Cardiovasculaire aandoeningen Flashcards

1
Q

risicofactoren cardiovasculaire aandoeningen (CVD) (14)

A
  1. genetische predispositie (familie met CVD)
  2. leeftijd (>40j)
  3. ras (zwart>blank)
  4. geslacht (man>vrouw)
  5. geschiedenis v anorexie of boulimie (vrouw<40)
  6. stress
  7. orale contraceptiva (vrouw<40)
  8. roken
  9. sedentair leven (+kans depressie en obesitas)
  10. dieet (hoog calorie-, vet-, zout- en cholesterol inname)
  11. hypertensie (>160/95)
  12. obesitas (30% overgewicht)
  13. DM
  14. parodontale aandoening (chronische infectie verhoogt risico)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cardiovasculaire aandoeningen (CVD) (9)

A
  1. reumatische hartziekten
  2. infectieuze endocarditis
  3. kleplijden
  4. hypertensie
  5. coronaire hartziekten
  6. cardiale dysrythmie en arythmie
  7. congestief hartfalen
  8. congenitale aandoeningen
  9. cardiovasculaire chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

etiologie reumatische hartziekten =

A

acuut of chronisch infectieus proces met koorts, poly-arthritis en carotis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

risicofactoren reumatische hartziekten = (1)

A

béta-hemolytische streptococc (keelontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verloop reumatische hartziekten (4)

A
  1. carditis (endocard, myocard, pericard kleppen)
  2. hartgeruis (tv aangetaste mitralis- of aortaklep)
  3. ademhalingsmoeilijkheden, hoge bd
  4. hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

preventie reumatische hartziekten =

A

vroege diagnose +

behandeling streptococcen faryngitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

etiologie infectieuze endocarditis (2)

A
  1. bacteriemie

2. vegetatieve groei v S aurus, S epidermis,S viridans, alfa-hemolytische streptococcen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

risicofactoren infectieuze endocarditis (4)

A
  1. vroegere IE
  2. kunstkleppen
  3. congenitale hartaandoening
  4. harttransplantatie met klepprobleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verloop infectieuze endocarditis (2)

A

1 acute vorm

2. sub-acute vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

preventie infectieuze endocarditis

A

AB profylaxe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

etiologie kleplijden (3)

A
  1. rheumatoïde arthritis
  2. infectieuze endocarditis
  3. aangeboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

symptomen kleplijden (5)

A
  1. palpaties
  2. pijn op de borst
  3. kortademigheid
  4. duizeligheid
  5. zenuwachtigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verloop kleplijden (2)

A
  1. hypertrofie vd ventrikel

2. pulmonaire congestie tgv rechterventrikel-falen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling kleplijden =

A

chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten bloedverdunners (2)

A
  1. anti-agreggantia

2. anti-coagulantia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

anti-agreggantia bij thk ingrepen :

A
  • niet onderbreken

- na de ingreep: zo nodig hechten, exacyl mondspoeling, vermijd NSAID’s (alternatief: paracetamol, tramadol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

orale anti-coagulantia bij thk ingrepen:

A
  1. Xarelto/ Pradaxa/ Equis: geen inname ochtend vd ingreep bij ‘chirurgische ingrepen’ (hertsart vanaf 6u na ingreep)
  2. na de ingreep: zo nodig hechten, exacyl mondspoeling, geen NSAID’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat gebeurt er in het proces van (na)bloedingen bij de bloedverdunner exacyl?

A

het fibrine wordt niet afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

etiologie hypertensie (2)

A
  1. hypertensie = symptoom

2. geeft aanleiding tot hartfalen, myocardinfarct, CVA, nierfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

risicofactoren hypertensie (4)

A
  1. familiaal
  2. stress, roken
  3. obesitas (dieet met teveel verzadigde vetten)
  4. leeftijd, ras
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

preventie hypertensie =

A

meten BD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verloop hypertensie (3)

A

1 .primaire hypertensie

  1. secundaire hypertensie (10%)
  2. chronisch, vaak asymptomatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

symptomen hypertensie (9)

A
  1. occipitale hoofdpijn
  2. visuele stoornissen
  3. duizeligheid
  4. oorsuizen
  5. tintelingen in handen en voeten
  6. vergroting linker ventrikel
  7. chronisch hartfalen
  8. angina pectoris
  9. nierfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

behandeling hypertensie (3)

A
  1. medicatie (diuretica,vasodilatoren..)
  2. correctie onderliggend lijden
  3. veranderen levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

etiologie ischemische hartziekten (4)

A
  1. atherosclerose!
  2. congenitale abnormaliteiten
  3. embool
  4. tgv infectie of autoimmuunziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

preventie ischemische hartziekten (2)

A
  1. aanpassen levensstijl (dieet, stressmanagement, rookstop, fysieke inspanning)
  2. controle hoge Bd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ziekteverloop ischemische hartziekten (3)

A
  1. angina pectoris
  2. myocard infarct
  3. plotse dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

symptomen angina pectoris/ angor(3)

