Moeder - 2. Vasculaire en hematologische problemen Flashcards

1
Q

Wat is het gemiddelde bloedverlies na partus?

A

300 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt uitgestoten onder invloed van uteruscontracties na de bevalling?

A
  • Slijmvliesresten,
  • necrotische weefselresten
  • bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe observeer je het bloedverlies na de bevalling?

A
  • hoeveelheid,
  • kleur,
  • geur
  • consistentie

Evolueert constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe lang kan bloedverlies plaatsvinden na de bevalling?

A

Tot 6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de term voor excessief bloedverlies na de bevalling?

A

Postnatale bloeding/postpartumbloeding of postpartumhemorragie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van postpartumhemorragie?

A
  • TONUS: Onvoldoende samentrekken van de baarmoeder (70%)
  • TRAUMA: Traumata van het geboortekanaal (20%)
  • THROMBINE: Stollingsstoornissen (1%)
  • TISSUE: Placentarest in utero (10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een primaire postpartumhemorragie?

Synoniem?

A

Lochiaal verlies van meer dan 500 ml binnen de 24 uur na de partus

Dit wordt ook wel fluxus postpartum genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt beschouwd als een massieve obstetrische bloeding?

A

Meer dan 1000 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de voornaamste oorzaak van een primaire postpartumbloeding?

A

Uterusatonie

Dit houdt in dat de uterus onvoldoende contraheert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem enkele factoren die kunnen leiden tot uterusatonie.

A
  • Retentie van de placenta
  • Achtergebleven placentarest
  • Volle blaas
  • Langdurige arbeid
  • Sterk uitgezette baarmoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreekt men van een secundaire postpartumbloeding?

A

Wanneer het excessief bloedverlies zich voordoet tussen 24 uur en 6 weken na de partus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vaak komt een primaire postpartumhemorragie voor?

A

Ongeveer 6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak komt een secundaire postpartumbloeding voor?

A

Ongeveer 1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een secundaire postnatale bloeding?

A

Achtergebleven placentarest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een placentarest aangetoond worden?

A

Echografisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is vaak de oorzaak van bloeding als er geen placentarest is?

A

Subinvolutie van de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de kenmerken van een subinvolutie van de baarmoeder?

A

Uterus groter en weker dan normaal, ostium uteri langer open dan verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe snel sluit het ostium uteri normaal na de partus?

A

In de eerste week na de partus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke aandoening (aan de utuerus) kan ook gepaard gaan met abnormaal bloedverlies?

A

Endometritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar kan het bloedverlies ook vandaan komen naast de uterus?

A

Vulva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat kan een oorzaak zijn van bloedverlies van de vulva?

A

Inadequaat gehechte ruptuur en/of episiotomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem enkele minder frequente oorzaken van secundaire postnatale bloeding.

A
  • Stollingsstoornis
  • Aanwezigheid van fibromen ter hoogte van de uterus
  • Choriocarcinoom
  • Vulvair hematoom
  • Vroege coïtus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn enkele symptomen van een secundaire postnatale bloeding?

A
  • Overmatige hoeveelheid lochia
  • Afwijkende geur van het bloedverlies
  • Subinvolutie van de uterus
  • Drukgevoelige en pijnlijke onderbuik
  • Openstaand ostium uteri
  • Achtergebleven placentarest op echografie
  • Algemeen onwel zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn enkele standaardmaatregelen die toegepast kunnen worden bij een bloeding?

