Neurologische aandoeningen Flashcards
1
Q
Wat zijn de risicofactoren voor een peripartale asfyxie?
A
- Pre- en post-maturiteit
- Hypertensie en pre-eclampsie
- Groeiretardatie en foetale anemie
- Abruptio placentae en meconiaal vocht
- Niet-fysiologische bevalling of abnormale positie
2
Q
Welke neurologische ontwikkelingsstoornissen zijn er?
A
- Duchenne musculaire dystrofie: X-gebonden dystrofine mutatie
- Spinale musculaire atrofie: autosomaal recessief SMN1 mutatie
- Rett syndroom: X-gebonden MECP2 mutatie
- Fragile X syndroom: X-gebonden FMR1 mutatie
- Adrenoleukodystrofie: X-gebonden ABCD1 mutatie
3
Q
Wanneer gebeurt zeker verder onderzoek bij ontwikkelingsstoornissen?
A
- Vertraging in verschillende domeinen
- Vertraging met neurologische aanknopingspunten
- Familiale mentale retardatie
- Regressie
4
Q
Welke neurologische aandoeningen kunnen aanleiding geven tot cerebral palsy?
A
- Peripartale asfyxie
- Periventriculaire leukomalacie
- Peri- of intravnetriculaire bloeding
- Post-hemorragische hydrocefalie
5
Q
Wat zijn de frequentste comorbiditeiten van cerebral palsy?
A
- 75% intellectuele problemen
- 25 tot 75% epilepsie
- 25 tot 50% visuele problemen
- 25% taal problemen
- Gedrags- en voedingsproblemen
6
Q
Wat zijn de belangrijkste presentaties van epilepsie bij kinderen?
A
- Childhood abscence epilepsy vanaf 4 tot 10 jaar
- Focal, temporal lobe epilepsy vanaf geboorte
- Juvenile, myoclonic epilepsy vanaf adolescentie
7
Q
Wat zijn de belangrijkste vormen van DEEs bij kinderen?
A
- Lennox-Gastaut epilepsie
- West syndroom vanaf 3-12 maanden (hypsaritmie)
- Cravet syndroom vanaf < 12 maanden (SCN1A)
- Complexe koortsstuipen
8
Q
Wanneer wordt verder onderzoek uitgevoerd na het vaststellen van een koortsstuip?
A
- Algemeen zieker kind
- Neurologische afwijkingen op klinisch onderzoek
- Geen focus van koorts
- Complexe koortsconvulsies