Practicum 11 - Varken Flashcards

1
Q

Normaal gedrag en houding van de zeug.

A

Dient te reageren op je aanwezigheid (hoofd- en oogbewegingen, vocalisatie). Niet reageren kan worden benoemd als soporeus. Agressief gedrag van zeug is normaal als moedergedrag en niet ongewenst. Zeug hoort alle vier de poten evenredig belasten, niet te trippelen en met een echte rug te staan. Bij opjagen moet de zeug vlot en zonder problemen overeind kunnen komen. Een liggende zeug wordt niet standaard opgejaagd, alleen als daar aanleiding voor is (voer niet op hebben, soporeus zijn, zwakke magere biggen). Gang is in een kraamhok niet te beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er van belang in je achterhoofd te houden bij het bepalen van de voedingstoestand van de zeug?

A

Controleer buikvulling en conditie. Zeug zal net na de partus ingevallen flanken vertonen dankzij lege uterus en minder gevoede toestand. De conditie boordeel je aan vetdepots op de billen en ribben en bespiering op de rug, nek en billen. Conditie neemt gedurende lactactie af. Zeug die pas geworpen heeft is in ruimere conditie dan zeug die vier weken geleden heeft afgebigd. In geringe mate is dit normaal. De zeug doet de jas uit, de biggen doen de jas aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar let je op bij het beoordelen van HBH bij zeug?

A

Er zijn aandoeningen waarbij de kleur van de zeug kan veranderen, bijvoorbeeld een bleke zeug in het geval van bloedverlies of blauwe extremiteiten (met name oren) als er sprake is van een septische ontsteking. De beharing van de zeug kan afhankelijk van de leeftijd en het ras van de zeug nogal wisselend zijn. Er bestaan ruw behaarde en bijna kale rassen. Ook is het nogal afhankelijk van de temperatuur van huisvesting van zijn dragende zeugen opfokgelten (een jonge zeug die nog nooit is gedekt). De huid dient tevens beoordeeld te worden op de aanwezigheid van defecten zoals doorligplekken. Klauwen van zeugen willen nog wel eens wat weinig aandacht krijgen bij een vermeerderaar. Ze dienen niet te lang te zijn, zonder scheuren en overige afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat komt veel voor wat je bij IHOSKA zou opmerken bij de zeug?

A

Respiratoir: hoestende zeugen komen weinig voor. Digestie: bij zeugen (zeker rondom afbiggen) wordt regelmatig obstipatie gezien. Mest van de zeug dient stevig maar niet hard te zijn. Locomotie: een aangetast locomotie apparaat bij zowel zeug als biggen is op veel bedrijven een veel voorkomend probleem. Nauwkeurig inspectie noodzakelijk. Ook mastitis en doorligplekken kunnen onder IHOSKA worden opgevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is het gedrag van een zuigende big?

A

Biggen kunnen een zeer wisselende staat van bewustzijn vertonen (o.a. afhankelijk van hun leeftijd), variërend van zeer diepe slaap tot bijna hyperactief druk. Een individuele big kan zo diep slapen dat het voor dood aan wordt gezien. Zelfs bij optillen en lichte manipulatie kan een big blijven slapen. Een gezonde wakkere big hoort nieuwsgierig en actief te zijn. Een belangrijk gegeven is verder dat een toom in het algemeen uniform gedrag vertoont, dat wil zeggen alle biggen drinken, slapen en spelen tegelijkertijd. Een enkele big die niet hetzelfde gedrag vertoont als zijn toomgenoten is vaak niet in orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar let je op bij houding en gang van de zuigende big?

A

Het is belangrijk om de houding en gang van de biggen nauwkeurig te bekijken omdat kreupelheid een veel voorkomend probleem is bij zuigende biggen. Uiteraard geldt dat alle vier de pootjes belast moeten worden, de rug recht en de gang vlot en soepel dient te zijn. Pasgeboren biggetjes zijn vaak wat krommer in hun rug en wat wankel in hun gang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aspecten bekijk je bij het beoordelen van de voedingstoestand van de zuigende big?

A

Buikvulling en conditie zijn twee aspecten van de voedingstoestand die bekeken dienen te worden. Biggen kunnen een heel wisselende buikvulling vertonen, afhankelijk van het tijdstip dat ze voor het laatst gezoogd zijn. Conditie: een 4e weeks big moet er “ronder” en dikker uit zien dan een pasgeboren big. De zeug doet de jas uit en de biggen de jas aan. Probeer grootte en conditie altijd te relateren aan leeftijd en aantal biggen in de toom. Het beoordelen van uniformiteit met betrekking tot buikvulling en conditie is zeer belangrijk.

