Oncologie Flashcards

1
Q

definitie kanker =

A

= een groep van neoplastische aandoeningen waarbij er een toename abnormale cellen is, met kans op metastasering
- maligne/benigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

carcinoma =

A

(woekering v) epitheliale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sarcoma =

A

(woekering v) bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken benigne neoplasie (5)

A
  1. goed gedifferentieerde cellen
  2. tumor groeit door expansie en is ingekapseld (infiltreert niet in omliggende weefsels)
  3. groeisnelheid meestal traag
  4. verspreidt zich niet door metastase
  5. geen weefselschade tenzij de locatie de bloedstroom belemmert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken maligne neoplasie (5)

A
  1. ongedifferentieerde cellen, anaplastische kenmerken
  2. tumor groeit bij de periferie en infiltreert in omliggende weefsels
  3. groeisnelheid meestal snel (hoe anaplastischer, hoe sneller)
  4. toegang tot bloed- en lymfestelsel om te metastaseren naar andere organen
  5. vaak uitgebreide weefselschade als tumor zijn bloedtoevoer ontgroeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

overleving kanker afhankelijk van (5)

A
  1. type kanker
  2. lokalisatie en grootte
  3. aanwezigheid v metastasen
  4. sensitiviteit vd tumor aan behandeling
  5. fysieke conditie vd patient (co-morb., leeftijd..)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicofactoren kanker (6)

A
  1. roken
  2. alcohol (i.c.m. roken..)
  3. zon
  4. omgevingsfactoren (asbest, stof, chemicaliën)
  5. virussen (Epstein Barr, hepatitis C, HPV)
  6. lage SES (late diagnose, slechte prognose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epstein Barr virus staat in verband met welke soort kanker?

A

Burkett’s lymfoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hepatitis C virus staat in verband met welk soort kanker?

A

Lever kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HPV staat in verband met welke soort kanker?

A

cervix kanker

oropharynx kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

soorten behandeling (6)

A
  1. chirurgie
  2. chemotherapie
  3. bestraling (radiotherapie)
  4. beenmergtransplantatie
  5. hormoontherapie
  6. vaccinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat staat er in het mondzorgdossier van een pt met kanker? (4)

A
  1. diagnose
  2. geplande behandeling (start-einde)
  3. gegevens behandelend arts
  4. mondzorgkundige dataverzameling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doel v mondzorgplan bij kanker?

A
  1. voor start therapie de mondgezondheid optimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe de mondgezondheid bij kanker optimaliseren voor start therapie? (4)

A
  1. controle op tekens v infectie
  2. elimineren v mogelijke infectiebronnen
  3. elimineren v chronische irritatie
  4. preventieve MHI (minder risico orale complicaties)
    - -> behandeling plannen in overleg met oncoloog!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mondzorg voor start behandeling kanker (3)

A
  1. mondzorgkundig onderzoek
  2. voorzie aangepast mondhygiëneplan
  3. behandeling plannen i.o.m. oncoloog (SRP, evaluatie kennis pt, preventie caries)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mondzorg tijdens therapie voor kanker (5)

A
  1. dagelijks verwijderen v biofilm (zacht tb, F+tp, na elke maaltijd en voor bedtijd, tonghygiene)
  2. spoeling: elke 2-3u natriumbicarbonaat /zoutoplossing (1/4 tl Nabicarb., 1/8 lepel zout in glas water)
  3. xerostomie behandelen
  4. cariespreventie (F+ tp, NaF gel voor bedtijd)
  5. pijn management (voor eten spoelen pijnstillende spoeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verdachte symptomen orale kanker (7)

A
  1. onveranderd letsel na 2 weken
  2. vaak pijnloos in vroeg stadium
  3. moeilijk slikken of spreken
  4. trismus
  5. lokaal parodontaal verval
  6. slecht helende extractiewonde
  7. hard bij palpatie, vaak bloedend
    = maligne tot tegendeel bewezen is!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

indicaties radiotherapie (4)

