2. mondzorg in alternatieve settings Flashcards

1
Q

5 voorbeelden van alternatieve settings

A
  1. ziekenhuis
  2. palliatieve zorg
  3. instellingen
  4. verpleeghuizen
  5. thuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

barrières voor de mondzorg in alternatieve settings (9)

A
  1. weinig instellingen met aanwezige thk praktijk
  2. weinig TA die ‘zorg aan huis’ bieden
  3. kostprijs
  4. negatieve houding van TA
  5. beperkte mobiliteit
  6. afwezigheid v transport
  7. angst
  8. toestand vd patient
  9. houding v patient tov gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de meest voorkomende mondproblemen (11)

A
  1. slechte MH
  2. parodontale infecties
  3. problemen bij bijten en kauwen
  4. gewichtsverlies tgv pijn bij eten
  5. tandpijn. abces
  6. tandfractuur
  7. tandverlies
  8. verlies van vulling
  9. caries
  10. slecht passende prothese, verloren prothese
  11. nood aan check-up
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doelen v mondzorg aan huis (7)

A
  1. intra-/extra-orale screening + triage v patienten
  2. identificeren v mondproblemen
  3. screening van de mucosa op (pre)cancereuse letsels
  4. preventieve zorg aanbieden (caries/paro problemen)
  5. aanmoedigen dagelijkse mondzorg door pt of verzorgende
  6. palliatieve zorg aanbieden
  7. bijdragen tot welzijn en levenskwaliteit vd patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorbereiden vh huisbezoek (3)=

A
  1. wie is de patient (datacollection) (medische voorgeschiedenis, specifieke problemen, premedicatie etc)
  2. uitrusting en instrumenten (infectiepreventie richtl).
  3. planning vd afspraak (als pat wakker, geen interferentie met zorg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benaderen vd patient in alternatieve setting ()

A
  1. communicatie (empatisch, niet overbezorgd, direct contact met pat)
  2. persoonlijke factoren (medewerking, depressieve pat etc)
  3. procedures (gebruik verzorger, vermijd afleiding, leg uit, geen haast, luister aandachtig etc)
  4. plaats v behandeling (hoofd vd patient stabiel krijgen, creatief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voorkeur om verschillende afspraken te maken in alternatieve setting geniet voorkeur, omdat: (3)

A
  1. patient niet oververmoeien
  2. weefsel respons opvolgen
  3. biofilm controle procedures opvolgen en aanmoedigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe kun je het hoofd v/e patient in een rolstoel stabiliseren? (2)

A
  1. hoofdsteun bevestigen op rolstoel
  2. rolstoel tegen muur plaatsen voor stabilisatie hoofd
  3. gebruik v kussens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

extra aandachtspunten voor behandelen in alternatieve settings (3)

A
  1. plaats tray op bed, kastje in buurt behandelplaats
  2. gebruik instrumenten recht uit pakket
  3. voorzie adequate verlichting (hoofdlamp etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mondzorgplan alternatieve settings (4)

A
  1. diagnose
  2. behandelplanning
  3. preventieve strategieën aangepast aan nood patiënt
  4. follow-up afspraken (evaluatie mh en bereiken doel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mondzorgplan in alternatieve setting bij wit beslag onder prothese + pijn =

A

(= candida)

  1. HA voorschrijven daktarale gel
  2. prothese desinfecteren
  3. instructies onderhoud prothese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aandachtspunten bij de kritisch zieke/ bewusteloze patient (8)

A
  1. goede MH vermindert kans op pneumonie (bij beademde pat)
  2. aanpassingen nodig als patient hoofd niet kan optillen
  3. MH handelingen worden uitgevoerd door verzorgende
  4. minstens 2 x/dag reinigen bij zeer zieke patient (ook wanneer patient niet eet; afschilferende cellen mond)
  5. gevaar voor aspiratie bij spoelen (tandenborstel met afzuiging zuigt ook F+ op)
  6. Poetsen met CHX spoeling 0,2%
  7. toch tegen praten
  8. draaien naar zijkant indien mogelijk, evt kussens
    (9. prothese verwijderen, reinigen + droog bewaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doelen bij kritisch zieke/ bewusteloze patient (6)

A
  1. observeer mondgezondheid
  2. screen voor letsels
  3. verhinder dat debris en MO uit mond worden ingeademd (pneumonie)
  4. verminder kans op infectie in de mond
  5. reinig mond en geef comfort aan patient
  6. behandel droge mond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

instructies mondzorg voor verzorgenden van een kritisch zieke patient (5)

