij. Als vrouwen voor een bekende donor kiezen
is dit vaak omdat ze vinden dat het kind het recht heeft op kennis over de genetische
originele en/of om een relatie met de donor te vormen. Ook waren de vrouwen die hiervoor
kozen bang dat kinderen door onbekende donors psychologische- en identiteitsproblemen
zouden ontwikkelen in de adolescentie of hun latere leven. Als kinderen al hun donor willen
ontmoeten dan is dit omdat ze willen weten hoe hij eruitziet of wat voor kenmerken hij
heeft, niet per sé omdat ze een emotionele band met hem willen opbouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zit het met de absentie van mannelijke rolmodellen bij lesbische gezinnen?

A

76% v/d vrouwen in een onderzoek hoopte dat ze
hun kinderen een positief mannelijk rolmodel konden geven. Dit kan komen door culturele
verwachtingen over de benodigdheid van een mannelijk rolmodel in de ontwikkeling van
kinderen. Mannen voelen zich iets minder verantwoordelijk om te zorgen voor een
vrouwelijk rolmodel. Zij voelen dat ze beide rollen prima kunnen vervullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zit het met de stigmatisatie binnen lesbische gezinnen?

A

veel zwangere lesbische vrouwen zagen het opvoeden van een kind in een
hetero-seksistische en homofobische samenleving als een grote uitdaging. Lesbische
moeders krijgen vaker vervelende vragen en roddels over zich heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voordelen voor ouders en kinderen?

A

 Zorgen voor sociale verandering en ‘’paving the way for others’’, rolmodel kunnen zijn voor
anderen
 Persoonlijke groei en vervulling
 Meer tolerantie en acceptatie voor verschillen en diversiteit
 Meer openheid en openbaring bij de kinderen
 Delen en gelijkheid; minder genderstereotypering
 Meer androgyniteit kan leiden tot positieve aanpassing en een hoger emotioneel IQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn beschermingsfactoren?

A

 Kindfactoren  eigenschappen v/h kind, bijv. coping strategieën
 Gezinsfactoren  goede kwaliteit band met de ouders is beter voor de ontwikkeling v/h kind
 Omgevingsfactoren  omgeving waar homoseksualiteit sociaal is geaccepteerd, wetgeving
en cultuur w.b.t. homoseksualiteit, bijv. anti-discriminatiewet, homo-bewustzijnscurriculum,
lid zijn van community, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zat het met duo moederschap in 2012?

A

 In 2007 bracht de Commissie Kalsbeek een rapport uit met 2 uitgangspunten:
1. Het belang v/h kind bij een stabiele opvoedingssituatie
2. Het belang v/h lesbische paar bij gelijke behandeling.
 Hierna kwam het wetsvoorstel dat lesbische partners die een huwelijk of een geregistreerd
partnerschap met elkaar zijn aangegaan en gebruik hebben gemaakt van een onbekende
donor, beide juridisch moeder v/h kind worden dat binnen hun huwelijk of geregistreerd
partnerschap wordt geboren.
 In 2009 was er een versoepeling v/d adoptieprocedure voor de vrouwelijke partner v/d
geboortemoeder.
o Voor de adoptie door de niet-biologische moeder is niet langer vereist dat het
lesbische paar voorafgaand aan indiening v/h verzoek enige jaren heeft
samengewoond.
o Het is mogelijk om voor de geboorte v/h kind een verzoek tot adoptie in te dienen.
o Indien gebruik is gemaakt van kunstmatige donorbevruchting wordt het
adoptieverzoek in beginsel toegewezen. Als de adoptie echter niet in het belang v/h
kind is of er niet is voldaan aan de voorwaarden wordt het verzoek afgewezen.
o Is er gebruik gemaakt van een bekende donor dan zal de rechter tijdens de
adoptieprocedure moeten toetsen of het kind nog iets te verwachten heeft v/d
ouder met wie de relatie door de adoptie worde verbroken; als het kind niets meer
kan verwachten mag de niet-biologische moeder adopteren.
o Conflict kan ontstaan wanneer er 2 gegadigden zijn voor de 2e
plek als juridische
ouder (donor met family life en niet-biologische moeder).

17
Q

Welke vier soorten duo moederschappen zijn er?

A
  1. Gehuwde duo-moedergezin met onbekende donor. De niet-biologische moeder is in dat
    geval automatisch juridisch moeder.
  2. Ongehuwde duo-moedergezin met onbekende donor. Het ouderschap v/d niet-biologische
    moeder komt niet van rechtswege tot stand ondanks het feit dat er geen andere partij
    aanspraak maakt op het ouderschap dan de niet-biologische moeder. Dit omdat de donor
    onbekend is.
  3. Duo-moedergezin met bekende donor zonder ouderschapsintenties. Het ouderschap v/d
    niet-biologische moeder komt niet van rechtswege tot stand omdat de donor heeft
    aangegeven geen ouderschapsintenties te hebben.
  4. Duo-moedergezin met bekende donor met ouderschapsintenties (family life). Het
    ouderschap v/d niet-biologische moeder komt niet van rechtswege tot stand omdat er een
    bekende donor is die ouderschapsintenties heeft, met wiens ‘’rechten’’ rekening gehouden
    dient te worden bij de regeling v/h ouderschap v/d niet-biologische moeder.
18
Q

Hoe zit het met onderzoek naar roze ouderschap?

A

 Vroeger wilden ze vooral bewijzen dat kinderen van lesbische families ook ‘’normaal’’
konden opvoeden, dus werden ze vaak vergeleken met heteroseksuele ouders. Nu wordt er
ook gekeken naar verschillen binnen lesbische families, dus tussen de biologische moeder en
de co-moeder.
 Er worden veel (zelf)rapportages en vragenlijsten gebruikt om constructen zoals opvoedstijl,
motivatie om moeder te worden, gedragsproblemen, etc. te meten dus meer kans op bias
(sociale wenselijkheid). Ook veel observaties gebruikt, iets beter maar tijdrovend.

19
Q

Wat meet je als je homoseksuele ouders met heteroseksuele ouders vergelijkt?

A

 Effect v/h geslacht v/d ouder
 Discriminatie
 Ontbreken van een moeder- of vaderfiguur
 Effect van geen genetische band hebben met het kind
 Scheiding