  • Buikvulling
  • Conditie
  • Uniformiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar let je op wat betreft HBH bij de zuigende big?

A

Biggen moeten mooi roze van kleur zijn. De kleur beoordeel je op niet gepigmenteerde huid. Afwijkingen in kleur betreffen meestal bleke biggen. Een bleke big die jonger is dan twee weken, is nog niet groot genoeg om ijzergebreksanemie te ontwikkelen. Er kan dan wel sprake zijn van bloedverlies (bijvoorbeeld na staartjes couperen) of een acute fase reactie als gevolg van een infectie. De beharing dient ook bij een varken glad, glanzend en aansluitend te zijn. Een big wordt ruw in het haar door een vertraagde groei en/of een verstoorde warmtehuishouding (hij heeft het koud). Er zijn duidelijke verschillen in rassen wat betreft de beharing. Uniformiteit in kleur en beharing (of het gebrek aan uniformiteit) is ook een zeer belangrijk gegeven. Ontschoende klauwtjes worden nog wel eens waargenomen in de kraamstal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef voorkomende IHOSKA van de zuigende big

A

Respiratoir: abdominaal ademen en/of een tik in het lijf wordt bij zuigende biggen niet veel gezien, wel alert op zijn. Digestie: bij biggen is diarree een veel voorkomend probleem. Het gemakkelijkst is dit waar te nemen in de hokken (roosters en muren) maar om een idee te krijgen over de verspreiding binnen een toom dienen ook de achterkanten van de biggetjes goed bekeken te worden. Locomotie: er worden nog wel eens afwijkingen aan het locomotie apparaat gezien bij biggen. Nauwkeurige inspectie is noodzakelijk. Neurologisch: bij biggen zijn er enkele aandoeningen die neurologische verschijnselen kunnen veroorzaken. Voorbeelden: slingerende gang, comateuze biggen, fietsbewegingen en progressieve paralyse. Overige aandoeningen: ook oor- en staartbijten en nog veel meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef normale gedrag, houding en gang van de gespeende big

A

Beoordeel dieren eerst in rust. Op dit moment is vooral het liggedrag van de koppel van belang. Dit is belangrijk om fouten in de ventilatie op te merken. Biggen kunnen een zeer wisselende staat van bewustzijn vertonen (o.a. afhankelijk van hun leeftijd). Na binnenkomst moeten biggen reageren en eventueel vluchten om daarna weer als groep toenadering te zoeken. Het is belangrijk om de houding en gang van biggen nauwkeurig te bekijken omdat kreupelheden bij gespeende biggen nogal eens voorkomen. Alle 4 de pootjes dienen belast te worden, rug recht en gang vlot en soepel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe beoordeel je de voedingstoestand van de gespeende big?

A

Buikvulling, conditie, uniformiteit. Probeer grootte en conditie te relateren aan leeftijd. De eerste week na spenen zal er zeer weinig droogvoer worden opgenomen. Uniformiteit is bij het beoordelen van de buikvulling en conditie een zeer belangrijk begrip. Uniformiteit in grootte is ook een belangrijk gegeven. Zijn de varkens schoon, zijn er doorligplekken of huidbeschadigingen? Zijn er dieren aanwezig die eigenlijk diergeneeskundig handelen nodig hebben en die dat duidelijk niet nog hebben gekregen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar let je op bij het beoordelen van de HBH bij de gespeende big?

A

Gespeende biggen moeten mooi roze van kleur zijn. Kleur beoordeel je niet op gepigmenteerde huid. Afwijkingen in kleur betreffen meestal bleke biggen of cyanotische biggen. Bleekheid kan door ijzergebreksanemie of anemie door bloedverlies of een acute fase reactie als gevolg van een infectie. De beharing dient glad, glanzend en aansluitend te zijn. Biggen die ruw in het haar zitten ogen vaak wit. Men dient dan goed het onderscheid te maken tussen bleke kleur of ruw haarkleed. De oren en neusspiegel zijn een goede indicatie voor de daadwerkelijke kleur van de huid. Een big wordt ruw in het haar door een vertraagde groei en/of verstoorde warmtehuishouding. Er zijn duidelijke verschillen in rassen wat betreft de beharing. Uniformiteit in kleur en beharing is een zeer belangrijk gegeven. Klauwtjes van biggen zijn meestal van afstand lastig te beoordelen en vertonen zelden structurele afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar let je op wat betreft IHOSKA’s bij de gespeende big?

