Bloed en bloedstollingstoornissen Flashcards

1
Q

3 belangrijke processen in de bloedstolling

A
  1. constrictie vd bloedvaten
  2. bloedplaatjes activiteit
  3. activiteit v stollingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken trombocyten (bloedplaatjes) (5)

A
  1. kleine, ronde, ovale cellen zonder nucleus
  2. 1/4 grootte v RBC
  3. actief in klontervorming
  4. behoud v integriteit v bloedvat (na letsel)
  5. minder bloedplaatjes= meer kans op bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

toename trombocyten bij (6)

A
  1. polycithemia vera
  2. chronsiche myeloïde leukemie
  3. sikkelcel anemie
  4. rheumatische koorts
  5. hemotlytische anemie
  6. botfracturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

thrombocytopenie =

A

te weinig bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzaken thrombocytopenie (7)

A
  1. ernstige acute infecties
  2. levercirrhose/ hepatitis
  3. thrombocytopenische purpura
  4. acute leukemie
  5. aplastische anemie
  6. perniceuse anemie
  7. verminderde productie in het beenmerg (hiv, bloedtransfusies, medicatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken dysfunctie vd bloedplaatjes (2)

A
  1. verworven (levercirrhose, lupus erythematosus, gm)

2. erfelijk: ziekte Von Willebrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

erfelijke aandoeningen in de bloedstollingsstoornis (1)

A
  1. hemofilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hemofilie kenmerken (3)

A
  1. Factor VIII of IX
  2. X-gebonden recessieve aandoening
  3. behandeling : toediening bloedplaatjes of ontbrekende factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verworven aandoeningen binnen de bloedstolling

A
  1. vitamine K deficiëntie (productie door bacterien v GI tractus, lang AB)
  2. leveraandoeningen (stollingsfactoren worden gemaakt in lever)
  3. medicatie (heparine, coumarine, aspirine en NSAID’s)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vitamine K deficiëntie als bloedstollingsstoornis =

A

(uit voeding)
= productie door bacteriën v GI tractus (lang AB)
= synthese v protrombine en factor VII, IX en X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

orale symptomen bij een afwijking in bloedplaatjes (10)

A
  1. bloeding vd gingiva (spontaan/excessief)
  2. moeilijk te controleren bloeding bij normale R/
  3. makkelijk ecchymoses
  4. petechieën (puntbloedingen)
  5. bleke mucosa
  6. atrofie vd papillen vd tong
  7. glossodynie (tong/mondbranden)
  8. infecties die niet reageren op behandeling
  9. grote ulceraties
  10. overdreven gingivale respons op lokale irritatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

symptomen thv de mond bij stollingsstoornissen (3)

A
  1. bloedingen na trauma
  2. bloeding is heviger, in dieper gelegen zone
  3. bij paro: moeilijk te stelpen bloeding gingiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

’’ valse klonter’’ -=

A

klonter omgeven door fibrineus vlies maar gevuld met ongestold bloed, wonde blijft hierlangsheen bloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mz richtlijn bij gebruik van anticoagulantia : (9)

A
  1. scalen per Q
  2. starten met minst ontstoken zone
  3. controleer regelmatig de bloedstolling
  4. indien bloeding niet stopt, R/ onderbreken
  5. niet naspoelen de dag v behandeling
  6. voorzichtig met tandenpoetsen
  7. geen warme of koude dranken de dag v behandeling
  8. geen NSAID’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat te doen bij nabloeding: (2)

A
  1. granulatieweefsel verwijderen

2. dichtbijten op gaasje 20-30min, rechtzitten en mond niet openen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mondzorgplan bij stollingsstoornissen ()4

A
  1. preventie v bloeding
  2. emotionele stress verminderen
    3 soms fysieke of cognitieve beperking tgv cerebrale hemorragie
  3. vrees voor bloeding kan leiden tot verwaarlozing MH
17
Q

aandachtspunten bij anamnese stollingstoornissen (4)

A
  1. medicatiegebruik (anticoagulantia etc)
  2. vraag naar abnormaal lang bloeden, neusbloedingen, blauwe plekken,..
  3. andere medische aandoeningen met invloed op de stolling (nierdialyse, leverfunctiesstoornissen)
  4. chemotherapie (trombocytopenie, neutropenie..)
18
Q

preventieve MZ bij bloedingsstoornissen:

7

A
  1. preventie caries (CAMBRA, Voedingsadvies)
  2. preventie gingivitis (MH instructie, zachte Tb, floss techniek)
  3. CHX mondspoeling
  4. voorzichtig bij RX inname
  5. post-operatieve monitoring v bloeding
  6. voorzichtig met afzuiging (hematomen)
  7. frequente recall optimale mh
19
Q

aandachtspunten tst verwijdering (6)

A
  1. vooral kleine bloedvaten worden geraakt (BP spelen belangrijke rol)
  2. verwijderen tst bij persoon met weinig gingivitis: geen probleem
  3. bij lage BP-waarde: spoelen met tranexaminezuur 4x/dag
  4. milde/lichte vorm v hemofilie: indien geen gingiv. :ok (anders CHX/tranexaminezuur)
  5. ernstige vorm v hemofilie: tranexaminezuur PO
  6. anticoagulantia: niet-diepe reiniging mits geen gingivi, vooraf CHX, tranexaminezuur als nodig, overleg arts voor diepe reiniging
20
Q

potentiërend effect =

A

kans op (nabloedingen) neemt toe bij combinatie v gm

21
Q

potentiërend effect bij interferentie tss anti-coagulantia: (5)

A
  1. penicillines
  2. erythromycine
  3. metrodinazol
  4. tetracycline
  5. micanazole
22
Q

tips voor pt bij bloedingsstoornissen (5)

A

.1 goede dagelijkse mh

  1. zelf-evaluatie mh: veranderingen in vorm, kleur, letsels
  2. niet-cariogene voeding
  3. vermijd salicylaten en NSAID’s
  4. informeer mh