Duits Kapitel 2 Grammatica Flashcards
Grammatika.
op d of t
Du vorm krijgt est erachter
Er/sie/es krijgt et erachter
Ihr vorm krijgt et erachter
Rest blijft dezelfde regel als wohnst
Grammatik a
Stam op m of n
Du vorm krijgt est erachter
Er/sie/es vorm krijgt et erachter
Ihr vorm krijgt et erachter
De rest blijft dezelfde regel als wohnst
Grammatik a
Stam op s,sch,ringel s,x of z
Du vorm krijgt alleen een t erachter
De rest blijft dezelfde regel als wohnt
Grammatik b
Mannelijke zelfstandige voornaamwoorden
Alle personen en dieren van het mannelijke geslacht
De dagen
De maanden
Grammatik b
Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
Alle personen of dieren van het vrouwelijk geslacht
Woorden die eindigen op heit,keit,schaft,ion,ung
De meeste woorden die op een e eindigen
Grammatik b
Onzijde zelfstandige voornaamwoorden
Alle woorden die op chen en lein eindigen
De meeste woorden in het nederlands die het lidwoord ’het’ krijgen
Niets
Nichts
Niet
Nicht
Niemand
Keiner of niemand
Nee
Nein
Nooit
Nie
Niemand
Niemand of keiner
Geen
Kein
Nooit
Nie