Norsk Funksjoner Av Språket 6 Flashcards

1
Q

Dat is niet zo’n gek idee!/Dat is niet zo gek!

A

Det var ikke dumt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dat klinkt leuk!

A

Det höres fint ut!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geweldig!

A

Sä flott!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dat zijn mooie foto’s!/Wat een mooie foto’s!

A

Det er noen fine bilder!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wil je mee(gaan)?

A

Vil du bli med?/Vil de vaere med?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Laat mij je folders eens zien!

A

La meg fä se pä brosjyrene dine!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mag ik je folders eens zien?

A

Fär jeg se brosjyrene dine?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het reisje bestaat uit een retour met de boot

A

Turen inkluderer bätreisen tur/retur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het treinkaartje is bij de reis inbegrepen

A

Togbilletten er inkludert i prisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

We betalen de halve prijs

A

Vi betaler halv pris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We krijgen vijftig(50)% korting

A

Vi fär femti(50)% rabatt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kinderen tussen vier(4) en zestien(16) jaar krijgen 100 kronen korting

A

Barn mellom fire(4) og seisten(16) är fär 100 kroner rabatt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De speciale reis vertrekt vanuit Oslo

A

Spesialturen starter med avgang fra Oslo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertrek dagelijks om 17.00 uur.

A

Avgang daglig klokka 17.00.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aankomst de volgende dag om 9.00 uur.

A

Ankomst neste dag klokka 9.00.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Heb je nog een vrije dag te goed?

A

Har du en feriedag til gode?

17
Q

Het is makkelijk om de bus te nemen

A

Det er greit med busser

18
Q

Kari was niet zeeziek

A

Kari var ikke sjösyk

19
Q

Veel mensen waren zeeziek.

A

Mange mennesker var sjösyke.

20
Q

We gaan samen

A

Vi slär fölge

21
Q

We reizen samen

A

Vi reiser sammen

22
Q

Een enkele reis Oslo

A

En enkelt(billett) Oslo

23
Q

Een retourtje Oslo

A

En tur/retur Oslo

24
Q

Ik heb wat folders mee naar huis genomen

A

Jeg tok med hjem noen brosjyrer

25
Q

Karin reed met de auto naar huis

A

Kari kjörte hjem med bilen

26
Q

De leraar zond de jongen naar huis

A

Laereren sendte gutten hjem

27
Q

Zij komen morgen thuis

A

De kommer hjem i morgen

28
Q

Ik was gisteren thuis

A

Jeg var hjemme i gär

29
Q

Mijn sleutels liggen thuis op tafel

A

Nöklene mine ligger hjemme pä bordet

30
Q

Per blijft vandaag thuis

A

Per blir hjemme i dag

31
Q

Dat is niet zo gek.

A

Det var ikke dumt.

32
Q

Wat leuk om je te zien

A

Det var hyggelig ä se deg

33
Q

Wat gezellig om jullie te ontmoeten

A

Det var koselig ä möte dere