Frans Etape 4 Flashcards
1
Q
S’amuser
A
Zich amuseren
2
Q
Tomber
A
Vallen
3
Q
Entendre
A
Horen
4
Q
Re
A
Terug
5
Q
Tout le, toute la
A
De hele, het hele
6
Q
être au courant
A
Op de hoogte zijn
7
Q
Entendu (entendre)
A
Gehoord
8
Q
Tomber amoureux,amoureuse
A
Verliefd worden
9
Q
Si
A
Jawel
10
Q
Incroyable
A
Ongelofelijk
11
Q
Boire un verre
A
Iets drinken
12
Q
Assez
A
Nogal, tamelijk
13
Q
Bête
A
Stom
14
Q
Sportif (m), sportive (v)
A
Sportief
15
Q
L’avis
A
De mening
16
Q
Les avis
A
De meningen
17
Q
énervant
A
Irritant
18
Q
Tous les, toutes les
A
Alle
19
Q
Presque
A
Bijna
20
Q
Surpris
A
Verrast
21
Q
Entre
A
Tussen
22
Q
Parce que
A
Omdat
23
Q
Entrer
A
Naar binnen gaan
24
Q
Le temps
A
De tijd
25
être en train de
Bezig zijn met
26
téléphoner
Telefoneren
27
Autre
Ander(e)
28
Pendant
Tijdens,gedurende
29
Revenu (revenir)
Teruggekomen
30
Sans
Zonder
31
Sans rien dire
Zonder iets te zeggen
32
Exactement
Precies,juist
33
Tu m’enerves
Je irriteert me
34
le meilleur
de beste
35
je connais
ik ken
36
depuis
sinds
37
timide
verlegen
38
différent
verschillend,anders
39
la plaisanterie
het grapje
40
rire
lachen
41
amusant
grappig
42
le jeu vidéo
het computerspel
43
toutes sortes de choses
allerlei dingen
44
les sentiments(M)
de gevoelens
45
la fois
de keer
46
montrer
laten zien
47
avoir peur
bang zijn/angst hebben
48
vite
vlug
49
complètement
helemaal
50
avoir confiance en
vertrouwen hebben in
51
compter sur
rekenen op
52
l’amitié(V)
de vriendschap
