Norsk Funksjoner Av Språket 4 Flashcards
Een telefoongesprek
En telefonsamtale
Er is telefoon voor jou
Det er telefon til deg
Er is telefoon voor Randi
Det er telefon til Randi
Randi voert een telefoongesprek
Randi snakker i telefonen
Zij telefoneert met Hans
Hun telefonerer til Hans
De telefoon gaat
Det ringer i telefonen
Er wordt aan de deur gebeld
Det ringer pä dören
De familie Hansen woont op de begane grond, op nummer zes(6)
Familien Hansen bor i förste etasje, pä nummer seks(6)
Logeren jullie in een hotel?
Bor dere pä hotell?
Eva heeft plaats genoeg thuis
Eva har god plass hjemme
Randi heeft helaas geen plaats thuis
Randi har dessverre ikke plass hjemme
Eva krijgt bezoek van Randi
Eva fär besök av Randi
Randi komt bij Eva op bezoek
Randi kommer pä besök til Eva
We brengen morgen een bezoek aan de stad
Vi Besöker byen i morgen
We bezoeken de zomerexpositie
Vi besöker sommerutstillingen