A

(i. c.m. heelkunde: verbetert lokale en regionale controle)
1. electieve radiotherapie in post.oper. setting
2. in hoog risico op verval (lymfeklieren, grote tumoren)
3. alleen RT: in vroeg stadium tumor
4. Rt + chemo: in gevorderd stadium

19
Q

optimalisatie RT techniek (2)

A
  1. sparen kritische organen (parotis, slikfunctie..)
  2. verminderen acute en laattijdige toxiciteit
    (3. complexiteit RT neemt toe)
20
Q

orale nevenwerkingen RT (10+)

A

1 . acute toxiciteit (tijdens en na RT, vooral in snel delende weefsels)

  1. chronische toxiciteit (maanden tot jaren na RT, in traag delende weefels)
  2. xerostomie
  3. dysphagie
  4. osteo-radionecrose (ORN)
  5. radiatie fibrose
  6. trismus
  7. aantasting vd parotis
  8. dysfunctie vd schildklier
  9. ototoxiciteit (vergiftiging vh binnenoor)
  10. oculaire toxiciteit
  11. hersenaantasting…
21
Q

directe effecten v RT op tandweefsel (7)

A
  1. mechanische eigenschappen vd tand (daling Ultimate Tensile Strenght v glazuur en dentine, daling hardheid dentine)
  2. instabiliteit v GCG
  3. morfologische veranderingen thv glazuur (cracks, erosieve letsels, veranderingen kristallijne glazuur)
  4. morfologische veranderingen thv dentine
  5. PDL (ruptuur, verdikking, desoriëntatie vezels, verbreding etc)
  6. cement-dentine junctie; gab-regio’s
  7. cementum: vermindering v verankeringsplaatsen Sharpy vezels
22
Q

directe effecten v RT op speekselklieren (3)

A
  1. daling v hoeveelheid
  2. daling v buffercapaciteit
  3. daling v pH
    (4. vanaf 40Gy irreversiebele schade v parenchym)
23
Q

effecten v RT op de mechanische eigenschappen vd tand: (2)

A
  1. Daling UTS (ultimate tensile strength) v glazuur en dentine
  2. daling hardheid v dentine
24
Q

effecten v RT op de morfologische veranderingen thv glazuur (2)

A
  1. barsten en erosieve letsels

2. verandering v kristallijne glazuur

25
Q

effecten v RT op de morfologische veranderingen thv dentine (3)

A
  1. desorganisatie v collageenstructuur
  2. vergroten v diameter dentine tubuli
  3. vermindering v intratubulair dentine
26
Q

effecten v RT op het PDL (4)

A
  1. ruptuur
  2. verdikking
  3. desoriëntatie v Sharpey Vezels
  4. verbreding tgv vermindering cellulariteit en vascularisatie
27
Q

effecten c RT op het tandcementum (2)

A
  1. vermindering v verankeringsplaatsen v Sharpy vezels

2. onregelmatige resorptie caviteiten in cellulair cement (cementoclas activiteit > -blast activiteit

28
Q

gevolgen xerostomie (op plaque) (3)

A
  1. clearance tijd neemt toe
  2. diffusietijd suiker in plaque neemt toe
  3. spoelen met water heeft geen effect op pH in plaque
29
Q

RT zorgt voor een onbalans in:

A

RT zorg voor een onbalans in beschermende factoren- pathologische factoren (caries - weegschaal)

30
Q

bijwerkingen v RT = (5)

A
  1. stralingscaries
  2. verlaging genezend vermogen
  3. risico op ORN (osteo-radionecrose)
  4. RT op jonge leeftijd geeft groei- en ontwikkelingstoornissen
  5. R/: algemene malaise, vermoeidheid, trismus
31
Q

/ F toediening bij de oncologische patient: (4)