A

(=direct resultaat v verminderde zuurstofvoorziening:)

  1. brandend knijpend gevoel in borst
  2. uitstralend naar linkerarm, nek, schouder, kaak
  3. agitatie
29
Q

vormen v angina pectoris/angor (2)

A
  1. stabiele angor (enkel bij inspanning of emotie)

2. instabiele angor (langdurig, in rust)

30
Q

behandeling angina pectoris (3)

A
  1. verminderen zuurstofnood: rust
  2. verhogen zuurstoftoevoer: nitraat sublinguaal (Cedocard)
  3. chirurgie
31
Q

symptomen myocardinfarct (7)

A
  1. = angina pectoris
  2. duur >12u
  3. indigestie, nausea, braken
  4. kortademigheid
  5. vermoeidheidsgevoel
  6. koud zweet
  7. BD val
32
Q

behandeling myocardinfarct: (2)

A
  1. verminderen belasting vh hart (rust, morfine tegen pijn, sedatie)
  2. verhogen cardiale output (controle dysrythmie, Cedocard, anti-coagulantia om bloedflow te verbetern)
33
Q

hoe verhogen cardiale output (3)

A
  1. controle dysrythmie (pacemaker, medicatie)
  2. cedocard
  3. anti-coagulantie : verbetert bloedflow
34
Q

etiologie cardiale dysrythmie en arythmie, gezond hart :

A

fysieke en emotionele stress

35
Q

etiologie cardiale dysrythmie en arythmie, ziek hart: (5)

A
  1. atherosclerose
  2. reumatoïde arthritis
  3. coronaire aandoeningen
  4. toxiciteit v medicatie
  5. onevenwicht in elektrolieten
36
Q

vormen v cardiale dysrythmie en arythmie (5)

A
  1. bradycardie (te traag hartritme)
  2. tachycardie (te snel hartritme)
  3. atriale fibrillatie
  4. premature ventrikel contracties
  5. ventrikullaire fibrillatie
37
Q

etiologie congestief hartfalen (4)

A

(= druk vaatstelsel neemt toe door verminderde pomping)

  1. atherosclerose
  2. hypertensie
  3. kleplijden
  4. pericarditis
38
Q

verloop congestief hartfalen (2)

A
  1. linkszijdig hartfalen (moeilijke aanvoer zuurstofrijk bloed)
    2 rechtszijdig hartfalen (moeilijke terugvloei v bloed uit het lichaam)
39
Q

behandeling congestief hartfalen (3)

A
  1. oorzaak verwijderen (hypertensie, kleplijden)
  2. medicatie
  3. fysieke activiteit beperken
40
Q

Vascular septum defect (VSD) =

A

= shunt tussen beide ventrikels (zuurstofrijk bloed li-ventrikel naar re-ventrikel)
(klein letsel sluit spontaan, groot letsel door chirurgie anders sterfte)

41
Q

atricular septum defect (ASD) =

A

= rechter atrium vergroot, rechter ventrikel dilateert

-> chirugie

42
Q

Patent Ductus arteriosus =

A

= een open doorgang tussen de aorta en de arteria pulmonaris: zuurstofrijk bloed vloeit van de aorta terug naar de longen
- vaak voorkomend bij prematuren
leidt tot chronisch hartfalen

43
Q

Tetralogie v Fallot, belangrijkste kenmerk =

A

cyanose

44
Q

Tetralogie v Fallot =

A
  1. VSD (ventricular septum defect)
  2. pulmonale stenose
  3. Re ventrikel hypertrofie
  4. malpositie aortie
45
Q

angioplastie (hartchirurgie) =

A
  • katheter met klein ballonetje wordt in coronaire arterie geplaatst
  • ballon wordt opgeblazen om vernauwing tgv atheroslerose te verminden
46
Q

coronaire stent (hartchirurgie)=

A

stent wordt geplaatst om arterie open te houden

47
Q

coronaire bypas (hartchirurgie) =

A

vervangen v dichtgeslibde arteries

dmv venen uit benen

48
Q

reumatische hartziekten en mondzorg =

A
  1. AB profylaxe niet nodig

2. nauwkeurig bestrijden vd biofilm (goede mh vermindert zelf uitgelokte bacteriemie)

49
Q

infectieuze endocarditis en mondzorg = (7)

A
  1. identificatie v patient at risk via anamnese
  2. AB profylaxe 1u voor ingreep
  3. CHX mondspoeling voor interventie
  4. vermijd trauma v zachte weefsel
  5. nauwkeurig bestrijden v biofilm (verminderen risico bacteriemie)
  6. SRP liefst in 1 lange zittijd
  7. interval tss opeenvolgende profylaxe 9-14dagen
50
Q

cardiale indicaties voor endocarditis profylaxe: (4)

A
  • aanwezigheid v kunstklep en na klepherstel
  • voorafgaande I.E
  • congenitale afwijking
  • harttransplant. met ontstaan v klepaantasting
51
Q

richtlijnen endocarditis profylaxe UZ GHB (2)

A
  1. cardiale indicaties

2. alle thk ingrepen dia samengaan met manipulatie vh tandvlees, peri-apicale regio of perforatie vd mondmucosa

52
Q

advies AB profylaxe pt zonder penicilline allergie:

A

volw: 30-60 min voor ingr. AMOX 2gr P.O.
kind: 30-60 min voor ingr. AMOX 50mg/kg/dag P.O.

