Nederlands woordjes, 6.3,6.4,6.5 Flashcards
(129 cards)
actueel
op dit moment belangrijk
althans
tenminste
argument (het)
reden die aantoont dat een standpunt klopt
citaat (het)
letterlijke herhaling van wat iemand anders geschreven heeft
communicatiemiddel (het)
middel dat gebruikt wordt om een boodschap over te brengen, zoals krant,radio,tv,internet
confidentie (de)
vertrouwelijke mededeling
cookie (het)
tekstbestandje dat een website op de harde schijf van je computer zet als je die site bezoekt
criticus (de)
iemand die in kranten en tijdschriften zijn oordeel geeft over nieuwe films,boeken of concerten
cultiveren
bebouwen,verdelen,verfijnen
definiëren
nauwkeurig een begrip of woord omschrijven
deiversiteit (de)
het verschillend zijn
domein (het)
gebied,bevoegdheid
ethiek (de)
geheel van het principes op het gebied van het juiste handelen
experiment (het)
proef om iets uit te proberen
fungeren
dienen
iniatief (het)
eerste stap om tot iets te komen
innovatie (de)
(technische) nieuwsgierigheid
innoveren
nieuwe producten,technieken of methoden gaan gebruiken
integriteit (de)
eerlijkheid,objectiviteit
lead (de)
vetgedrukte inleiding in nieuwsbericht
letsel (het)
verwonding
marketing (de)
en plan maken om een product zo goed mogelijk te verkopen
maximum (het)
hoogste, uiterste
mediatycoon (de)
rijke eigenaar van grote media