A

Respiratoir: hoest en abdominaal ademen (tik in lijf) is een veel voorkomend probleem in deze leeftijdsgroep. Niezen, snuiven en proesten komt vaak voor in combinatie met hoesten of wordt voorafgaand aan hoest waargenomen. Digestie: bij gespeende biggen is (speen)diarree een veel voorkomend probleem. Zeker in de periode van 5 – 10 dagen na het spenen of bij voerovergangen. Het gemakkelijkst is dit waar te nemen in de hokken maar om een idee te krijgen over de verspreiding binnen een hok dienen ook de achterkanten van de biggen goed te worden bekeken. Als er sprake is van diarree, is het van belang om ook een idee te krijgen over de aard en het aspect van de diarree: bloedbijmenging, consistentie, kleur, slijm. Locomotie: net zoals in de kraamstal worden er nog wel eens afwijkingen aan het locomotie apparaat gezien. Nauwkeurige inspectie is belangrijk. Neurologisch: zeker bij gespeende biggen komen er enkele aandoeningen voor: slingerende gang, comateuze biggen, fietsbeweging, progressieve paralyse. Overige aandoeningen: zoals oor- en staartbijten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar let je op wat betreft huisvesting in de kraamstal?

A

Bekijk box zeug. Is de box groot genoeg, met voldoende ruimte achter het dier om te kunnen werpen? Let op vloer voor grip. Let op structuren die zeug kunnen beschadigen (laesies, doorligplekken). Bekijk ook biggennest: grootte, bodembedekking, aanwezigheid van lamp en temperatuur. Liggedrag van biggen is een goede indicatie van het comfort (vooral temperatuur) van een biggennest. De rest van de kraamstal dient te voldoen aan de huisvestigingseisen en de vloer dient schoon, niet glad en niet scherp te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar let je op wat betreft water en voed(er)ing in de kraamstal?

A

Meestal wordt de zeug 2 maal daags gevoerd, en dient dit dan vlot en in het geheel op te eten. Volle voederbak is indicatie van ziekte of problemen. Uitzonderingen wanneer voer ad libitum wordt gegeven of zeug meer voer aangeboden krijgt dan zij kan opnemen. Altijd toegang tot schoon drinkwater. Drinknippel minstens 2 liter per minuut. Voldoende water is van belang om een goede melkproductie te garanderen. Biggen kunnen vanaf de eerste levensweek worden bijgevoerd met melkkorrels. Dit moet in kleine beetjes in schone bakjes. Een goede droogvoer-opname voor het spenen maakt de speenovergang (van melk naar 100% droogvoer) minder problematisch. Biggen dienen toegang te hebben tot onbeperkt drinkwater, vanaf twee weken is dit wettelijk verplicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar let je op wat betreft het klimaat in de kraamstal?

A

Beoordeel klimaatsysteem en luchtkwaliteit, let op: temperatuur, luchtvochtigheid, stof, stank (NH3) en luchtverdeling. Af te lezen van klimaat-regelkastjes. Vergelijk temperatuur afdeling met temperatuur aangegeven op regelkastje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar let je op wat betreft de hygiëne in de kraamstal?

A

Spreekt voor zich. Voor kraamhokken nog specifiek: er mag geen mest achter de zeugen liggen op het moment dat ze biggen. De voer- en waterbakken worden idealiter dagelijks gereinigd. Onder hygiëne valt ook de aanwezigheid van ontsmettingsbakken bij hokken met diarree.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar let je op wat betreft het management van de kraamstal?

A

Bijvoorbeeld all-in/all-out, het overlegbeleid (blijven de tomen bij elkaar of verdeeld onder de zeugen), ingrepen (welke ingrepen vinder er plaats behalve castreren en wanneer), bijvoeren (vanaf welke leeftijd melkkorrel, wordt er melk bijgevoerd) en protocol partushulp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar let je op wat betreft de huisvesting van de gespeende biggen?

A

Stel vast hoe groot de groepen zijn en hoe eenvoudig het is om binnen de bestaande situatie deze groepsgrootte aan te passen. Dit lijkt erg vanzelfsprekend maar is zeer belangrijk om te weten op het moment dat bepaalde management-ingrepen worden geadviseerd (zoals opleggen per toom). Bij tocht op bepaalde plekken in de stal zal daar juist niet gelegen worden. De afmetingen van de hokken dienen te voldoen aan de huisvestingseisen en de vloer dient schoon, niet glad en niet scherp te zijn. Let ook op of er voldoende afleidingsmateriaal beschikbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar let je op wat betreft de voed(er)ing en water van de gespeende biggen?

