2. Informatie inwinnen Flashcards

1
Q

Wat is de eerste stap in het klinisch redeneren?

A

Het verzamelen van de gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer worden de gegevens verzameld tijdens de opname?

A

Bij het begin en gedurende de hele opname tot aan het ontslag.

→ CONTINU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden de gegevens verzameld?

A
  • Via een introductiegesprek met de patiënt/familie,
  • eigen observatie,
  • verpleegkundige anamnese,
  • medische anamnese
  • het verpleegdossier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat vinden we terug in het verpleegdossier?

A

De anamnese en het individueel verpleegplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is het verpleegdossier belangrijk?

A

Omdat meerdere personen verantwoordelijk zijn voor de zorg van een baby

Het zorgt voor duidelijke richtlijnen in de zorgverlening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bevat het verpleegdossier naast richtlijnen?

A

Een duidelijke schriftelijke rapportage

Dit is een aanvulling op de mondelinge rapportage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een individueel verpleegplan?

A

Een plan dat specifieke zorgdoelen en richtlijnen voor een patiënt bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke onderdelen kan het verpleegdossier allemaal bevatten?

A
  • Anamnese
  • Verpleegplan (1 dag of meerdere dagen)
  • Orderblad
  • Orderblad TPN- en vochtbeleid
  • Neonatologische biometrie
  • Klassificatie van de pasgeborene volgens intra-uteriene groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gegevens houdt de anamnese in?

A
  1. Identificatiegegevens
  2. Reden van opname en diagnose
  3. Gegevens over zwangerschap en bevalling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anamnese

Geef enkele voorbeelden van identificatiegegevens

A
  • Naam en voornaam van de baby
  • Adres
  • Geboortedatum
  • Opnamedatum en opname-uur
  • Geslacht
  • Mutualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anamnese

Welke gegevens over zwangerschap en bevalling kunnen relevant zijn?

A
  • Geboortedatum en -uur, VBD (rijpheid)
  • Gewicht, lengte, SO (groei, medicatie)
  • APGAR
  • Bloedgroep
  • Voeding
  • Gegevens over moeder
  • Gezinssituatie
  • PKU
  • Ontslagdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer wordt de PKU afgenomen?

A

ten vroegste op 48 uur
en ten laatste op 96 uur na de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Moeten ouders toestemming geven voor de PKU-test?

A

Ja, mondeling is goed genoeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt de PKU bij prematuren/zieke neonaten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke gegevens staan in het verpleegplan?

A
  • Behandeling
  • Observatie parameters
  • Geplande onderzoeken
  • Rapportage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verpleegplan

Wat staan allemaal onder het luikje behandeling?

A

Hoe de behandeling reeds verlopen is.
De grote lijnen en de meest recente behandeling = belangrijk

Voorbeeld:
- Infuustherapie
- Medicatie
- Fototherapie
- Hygiëne Navelverzorging
- Urine/stoelgang
- Voeding

17
Q

Verpleegplan

Wat staat er onder het luikje observatie parameters?

A
  • Temperatuur kind
  • Temperatuur incubator
  • Hartfrequentie
  • Ademhaling
  • Apnoe
  • Aspiratie
  • Zuurstofsaturatie
  • Zuurstoftoediening
  • Glycemiecontrole
  • Gewicht
  • Anti-trendelenburg
  • Wisselhouding
  • Mictie, stoelgang en braken
18
Q

Verpleegplan

Wat staat onder het luikje geplande onderzoeken?

A
  • Reeds gebeurde onderzoeken
  • Geplande onderzoeken
19
Q

Wat zijn mogelijke redenen voor een opname op N*?

A
  • Vroeggeborenen
  • IUGR
  • SGA
  • Macrosomen
  • Postmaturen
  • Pathologie
  • Geboortetrauma
  • Aangeboren afwijking
  • Observatie
20
Q

Welke onderscheid kan je maken bij IUGR/FGR?

A
  1. Early-onset FGR
  2. Late-onset FGR
21
Q

Wat is de percentage vertegenwoordiging van early-onset FGR van alle FGRs?

22
Q

Met welke twee aandoeningen is early-onset FGR hoger geassocieerd?

A
  • Placenta-insufficiëntie
  • Chronische foetale hypoxie
23
Q

Wat is het gevolg van het vroeg ontstaan van groeirestrictie voor de neonaat?

A

Grotere kans op complicaties en mortaliteit

24
Q

Wat is het dilemma voor de behandelende arts bij early-onset FGR?

A

Zoeken naar een balans tussen risico’s van complicaties in utero of risico’s van prematuriteit

25
Q

Wat is de percentage vertegenwoordiging van late-onset FGR van alle FGRs?

26
Q

Wat is er een groot verband tussen bij late-onset FGR?

A
  • Foetal distress
  • Neonatale acidose tijdens arbeid en bevalling