A
  • Opvolging vitale parameters
  • Opvolging baarmoederstand
  • Verdere observatie van de lochia
  • Plaatsen IV lijn
  • Uterotonica
  • Manuele rivisie/curettage (+AB)
  • Bloedafname
  • Natuurlijke remedies: aanleggen, blaas ledigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat volgt altijd na manuele revisie of curettage?
Antibioticaprofylaxe
26
Wat is maternale anemie?
Maternale anemie is een aandoening waarbij de moeder een te laag hemoglobinegehalte heeft, vaak door overmatig bloedverlies.
27
Hoe wordt de diagnose maternale anemie gesteld?
Door middel van een bloedafname.
28
Wat is de behandeling bij een hemoglobine van < 11 g%?
Op voorschrift worden ijzer en vitamines toegediend, en een ijzerrijke voeding is aan te raden.
29
Welke voedingsmiddelen worden aanbevolen bij maternale anemie?
**Ijzerrijke** voedingsmiddelen zijn: * Volkoren producten * Groenten * Peulvruchten * Vlees
30
Wat wordt aanbevolen bij een hemoglobine van <8 g%?
Een bloedtransfusie wordt aanbevolen.
31
Hoeveel stijgt het hemoglobine bij één eenheid packed cells?
Het hemoglobine stijgt met 1 g%.
32
Het mechanisme van postnatale hematoomvorming kunnen bespreken (definitie, soorten, oorzaak, symptomen, behandeling).
33
Wat is een hematoom?
Schade aan omringende weefsels door een **bloeding** uit een vene ## Footnote Een hematoom is klinisch relevant indien de omvang **> 4 cm** doorsnede.
34
Wat zijn infralevatorhematomen?
Hematomen ter hoogte van de vulva, het perineum en de vagina
35
Wat zijn de symptomen van infralevatorhematomen?
* Perineale zwelling, * pijn ter hoogte van de perineale streek, * rectale pijn, * drukkend gevoel ## Footnote Ze zijn uitwendig waarneembaar.
36
Wat zijn supralevatorhematomen?
Hematomen die zich bevinden **para-uterien of hoog paravaginaal** ## Footnote Deze zijn veel zeldzamer
37
Wat zijn de eerste symptomen van supralevatorhematomen?
Tekenen van hypovolemische shock ## Footnote Verder weinig klachten → moeilijk op te sporen
38
Welke complicaties kunnen optreden door hematomen?
Onverklaarde koorts, urineretentie, matige en ernstige maternale morbiditeit
39
Vul in: Een niet geconstateerde supralevatorhematoom kan zelfs leiden tot _____
Maternaal overlijden
40
Na welke situaties kunnen hematomen optreden?
Na elke bevalling, ook na een vlotte laag-risico bevalling
41
Noem enkele factoren die de kans op een hematoom verhogen.
* Nullipariteit * Verlengde arbeid * Kunstverlossing * Niet goed gehechte episiotomie * Macrosomie * Spataders * Bestaande stollingsstoornissen * Verhoogde maternale leeftijd
42
Wat is de behandeling van een hematoom afhankelijk van?
**Soort** hematoom, **grootte** van hematoom en **ernst** van de situatie
43
Wat kan gedaan worden bij een klein infralevatorhematoom (3-5cm)?
Lokaal behandelen met ijs en eventueel zalf, pijnstilling geven ## Footnote Een goede observatie blijft belangrijk → aftekenen
44
Wat is de behandeling voor supralevatorhematomen?
Chirurgische ingreep met drainage en afbinden van het bloedend vat
45
Wat is de behandeling voor grote of groter wordende infralevatorhematomen?
Chirurgische ingreep met drainage en afbinden van het bloedend vat
46
Wat kan er gebeuren als het hematoom uitgbreid is of hoog gelegen?
Er kan geopteerd worden voor een laparotomie ## Footnote Indien noodzakelijk kan de arteria iliaca interna afgebonden worden.
47
Wat is worst case bij ingrepen voor hoge/uitgebreide hematomen?
Hysterectomie
48
Wat moet er gebeuren na de chirurgische ingreep voor een hematoom?
De kraamvrouw moet nauwgezet worden geobserveerd ## Footnote Algemeen welzijn, vitale en verloskundige parameters worden nagegaan.
49