53
Q

advies AB profylaxe pt mét penicilline allergie:

A

volw: 60min voor ingr. Clindamycine 600mg PO/IV
kind: 60min voor ingr. clindamycine 200mg.kg PO/IV

54
Q

kleplijden en mondzorg: (5)

A
  1. AB profylaxe 1u voor ingreep
  2. CHX spoeling voor interventie
  3. vermijd trauma v zachte weefsel
  4. nauwkeurig bestrijd biofilm (kans bacteriemie)
  5. aanpassen zorgplan indien anti-coagulantia
55
Q

bloedverdunners en mondzorg: (5)

A
  1. overleg met HA
  2. scalen per Q
  3. starten met minst ontstoken zone
  4. controleer stolling regelmatig
  5. indien bloeding niet stopt, behandeling onderbreken
56
Q

hypertensie en mondzorg: (2)

A
  1. bij ongecontroleerde hypert.: behandeling uitstellen

2. stress en angst kunnen BD verhogen (verminderen, anesthesie, vermijden situaties)

57
Q

angina pectoris en mz: (3)

A
  1. anamnese (pijn op borst, frequentie, cedocard? etc)
  2. onstabiele angor: niet behandelen, verwijzen HA
  3. stabiele angor: (korte ochtendafspraken, stressvrij, cedocard binnen handbereik, stop behandeling bij vermoeidheid/ verandering pols)
58
Q

wat te doen bij optreden angina pectoris:

A
  1. stop behandeling, zet pt recht
  2. stel pt gerust
  3. cedocard toedienen
  4. indien pijn aanhoudt bel ambu
59
Q

myocardinfarct en mz: (4)

A
  1. behandelen kan min. 30 dagen na myocardinfarct en bij geen complicaties
  2. pt kan angstig/depressief zijn
  3. psychologische situatie kan effect hebben op mondgzh
  4. bij noodsituaties: cedocard, EAD, CPR
60
Q

pacemaker en ICD (implementeerbare cardioverter defibrillator) in mz: (4)

A
  1. tijdens anam vragen naar typ pacemaker (beschermd/niet beschermd tegen elekt. interferentie; handinstrumenten)
  2. AB profylaxe niet nodig
  3. bij inname anti-coagulantia: plan aanpassen
  4. bij malfunctie pacemaker: zet elekt. apparat. uit, bel 100, BLS
61
Q

congestief hartfalen en mz: (3)

A
  1. geen aanpassing behandelplan
  2. bij linkszijdig hartfalen: angstreductie, zittend behandelen, overvloed water in de mond verwijderen (kokhalsreflex tgv medicatie)
  3. bij rechtszijdig hartfalen: pt zittend behandelen m ademhaling te vergemakkelijken, zuurstof toedienen, vitale tekens monitoren
62
Q

congenitale hartaandoeningen en mz: (6)

A
  1. goede mh om mondaandoeningen te mijden
  2. geen belangrijke aanpassingen in behandelplan
  3. overleg met arts
  4. AB profylaxe indien aangewezen
  5. controle vitale parameters
  6. bij chronische hartfalen behandelplan aanpassen
63
Q

hartchirurgie en mz: (2Gr)

A
  1. voor chirurgie:
    - mond optimaliseren
    - thk ingrepen vooraf
    - informatie ivm noodzaak kans op IE
    - preventief programma voor biofilm + F+
  2. na chirurgie:
    - overleg met cardioloog
    - bekijk medicatieschema (immunosupp, ontstekingsremmers, bloedverdunners etc)
    - profylaxe noodzakelijk?
64
Q

hartmedicatie, orale bijwerking medicatie voor hypertensie (1)

A
  1. xerostomie (speekselsubst., F+, xylithol, ACPtherapie..)
65
Q

hartmedicatie, orale bijwerkingen calciumantagonisten: (3)

A
  1. smaakveranderingen
  2. gingiva hypertrofie
  3. pijn thv speekselklieren
66
Q

hartmedicatie, orale bijwerkingen immunosuppressiva: (3)

A
  1. verhoogd risico op parodontale problemen
    - > vooraf bestaande toestand kan plots verergeren
  2. verhoogd risico op opportun. infecties (candida, herpes)
    - > CHX mondspoeling 2x/d
67
Q

hartmedicatie, bloedverdunners, bijwerking thv de mond=

A

= verlengde bloeding of spontane bloeding bij gingivitis/parod.
-> gezond parodontium zeer belangrijk

68
Q

de hartpatiënt en mondzorg: (5)

A
  1. voorkom complicaties
  2. monitor vitale parameters
  3. motiveer pt om mh op peil te houden
  4. planning voorkomt spoedeisende situaties
  5. let op medicatieschema