Duits Kapitel 5 Flashcards
1
Q
Anrufen
A
Opbellen
2
Q
Aufhören
A
Ophouden
3
Q
Darauf achten
A
Erop letten
4
Q
Dauernd
A
Voortdurend
5
Q
Denn
A
Want
6
Q
Deshalb
A
Daarom
7
Q
Genau
A
Precies
8
Q
Die Jungendlichen
A
De jongeren
9
Q
Manchmal
A
Soms
10
Q
Sondern
A
Maar
11
Q
Absichtlich
A
Opzettelijk
12
Q
Bis
A
Tot
13
Q
Die umfrage
A
De enquête
14
Q
Eine weile
A
Een poosje
15
Q
Immer
A
Altijd
16
Q
Irgendwann
A
Ooit
17
Q
Meinen
A
Bedoelen
18
Q
Schlimm
A
Erg
19
Q
Seitdem
A
Sinds
20
Q
Wichtig
A
Bekangrijk
21
Q
Uitzetten
A
Ausschalten
22
Q
Het beeldscherm
A
Der Bildschirm
23
Q
Bloggen
A
Einen Blog schreiben
24
Q
Chatten
A
Chatten
25
De computer
Der computer
26
Inloggen
Einloggen
27
Aanzetten
Einschalten
28
De e-mail
Die E-mail
29
Het mobieltje
Das handy
30
Het internet
Das internet
31
De muis
Die maus
32
Het wachtwoord
Das passwort
33
Sms’en
Simsen
34
Het sms’je
Die sms
35
Het toetsenbord
Die tastatur
36
De toets
Die taste
37
Twitteren
Twittern
38
De website
Die webseite
39
Auslösen
Veroorzaken
40
Benutzen
Gebruiken
41
Einschalten
Aanzetten
42
Höflich
Beleefd
43
Das kino
De bioscoop
44
Der körper
Het lichaam
45
Obwohl
Hoewel
46
Der ort
De plaats
47
Schwindlig
Duizelig
48
Stattfinden
Plaatsvinden
49
Drohen
Dreigen
50
Die ecke
De hoek
51
Erfüllen
Uitvoeren
52
Erpressen
Chanteren
53
Die Hochzeit
De bruiloft
54
Der laden
De winkel
55
Ordentlich
Netjes
56
Das schild
Het bord
57
überraschen
Verrassen
58
Verbringen
Doorbrengen
59
Het omroepbericht
Die ansage
60
Zich ontspannen
Sich entspannen
61
De televisie
Der fernseher
62
Het interview
Das interview
63
De presentator
Der moderator
64
De tv-gids
Das programmhelft
65
Uitzenden
Senden
66
Het weerbericht
Der wetterbericht
67
De serie
Die reihe
68
De taal
Die sprache
69
Het tijdschrift
Die zeitschrift
70
De krant
Die zeitung
71
De komedie
Die komödie
72
De detectivefilm
Der krimi
73
Het journaal
Die nachrichten
74
De toneelspeler
Der schauspieler
75
De soap
Die soap
76
Het sportprogramma
Die sportsendung
