Norsk Funksjoner Av Språket 13 Flashcards
Dat klopt
Det stemmer
Dat is juist/Dat klopt
Det er riktig
hier is de spijskaart/het menu
her er spisekartet
hier is het menu
her er menyen
mag ik de wijnkaart zien?
fär jeg se pä vinkartet?
hebben jullie een kindermenu?
har dere en barnemeny?
voorgerecht, hoofdgerecht, nagerecht
forret, hovedrett, dessert
laten we het er eens lekker van nemen
la oss spandere det pä oss
ik trakteer je
jeg spanderer pä deg
zowel vlees als vis
bäde kjött og fisk
of vlees of vis
enten kjött eller fisk
noch vlees noch vis
hverken kjött eller fisk
dat krijgt men nergens anders/op geen andere plaats
det fär man ingen andre steder
je wilt vast en zeker witte wijn hebben
du vil sikkert ha hvitvin
wat een prijzen
for noen priser