Wat wordt meestal na evacuatie van het hematoom opgestart?
Antibiotica ## Footnote -
50
Wat is het effect van zwangerschap op het risico op trombo-embolische aandoeningen?
Zwangerschap geeft een **geringe verhoging van het risico** op trombo-embolische aandoeningen. ## Footnote Het risico blijft ook na de zwangerschap licht verhoogd.
51
Wanneer is de incidentie van trombo-embolische aandoeningen het laagst?
De incidentie is het laagst na een **spontane ongecompliceerde partus**.
52
Wanneer is het risico op trombo-embolische aandoeningen het hoogst?
Het risico is het hoogst in de **eerste week na bevalling**.
53
Noem enkele factoren die de kans op trombo-embolische aandoeningen in het kraambed verhogen.
* Trombose in de **voorgeschiedenis** * Aangeboren of verworven bloedstollingsstoornis * Verhoogde maternale **leeftijd** * **Overgewicht** * Langdurige **immobiliteit** * Vaginale kunstverlossing of sectio
54
Welke preventieve maatregelen voor trombo-embolische stoornissen bij kraamvrouwen?
1. Vroegtijdige **mobilisatie** 1. Profylactische **antistolling** *(igv verhoogd risico)*
55
Wat is een oppervlakkige tromboflebitis?
Een **lokale** door een stolsel veroorzaakte, niet-infectieuze **ontsteking** van een **oppervlakkige vene**.
56
Waar komt oppervlakkige tromboflebitis meestal voor?
In het been, ter hoogte van de vulva, of in een hemorroïd.
57
Bij wie komt oppervlakkige tromboflebitis vaak voor?
Bij kraamvrouwen die **voordien al varices** hadden.
58
Wanneer kan oppervlakkige tromboflebitis zich voordoen?
Al enkele uren na de bevalling.
59
Wat zijn de lokale ontstekingsverschijnselen bij oppervlakkige tromboflebitis?
**Pijnlijke, warme, rode en gezwollen plek** ter hoogte van de aangedane vene.
60
Welke symptomen kunnen optreden bij oppervlakkige tromboflebitis?
* Lichte temperatuurstijging * Drukpijn * Pijn bij het stappen (bij flebitis in het been)
61
Wat is de behandeling van tromboflebitis?
**Behandeling is beperkt** en omvat: * verwittigen van de arts, * informeren van de kraamvrouw * aanbevelingen voor warmte * Analgetica * TED-kousen * Mobiliseren * Verder observeren
62
Wat is de prognose voor oppervlakkige tromboflebitis?
Genezing treedt spontaan op met weinig kans op diepe veneuze trombose of embolie.
63
Is antistollingstherapie effectief bij oppervlakkige tromboflebitis?
Nee, antistollingstherapie heeft geen zin in dit geval.
64
Wat is een trombose?
Een **bloedstolsel** dat ontstaat in een ader of slagader.
65
Wat is een diepe veneuze trombose (DVT)?
Een **trombose** die optreedt in **diep gelegen venen**.
66
Wat zijn de gevolgen van een DVT?
Het bloedstolsel kan de **circulatie** in het been of bekken **belemmeren** en is de grootste oorzaak van een **longembolie**.
67
Wanneer is het risico op DVT het hoogst?
Binnen de **eerste twee weken na partus**
68
Heeft een DVT duidelijke symptomen?
Afhankelijk van lokalisatie en grootte van de bloedklonter, soms aspecifiek.
69
Noem enkele symptomen van trombose van het been.
* Pijn in de kuit * **Zwaar gevoel** of prikkeling van het been * **Oedemateus** worden van het been * Positief **teken van Homan** * Rood of blauwachtig **verkleurde huid** * Later: wit-glanzend been
70
Wat zijn symptomen van trombose van het bekken?
* Weinig kenmerkende lokale symptomen * Pijn in de onderbuik of lies * Lichte temperatuurstijging
71
Wat zijn preventieve maatregelen tegen DVT?
* Vroege **mobilisatie** * Vermijden van continue ruglig * Profylactisch opstarten van **anticoagulantia** * Goede **observatie** van vitale parameters
72
Hoe wordt een DVT behandeld?
* **Analgetica** * **Anticoagulantia** → laag-moleculair-gewicht-heparine (IV) en anticoagulantia (PO)