A
  1. lage concentratie- toediening door pt
    2 hoge concentratie
    - toediening door pt: 1%NaF gel (pH neutraal) in op maat gemaakte lepel: dagelijks 5 min, voor rest vh leven
    - toediening door mh: lakken en vernissen
  2. start 1 week voor therapie, tijdens RT, levenslang
    (4. additief caries protectief effect v CPP-ACP pasta’s)
32
Q

CPP-ACP =

A

caseïne fosfopeptide - amorf calcium fosfaat

33
Q

oorzaken stralingscarïes: (6)

A

(door: )
1. kwetsbare tanden
2. xerostomie
3. verhoogde plaque accumulatie
4. dieet
5. gewijzigd caries patroon
6. snel progressief, destructief

34
Q

oorzaken verlaging genezend vermogen door RT (3)

A
  1. hypoxie vh bot
  2. hypocellulariteit vh bot
  3. minder vascularisatie vh bot
35
Q

focusonderzoek (voor start therapie) bestaat uit: (7)

A
  1. analyse risicofactoren tijdens en na R/
  2. inschatting functieverlies door ziekte en R/
  3. vervaardigen prothetische (nood)voorzieningen
  4. educatie in preventie
  5. opsporen acute of chronische ontstekingshaarden (pockets>6mm, furcatie I, diepe caries, peri-apicale haard, wortelresten, partieel doorgebroken elementen)
    (teamwerk!!)
  6. extracties min. 14 dagen voor RT
36
Q

welke kaak heeft een lagere kans op osteo radionecrose (ORN)?

A

de bk heeft een lager risico op ORN

37
Q

preventieve maatregelen bij oncologische patienten = (5)

A
  1. verwijderen plaque, tst
  2. verzorgen caries
  3. bijwerken overhangende vullingsranden
  4. vervaardigen fluormalletjes
  5. uitgebreide poetsinstructie
    evt aanvullende preventieve maatregelen
38
Q

voorbereiding op RT/chirurgie (2)

A
  1. vervaardigen radioprotectieplaat

2. voorbereiden prothetisch (nood)herstel

39
Q

aandachtspunten ondersteuning tíjdens therapie = (3)

A
  1. mh (fluormalletjes, reiniging prothese,etc)
  2. mucositis! (gevaar ondervoeding, prothese uitlaten, muco cocktail)
  3. let op candida albicans
  4. smaakverlies (ondervoeding, meestal reversiebel 1-5j)
  5. xerostomie (stimuleren speekselsecretie)
40
Q

wat is de aanbevolen hoeveelheid xylithol kauwgom bij xerostomie?

A

= 6-10gram/dag in 3-5 keer

-> 1 kauwgom is ong 1,5 gr xylithol

41
Q

CHX effect op mature biofilm: (4)

A
  1. beperkte penetratiediepte
  2. structuur blijft behouden
  3. beperkte daling CFU (crevic. fluid)
  4. maturatie gaat verder
42
Q

CHX effect op planktonische M.O (3)

A
  1. sterk bacteriecide
  2. goed effect op vorming v plaque na reinigen
  3. geen totale inhibitie v plaquevorming
43
Q

opvolging vd oncologische pt: ((3)

A
  1. 3-maandelijkse opvolging (mh, caries, paro, prothese, trismus)
  2. na 5 jaar opvolging 6-maandelijks
  3. preventieve therapieën levenslang
44
Q

factoren om de oncologische pt te leren (8)

A
  1. kaakoefeningen 3/daags tegen stijfheid/trismus door RT
  2. vermijden v snoep en frisdranken, enkel wanneer zonder suiker
  3. vermijden v pikante en zure voeding, tandenstokers
  4. vermijden v alcohol en tabak
  5. belang v focusonderzoek
  6. hoe en wanneer biofilm te verwijderen
  7. ideeën om aan MH instructies te herinneren tijdens therapie
  8. waarom prof. SRP bijdraagt aan het succes van de oncologische behandeling