A

Meestal ad lib voer. Zeker de eerste week na het spenen zullen de biggen moeite hebben om voldoende voer op te nemen. Dit is de zogenaamde speendip. Gedurende 5 – 6 weken dat een gespeende big bij een vermeerderaar aanwezig is zal hij meestal twee of drie verschillende voersoorten krijgen. Hoe lang ze welk voer krijgen is een belangrijk onderdeel van de anamnese: de voerbakken mogen in een optimale situatie nooit leeg zijn. Een goede droogvoer-opname voor het spenen maakt de speenovergang minder problematisch. Ook de gespeende biggen dienen toegang te hebben tot onbeperkt drinkwater. Let ook op of de voersystemen voldoende capaciteit hebben om de gehele groep van voer te voorzien (10 varkens per drinkplaats en voerbak).

21
Q

Waar let je op wat betreft het klimaat bij de gespeende biggen?

A

Zie kraamstal. Daarnaast is het liggedrag van de biggen een goede indicatie van het klimaat van de afdeling. Als de biggen het warm hebben, liggen ze vaak verspreid langs de randen van het hok. Als ze het koud hebben, liggen ze vaak op een hoopje (huddling). Hokbevuiling (defeceren en urineren op de verkeerde plek in het hok) is een indicatie van tocht of koudeval op de verkeerde plek in het hok (dus vaak een ventilatieprobleem).

22
Q

Waar let je op wat betreft de hygiëne bij de gespeende biggen?

A

Hieronder wordt ook de aanwezigheid van ontsmettingsbakken bij hokken met diarree verstaan. Verder logisch nadenken.

23
Q

Waar let je op wat betreft het management van de gespeende biggen?

A

All-in / all-out, overlegbeleid. Is er strikte scheiding van weekgroepen of worden trage groeiers nog wel eens “terug” gelegd?

24
Q

Noem twee bedrijfskenmerken en beschrijf ze

A

Type bedrijf
Aantal dieren

De bedrijfsgrootte wordt meestal uitgedrukt in aantal dierplaatsen voor zeugen en vleesvarkens (biggen tellen dan dus niet mee). Type bedrijf: fok- vermeerderings- of vleesvarkensbedrijf. Een SPF of High Health status wordt vaak bij het type aangeduid. Ook het productiedoel wordt gegeven.

25
Q

SPF

A

Specific Pathogen Free

26
Q

Noem een aantal aspecten waaruit de bedrijfshistorie blijkt

A

Kengetallen (zie kengetallenspiegel SIVA)
Visitebrieven/bedrijfsverslagen in het bedrijfslogboek
Uitslagen van nadere diagnostiek die in het verleden zijn uitgevoerd

27
Q

Wat betekent anamnese?

A

In herinnering

28
Q

Uit welke onderdelen bestaat een bedrijfsinspectie?

A

Algemene indruk op koppelniveau

Inspectie van de omgeving waarin de dieren gehouden worden

  • Huisvesting
  • Klimaat
  • Voeding en water
  • Hygiëne
  • Management
29
Q

Op basis waarvan kies je de typische representant?

A

Insluitcriteria op basis van de klacht (of hulpvraag), algemene indruk en IHOSKA

30
Q

Hoe verloopt een typische bedrijfsinspectie?

A

Van jong naar oud, omdat naarmate dieren ouder worden er een grotere kans bestaat dat er sprake is van een infectieziekte. Uitzondering op deze regel vormen zeugen op vermeerderings- of fokbedrijf. Omdat deze dieren al lang op het bedrijf aanwezig zijn is het risico dat deze dieren een bedrijfsinfectie verspreiden minder groot.

31
Q

Geef het rijtje voor de AI

A
  • Gedrag en bewustzijnsniveau (reactie op omgeving, dwangmatig gedrag)
  • Houding en gang (lichaamsbouw, plaatsing en coördinatie, globale indruk voortbewegen)
  • Voedingstoestand (korte termijn en lange termijn)
  • Verzorgingstoestand
  • Huid, Beharing, Hoornige structuren (anders dan andere diersoorten)
  • IHOKSA
32
Q

Hoe bepaal je de voedingstoestand van een varken?

A

Korte termijn: Buikvulling zegt iets over de laatste 0-24 uur. Dit is in te schatten door inspectie van (vooral linker) flank en eventuele manuele palpatie. De buikvulling kan ook iets zeggen over de verteerbaarheid van voeder. Indien het rantsoen voornamelijk bestaat uit vezelrijk voer, zal de dikke darm en caecum sterk in omvang toenemen en daardoor de buikomvang ook.
Lange termijn: conditie zegt iets over de afgelopen weken of dagen (onder andere afhankelijk van grootte en leeftijd. Bij een goede conditie letten op: bespiering (nek, rug en broekspieren), vetdepots (billen, rug en nek). Bij een slechte conditie kan men letten op de mate van het uitsteken van benige delen van de wervelkolom en het schouderblad.