73
Wanneer moet de behandeling van DVT worden opgestart?
Binnen de 24 uur.
74
Vul in: Bij het vermoeden van DVT dienen enkele aanvullende en bevestigende onderzoeken zoals _______ plaats te vinden.
[bloedtest, echografie, flebografie, scan]
75
Is het waar dat DVT ook kan optreden zonder klinische klachten?
Waar.
76
Wat is een 'kraambeen'?
Wit-glanzend been (gezwollen, pijnlijk, bleek en koud).
77
Wat gebeurt er bij een longembolie?
Een grote **trombus** uit een been- of bekkenvene laat los en bereikt de **arteria pulmonalis**, wat leidt tot gedeeltelijke of gehele **afsluiting** (**niet massaal of massaal**).
78
Wat zijn de gevolgen van een longembolie?
Slechte doorbloeding van de long en **gestoorde gaswisseling**.
79
Waarom is een longembolie een ernstige complicatie?
Het is een belangrijke oorzaak van maternale sterfte.
80
Wat is een niet-massale embolie?
Een kleiner embool dat leidt tot een longinfarct omdat een **deel van de long geen bloed** meer krijgt.
81
Noem symptomen van een niet-massale embolie.
* Plotse en scherpe pijn in de thorax * Dyspnoe * Pijn bij zuchten * Hoesten * Benauwdheid * Zweten * Tachycardie * Cyanose * Lichte temperatuurstijging
82
Wat is hoorbaar bij auscultatie van een niet-massale embolie?
Crepitatie.
83
Wat kan na enkele uren worden opgegeven bij een niet-massale embolie?
Bloederig schuimend sputum.
84
Wat is een massale embolie?
Een situatie waarbij de arteria pulmonalis **geheel** wordt **afgesloten**, wat leidt tot **acute** symptomen.
85
Wat is het gevolg van een massale embolie?
Het kan leiden tot de **dood**.
86
Wat moet er gedaan worden bij vermoeden van een longembool?
De kraamvrouw moet snel worden **opgenomen**, de **arts verwittigd** en behandeling met **heparine IV** gestart.
87
# Longembool Welke diagnostische procedures worden uitgevoerd na de opstart van de behandeling?
* RX thorax * ECG * CT-scan * Ventilatieperfusiescan * Bloedgaswaardenlabo
88
Hoe moet de patiënt worden gepositioneerd bij een longembolie?
Rechtop in bed.
89
Behandeling voor patiënt bij een longembolie?
* Heparine IV * Zuurstof via een neusbril * Sedativa * Spasmolytica
90
Waarom is informeren en begeleiding belangrijk bij een longembolie?
Wegens de **angstaanjagende symptomen**.
91
Welk antigeen is het meest immunogeen?
D-antigeen
92
Wanneer is men rhesuspositief?
Wanneer het D-antigeen aanwezig is in homozygote (DD) of heterozygote (Dd) vorm
93
Wat betekent de afwezigheid van het D-antigeen?
Rhesus**negatieve** bloedgroep
94
Wat kan er optreden bij rhesusnegatieve mama’s?
Rhesusimmunisatie
95
Wanneer kan rhesusimmunisatie plaatsvinden?
Bij zwangerschap en/of bevalling van een **rhesuspositieve** baby met **contact tussen maternale en foetale circulatie**
96
# Rhesusimmunisatie Wat maakt het maternale lichaam aan als reactie op de ‘vreemde’ cellen?
Rhesus-D-antistoffen
97
Welke soort antistoffen kunnen bij een volgende zwangerschap de placenta passeren?
IgG-antistoffen | rhesus-D-antistoffen
98
Wat kan het gevolg zijn van de passage van IgG-antistoffen naar de foetale circulatie?
Hemolytische anemie bij de foetus
99
Wanneer is de kans op foeto-maternale transfusie groot?
Op het moment van de partus
100
Wat kan leiden tot rhesusimmunisatie naast zwangerschap?
Miskraam, abortus, trauma, antepartaal bloedverlies, invasief prenataal onderzoek, transfusie met icompatibel bloed
101
Wat zien we bij rhesusimmunisatie in een eerste zwangerschap?
Het probleem treedt **beperkt** op.
102
Hoe verloopt het proces van rhesusimmunisatie in volgende zwangerschappen?
Het proces is in het algemeen progressiever, komt vaak vroeger op gang en de antistoftiter wordt hoger.
