Frans Etape 2 Flashcards
1
Q
Le vol
A
De diefstal,de vlucht
2
Q
Ils veulent
A
Ze willen,vliegen
3
Q
Leur,leurs
A
Hun
4
Q
Au bord de la mer
A
Aan zee
5
Q
La location
A
De verhuur
6
Q
Louer
A
Huren
7
Q
Le scooter
A
De scooter
8
Q
Pour la journée
A
Per dag
9
Q
Aider
A
Helpen
10
Q
Possible,impossible
A
Mogelijk,onmogelijk
11
Q
à partir de
A
Vanaf
12
Q
Répéter
A
Herhalen
13
Q
La réduction
A
De korting
14
Q
Payer
A
Betalen
15
Q
En plus
A
Ook nog,bovendien
16
Q
La caution
A
De borg(som)
17
Q
Dire
A
Zeggen
18
Q
L’argent (m)
A
Het geld
19
Q
Tout ca
A
Dat allemaal
20
Q
Moins
A
Minder
21
Q
Voitre,vos
A
Uw
22
Q
De ……..à…….
A
Van…….tot….
23
Q
Bon marché
A
Goedkoop
24
Q
De l’heure
A
Per uur
25
Scandaleux
Schandalig
26
Notre,nos
Onze
27
En parfait état
In prima staat
28
Autre chose
Iets anders
29
Dehors
Buiten
30
Il pleut
Het regent
31
Raté
Mislukt
32
Si
Als
33
Je vends
Ik verkoop
34
Le parapluie
De paraplu
35
Pratique
Praktisch,handig
36
Le sac
De tas
37
La couleur
De kleur
38
Le réveil
De wekker
39
La solution
De oplossing
40
Gros,grosse
Dik,groot
41
Tout de suite
Meteen
42
Sous
Onder
43
L’écran
Het beeldscherm
44
Noter
Opschrijven
45
L’idée
Het idee
46
Le dessin
De tekening
47
Blanc,blanche
Wit
48
Branché
Hip
49
Plus
Meer
50
Avoir raison
Gelijk hebben
51
Trouver
Vinden
52
Le truc
Het ding