33
Q

Hoe bepaal je de verzorgingstoestand?

A

Algemeen aspect. Denk aan hokbevuiling en klauwlengte oudere dieren.

34
Q

Waar hoort HBH bij?

A

Dit hoort bij varkens tot AI. Het betreft alleen de aspecten van HB die beoordeeld kunnen worden zonder het hok in te gaan. Die aspecten die manipulatie van het dier vergen (temperatuur van extremiteiten en beoordelen oedemen) komen terug bij AO. De gemiddelde beoordeling van de gehele koppel en de uniformiteit moeten beoordeeld worden.

35
Q

Waarop beoordeel je de huid in de AI?

A

kleur van de huid bepalen op niet gepigmenteerde delen

36
Q

Waarop beoordeel je het haar in de AI?

A

Glad glanzend en tegen de huid aan te sluiten. Ruwe haardracht is vaak een indicatie van verminderde gezondheid, verzorging en/of klimaatproblemen

37
Q

Waar kijk je extra naar bij IHOSKA?

A

Inclusief geluiden. Hoesten en bijgeluiden (goed luisteren na binnenkomen en na opwinding), kreupelheid, diarree (waterige mest kan ook een vermenging met urine zijn, best te beoordelen door vervuiling van de muren en hokwanden en aan nat besmeurd perineum), hersenverschijnselen (coördinatie en dwangbewegingen), bloedingen/laesies en oedemen (oor- staartbijten, scabby cheeks, kapotte knietjes)

38
Q

Geef het rijtje van het algemeen onderzoek

A
  • Ademhaling
  • Huid en beharing
  • Lichaamstemperatuur
  • Pols (ictus cordis)
  • Slijmvliezen
  • Lymfeknopen
39
Q

Waar beoordeel je de ademhaling op?

A

Frequentie, type en ritme. Frequentie is afhankelijk van de leeftijd, de temperatuur, de vochtigheid van de omgeving, de mate van opwinding en afwijkingen van het respiratieapparaat.

40
Q

Waar beoordeel je de huid en beharing in het AO op?

A

Haarkleed moet glad, glanzend en goed tegen de huid aanliggen. De kleur van de huid is goed te beoordelen aan de oren of dunbehaarde buikhuid. Mogelijke kleuren: wilt, geel, blauw en rood. Naast het beoordelen van de kleur van de huid moet het varken ook worden geïnspecteerd op het voorkomen van huidbloedingen (puntbloedingen, onderhuidse bloedingen), schuurplekken, dermatitis (veelal exsudatief), huidlaesies (vooral oren, staart, extremiteiten), verdikkingen, korsten, vlekken en oedemen.

41
Q

Hoe neem je de pols van een varken op?

A

Dit doe je niet routinematig in het AO. Omdat alleen de ictus cordis wordt gevoeld of het hart geausculteerd wordt, beoordeel je slechts op frequentie en ritme.

42
Q

Welke slijmvliezen bekijk je bij een varken?

A

Conjunctivaslijmvlies en (bij zeugen) vulvaslijmvlies op kleur, vochtigheid, aanwezigheid bloedingen en laesies.

43
Q

Welke lymfeknopen van een varken beoordeel je?

A

Inspectie en palpatie van lymfeknopen is slechts beperkt mogelijk, maar wel essentieel in AO. Lnn inguinalis superficialis zijn meestal beiderzijds voelbaar (zeker indien vergroot).

44
Q

Geef van het volwassen varken de pols, temperatuur en ademhaling

A

P 65 - 75
T 38 - 39
A 8 - 14

45
Q

Geef van de neonatale big de pols, temperatuur en ademhaling

A

P 210 - 230
T 39 - 40.5
A 50 - 60

46
Q

Geef van de big (1 - 8 weken) de pols, temperatuur en ademhaling

A

P 120 - 130 (5 tot 8 weken)
T 38 - 39
A 25 - 40

47
Q

Geef van de big (8 - 12 weken) de pols, temperatuur en ademhaling

A

P 100 - 110
T 38 - 39
A 20 - 30

48
Q

Geef van het vleesvarken de pols, temperatuur en ademhaling

A

P 80 - 90
T 39 - 40
A 12 - 25