A
  1. reinig de mond minstens 2x/dag (voorkom droogheid en pijn)
  2. zachte tb of gaasje rond vinger voor mucosa
  3. elektrische tb of tb met afzuiging (cave afzuigen F+)
  4. verwijder biofilm van tanden, gingiva, tong en mucosa
  5. gebruik evt mondsperder/bijtblokje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

instructies prothese voor verzorgenden van een kritisch zieke patient (2)

A

(vaak wordt prothese standaard verwijderd bij kritisch zieke/bewusteloze patient) (zie slides voor hoe te verwijderen)

  1. reinigen prothese
  2. droog bewaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

instructies xerostomie voor verzorgenden van een kritisch zieke patient =

A
  • bevochtig orale mucosa met speekelsubstituut zo vaak als nodig
  • citroen swabs zijn af te raden owv zuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

palliatieve zorg =

A

actieve multidisciplinaire hulp die men verleent aan de terminale patient
(pallium = zorg die patient als mantel omgeeft)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

doel palliatieve zorg (7)

A
  1. behandelen v symptomen
  2. ondersteun de holistische zorg
  3. verhoog kwaliteit v leven
  4. ondersteun patient zodat deze zo actief mogelijk kan blijven
  5. dood niet bespoedigen of uitstellen
  6. bekijk sterven als een normaal proces
  7. ondersteun familie tijdens ziekte van patient en emotie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rol vd mondhygienist bij kritisch zieke patient (4)

A
  1. evalueren van noden vd patient
  2. plannen en begeleiden v mondzorgplan
  3. hands-on demonstratie en training
  4. motivatie van verzorgende
20
Q

rol vd mondhygienist bij de terminaal zieke patient (4)

A
  1. zorgen voor comfort
  2. belang uitleggen v goede mh
  3. ontwikkel gestandaardiseerde protocollen voor dagelijkse mondzorg
  4. nadruk op verminderen symptomen en zorgen voor propere mond (-> verhoogd gevoel waardigheid en levenskwaliteit)
  5. CHX mondspoelmiddel zonder alcohol
    (6. focus op korte termijn palliatieve zorg
21
Q

implicaties terminale aandoening op mondzorg (13)

A
  1. xerostomie
  2. mondbranden
  3. candidiasis
  4. dysphagie (smaakvermindering)
  5. moeilijkheden met spreken
  6. problemen met prothese
  7. overgevoeligheid vd tanden
  8. kaakgewrichtspijn
  9. tandvleesontsteking
  10. plaque acccumulatie
  11. moeilijkheden mond te openen
  12. afteuse letsels, ulceraties
  13. mucositis
22
Q

hoe mucositis behandelen bij palliatieve patienten? (preventie + behandeling)

A

= symptomatisch behandelen (ontsmetten, verdoven:)

  • preventief = hydratatie, vermijden gekruide voeding, alcohol, roken.
  • behandeling = ontsmettende mondspoeling + topische lidocaïne verdoving
23
Q

hoe orale candidiase behandelen (bij palliatieve patienten) ?

A
  1. topische antifungale therapie (daktarin gel)
  2. systemische medicatie
  3. prothese reinigen + goed onderhouden
24
Q

symptomen mucositis/ulceraties (palliatieve patient, 4)

A
  1. vooral na chemotherapie en bestraling
  2. rood, gezwollen weefsel
  3. bedekt met gelig membraan
  4. brandende pijn
25
Q

pseudomembraneuze candidiase , symptomen =

A
  • wit beslag
  • afwrijfbaar
  • bloedend weefsel eronder
26
Q

erythemateuze candidiase, symptomen =

A

rode letsels op harde palatum en tongrug

27
Q

hyperplastische candidiase, symptomen =

A

verheven wit-gele vlekken die niet verwijderd kunnen worden

28
Q

cheilitis angularis, symptomen =

A

witte en rode fissuren a/d mondhoeken

29
Q

lokale voorbeschikkende factoren voor candidiase (6)

