Ndls Vertaling Niveau 2 Flashcards

1
Q

Drijven (op het water blijven liggen)

A

Flotter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanduidingen op een etiket (wat iets duidelijk maakt)

A

Indications sur une étiquette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verzachten

A

Adoucir, atténuer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eeen middel dat de pijn verzacht

A

Un médicament qui adoucit la douleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een reusachtig kasteel

A

Un château gigantesque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De reus/reuzin

A

Le géant, la géante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een voorstelling bijwonen

A

Assister à une présentation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Te gast zijn bij iemand

A

Etre invité chez qqn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ik heb geen wisselgeld voor de parkemeeter

A

Je n’ai pas de monnaie pour le parcmètre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Minister werd vergezeld door haar dochter

A

Le ministre était accompagné de sa fille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een afgezaagd verhaal

A

Une histoire banale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vies mengsel van water en aarde (de modder)

A

la boue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Iets nalaten te doen

A

Laisser passer l’occasion de faire qqchose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

je geestelijk vermogens

A

tes capacités mentales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geestelijk gehandicapt

A

mentalement handicapé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de geestelijke macht

A

le pouvoir spirituel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een belofte nakomen

A

respecter une promesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je stelt me diep teleur

A

Tu me déçois profondément

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De voorstad

A

La banlieue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een bekwame aart

A

un médecin compétent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Na een lange reis de plaats van bestemming bereiken

A

arriver à destination après un long voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik kon je nergens bereiken

A

Je n’arrivais pas à te joindre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de eenheid

A

l’unité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de liefde blijkt wederzijds te zijn

A

le sentiment d’amour semble être réciproque/ partagé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de begeleider

A

l’accompagnateur/rice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Zit niet zo op me te kakken

A

Ne me râle pas dessus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

de geitenkaas

A

le fromage de chèvre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

burgerlijke staat : gehuwd

A

état civil: marié

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de holbewoner/de holenmens

A

l’habitant des cavernes/les hommes des cavernes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

je haar in vlechten dragen

A

Nouer ses cheveux en tresses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Iets naast je neerleggen (geen aandacht geven aan iets)

A

Ne pas tenir compte de qqchose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

een bevel naast je neerleggen

A

ignorer un ordre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

herhaaldelijk dezelfde fout maken

A

faire à plusieurs reprises la même faute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Handen omhoog

A

Haut les mains!

35
Q

met opzet

A

intentionnellement

36
Q

Ik deed het niet opzettelijk

A

Je ne l’ai pas fait exrès

37
Q

Terug naar overzicht

A

Retour à la page “vue d’ensemble”

38
Q

Een goed overzicht Hebben over het werk dat nog gedaan moet worden

A

Avoir une bonne vue d’ensemble sur le travail qu’il reste à faire

39
Q

brede

A

large

40
Q

de kern van de aarde

A

Le noyau de la Terre

41
Q

de kern van een probleem

A

le cœur/point essentiel du problème

42
Q

de beveiliging

A

la protection/la sécurité

43
Q

beveilingspersoneel

A

personnel de sécurité

44
Q

doorlaten

A

Laisser passer

45
Q

de vergoedingen

A

les indemnités/dédomagements

46
Q

de toegestane afmetingen voor handbagage staan op de website

A

les dimensions admises pour les sac à main se trouvent sur le site internet

47
Q

ongeacht

A

en dépit de / indépendamment de

48
Q

elk op zich (afzonderlijk)

A

Individuel

49
Q

Het is raadzam om eerst boodschappen te doen, omdat straks de winkels dichtgaan

A

Il est prudent (recommandable) de faire d’abord les courses car les magasins vont fermer

50
Q

pas op voor zakkenrollers!

A

Attention aux pickpockets!

51
Q

een schuilplaats

A

une cachette

52
Q

Assepoester

A

Cendrillon

53
Q

de toeschouwer

A

le spectateur

54
Q

Het valt me zwaar

A

C’est difficile pour moi

55
Q

Er valt niets meer aan te doen

A

On ne peut plus rien y changer

56
Q

Ik heb nieks te klagen

A

Je n’ai pas à me plaindre

57
Q

in toepassing brengen

A

mettre en application / en pratique

58
Q

dit is voor u niet van toepassing

A

Cela ne s’applique pas à vous

59
Q

Onze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle contracten

A

Nos conditions générales sont d’applications sur tous les contrats

60
Q

Spreek vrijuit

A

Parler librement/franchement

61
Q

Er is niets aan toe te voegen

A

Il n’y a rien à ajouter

62
Q

we moeten ons bewust zijn van de mogelijkheden

A

Nous devons être conscients des possibilités

63
Q

voorzichtig de straat oversteken

A

traverser la rue avec prudence

64
Q

iemand bedreigen met een pistool

A

menacer qqn avec un pistolet

65
Q

bedreigde dieren

A

des animaux menacés

66
Q

de verrader

A

Le traître

67
Q

de aardbeving

A

le tremblement de terre

68
Q

de bosbrand

A

l’incendie de forêt

69
Q

de droogte

A

la sécheresse

70
Q

de overstroming

A

l’inondation

71
Q

de stofstorm

A

la tempête de poussière (sable)

72
Q

de vulkaanuitbarsting

A

l’éruption volcanique

73
Q

natuurramp

A

catastrophe naturelle

74
Q

Voor de Koning buigen

A

S’incliner devant le Roi

75
Q

zich buigen over een probleem

A

se pencher sur un problème

76
Q

Het was een poging om de twee kampen met elkaar te verzoenen

A

C’était une tentative de réconcilier les deux camps

77
Q

We zijn tot verzoening gekomen

A

Nous avons fait la paix/ nous nous sommes réconciliés

78
Q

belast met zijn

A

Etre chargé de qqchose (s’occuper de)

79
Q

Dat dient nergens toe

A

Ca ne sert à rien

80
Q

Ik ben dat gewoon

A

Je suis habitué à cela

81
Q

Ik bied u mijn excuses aan

A

Je vous présente mes excuses

82
Q

Hoe ging het verder?

A

Comment cela s’est passé ensuite?

83
Q

Dat is geen sprake van

A

Il n’en est pas question!