103
Wat wordt er bij de aanvang van elke zwangerschap bepaald?
**Bloedgroep** en **rhesusfactor** indien onbekend. Aanwezigheid van **irreguliere erythrocytenantistoffen**.
104
Wanneer worden Anti-D-immunoglobulines toegediend?
Wanneer nodig.
105
Wat zijn Anti-D-immunoglobulines?
Passieve rhesus-antistoffen die eventuele rhesus-positieve bloedcellen vernietigen. ## Footnote Nog voordat maternaal immuunsysteem in gang schiet
106
Waarom wordt immunoprofylaxe toegediend bij rhesusnegatieve zwangeren?
Omdat sommige vrouwen tijdens zwangerschap gevoelig raken door lekkage van foetale rode bloedcellen.
107
Wanneer wordt immunoprofylaxe toegediend?
Rond 28 à 32 weken.
108
Wat is de dosis van anti-D-immunoglobulines die preventief wordt toegediend?
300 microgram.
109
Wat gebeurt er kort na de geboorte bij een rhesuspositieve baby?
300 microgram anti-D-immunoglobulines wordt bij de moeder toegediend.
110
Binnen welke tijd moet de toediening van anti-D-immunoglobulines plaatsvinden na partus?
Bij voorkeur binnen 24 uur, kan tot 72 uur na partus.
111
Wanneer worden anti-D-immunoglobulines ook toegediend?
Na elke mogelijke invasieve gebeurtenis of bloedverlies na trauma/val.
112
Wat is de actie bij effectieve immunisatie tijdens de zwangerschap?
Doorverwijzing naar een centrum voor foetale diagnostiek.
113
Wat kan het gevolg zijn van vroeg optredende immunisatie tijdens de zwangerschap?
Grotere toxiciteit van de antistoffen en ernstiger ziektebeeld bij het kind.
114
Wat mag er niet gebeuren met de spuit van Rhogam®?
De spuit mag niet ontlucht worden (tenzij anders aangegeven) ## Footnote Ontluchten kan leiden tot onjuiste dosering
115
Waar moet de luchtbel zich bevinden tijdens de toediening van het medicijn?
Aan de kant van de stamper ## Footnote Dit zorgt ervoor dat de luchtbel de dode ruimte van de injectienaald vult
116
Wat gebeurt er met de luchtbel na toediening van het medicijn?
De luchtbel vult de overgebleven dode ruimte van de injectienaald ## Footnote Dit voorkomt dat er geen restdosis achterblijft in de spuit
117
Hoeveel bloedgroepen kunnen worden onderscheiden?
Vier: A, B, AB en O ## Footnote Deze bloedgroepen zijn gebaseerd op de ABO-antigenen.
118
Wat bevindt zich in het bloedplasma tegen elk antigeentype?
Specifieke antistoffen: antistof A en antistof B ## Footnote Antistof A is werkzaam tegen antigeen A, en antistof B is werkzaam tegen antigeen B.
119
Wat gebeurt er als een antilichaam in contact komt met het overeenstemmende antigeen?
Het veroorzaakt **samenklontering** van de bloedcellen
120
Wat kan er gebeuren tijdens de zwangerschap als de moeder en het kind een verschillende bloedgroep hebben?
Problemen kunnen optreden door antistoffen die via de placenta worden doorgegeven ## Footnote Dit gebeurt **meestal niet tijdens de zwangerschap** omdat het A-antigeen of B-antigeen **laat** in de zwangerschap **tot ontwikkeling** komt.
121
Wat kan er na de bevalling gebeuren als antistoffen worden doorgegeven aan de pasgeborene?
De rode bloedcellen van de pasgeborene kunnen afgebroken worden ## Footnote Dit kan leiden tot hyperbilirubinemie.
122
Wat is meestal noodzakelijk bij hyperbilirubinemie?
Fototherapie ## Footnote Zelden is een ingrijpendere behandeling, zoals wisseltransfusie, noodzakelijk.
123
Bij welke combinatie treden problemen op bij ABO-antagonisme?
Bij bloedgroep O bij de moeder en bloedgroep A of B bij het kind ## Footnote Bijna uitsluitend hierbij!
124
Wat verschilt het ziektebeeld van ABO-immunisatie van rhesusimmunisatie?
ABO-immunisatie kan ook tijdens de eerste zwangerschap voorkomen ABO is zelden ernstig, vooral postnatale hyperbilirubinemie.