Norsk Funksjoner Av Språket 9 Flashcards
Waar is het postkantoor?
Hvor ligger postkontoret?
Ik heb geld nodig
Jeg trenger penger
Hij wisselt geld
Han veksler penger
Heb je een legitimatie?
Har du legitimasjon?
Kun je je legitimeren?
Kan du legitimere deg?
Hier heb ik het pasje
Her har jeg identitetskortet
Hier is mijn paspoort
Her er passet mitt
Hij heeft een buitenlandse pas
Han har et utenlandsk pass
Hij wisselt een klein bedrag op het postkantoor
Han veksler et lite belöp pä postkontoret
Zij heeft een grote som op de bank
Hun har en stor sum i banken
Groot geld, grote bankbiljetten
Store sedler
Een biljet van vijftig(50) kronen
En seddel pä femti(50) kroner
Heb je wat kleingeld voor mij?
Har du noen smäpenger til meg?
Hier heb je het wisselgeld
Her har du vekslepengene
Ik koop postzegels aan loket twee(2)
Jeg kjöper frimerker i luke to(2)
Hoeveel bedraagt de porto voor een ansichtkaart?
Hva er portoen pä et kort?
Vier postzegels voor een ansichtkaart
Fire frimerker til kort
Een postzegel van tien(10) kronen
Ett frimerke pä ti kroner
Ik stuur een boek over de post
Jeg sender en bok i posten
Zij verstuurt een pakje onder rembours
Hun sender en pakke mot oppkrav
Zij vult een adreskaart in
Hun fyller ut et adressekort
De naam van de afzender moet hier staan
Navnet pä avsenderen skal stä her
De naam van de ontvanger moet daar staan
Navnet pä mottakeren skal stä her
Het pakje bevat een boek
Pakken inneholder en bok
Alsjeblieft(vragen)
Vaere sä snill