A
  1. slechte mh
  2. xerostomie
  3. dragen v prothese
  4. te lage beethoogte
  5. weefseltrauma
  6. roken
30
Q

medische voorbeschikkende factoren candidiase (8) =

A
  1. immuunsuppressie
  2. corticosteroiden (inc puffer)
  3. breed spectrum AB
  4. obesitas, diabetes
  5. HIV/ AIDS
  6. chemotherapie
  7. bestraling v hoofd/hals
  8. ondervoeding
31
Q

preventie orale candidiase (5)

A
  1. routine MH
  2. dagelijkse zorg voor prothese
  3. prothese ‘s nachts uitlaten
  4. mondbevochtiger
  5. mondspoeling met zout water
32
Q

onderhoud van prothese (5)

A
  1. vloeibare zeep en aangepaste borstel
  2. bij zware aanslag: ultrasoon/ 10 minuten in azijn
  3. elke dag ontsmetten (zeker tijdens behandeling)
  4. ontsmettingsvloeistof elke dag vervangen
  5. ’s nachts droog bewaren
33
Q

4 mogelijke ontsmettingsvloeistoffen voor thk prothese =

A
  1. mondspoeling 0,12% CHX
  2. listerine
  3. water met 5ml nystatine
  4. verdunde NaOCl (0:19)
34
Q

symptomen xerostomie (7)

A
  1. droge mucosa
  2. droge lippen
  3. geen speeksel op mondvloer
  4. moeilijk kauwen en slikken
  5. moeilijk spreken
  6. gefissureerde tong
35
Q

preventie(!) xerostomie (5)

A
  1. routine MH
  2. hydratatie
  3. geen alcoho
  4. evt medicatie aanpassen
  5. niet alcoholhoudende fluoride mondspoeling
36
Q

behandeling(!) xerostomie (3)

A
  1. speekselsubstitutie
  2. hydratatie verbeteren (ijs, suikervrije kauwgom, water drinken)
  3. mondspoelingen
37
Q

gegevensverzameling (patient en verzorgenden) bij terminaal zieke patient (6)

A
  1. prothesedrager?
  2. pijn thv mond?
  3. kan patient eten en drinken?
  4. droge mond?
  5. medisch dossier
  6. Intra-/extraoraal onderzoek (mh, mucositis, candidiasis etc)
38
Q

belang orale inspectie bij terminale patienten=

A

ontstaan en evolutie mondaandoeningen opvolgen

en zonodig individueel mondzorgplan aanpassen

39
Q

kenmerken van patienten met orale problemen (3 + symptomen)

A
  1. wijziging in eetpatroon (vermijden, duurt langer, andere houding)
  2. wijzigingen in de functie vd oropharynx (onduidelijk spreken, droge mond met dikke secreties, kwijlen, verslikken, voedselresten)
  3. wijzigingen in het slikproces (voedsel blijft steken, hoesten, voedsel in tracheotomietube, nasale regurgitaties, kortademig, gewichtsverlies)
40
Q

indien poetsen niet meer mogelijk ->

A

-> mechanisch reinigen door gaas bevochtigd met fysiologisch water of mondspoelmiddel zonder alcohol

41
Q

curatieve zorg bij palliatieve patienten =

A

= nadruk op snel verhogen comfort, minder op duurzaamheid

42
Q

welke mondspoelmiddelen genieten de voorkeur (bij zieken en terminale patienten?

A

= mondspoeling op basis van chloorhexidine, zonder alcohol (onderhoudsconcentratie 0,05%)

43
Q

welke mondspoelingen worden afgeraden (bij zieke/terminale patienten) en waarom?

A

= mondspoelingen op basis van natriumcarbonaat of waterstofperoxide
-> beperkt bactericide vermogen, en wel nevenwerkingen zoals branderigheid, slechte smaak, veranderingen in mucosa en verkleuring vd tong

44
Q

welk mondspoelmiddel is zinvol voor terminale patienten met eigen dentitie?

A

mondspoelmiddel met fluoride (NaFl 0,05% oplossing)

vooral wanneer poetsen met F-tandpasta niet langer meer mogelijk is of bij overgevoelige tanden

45
Q

mondzorg is in de palliatieve fase geen primair aandachtspunt. Waarom mondzorg wel belang in deze fase? (denkend aan patient en uitleg familieleden)

A

(nadruk op voorlichting en onder controle houden symptomen en ongemakken)
= bijkomende mondproblemen kunnen naast fysieke en psychische ongemakken, ook humeur, uitingen van liefde en genegenheid van patient sterk beinvloeden.
(bv onfrisse adem -> storend in omgang)