1. Parameters bij de geboorte Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van prematuriteit?

A

Een zwangerschapsduur < 37 (volledige) weken, geteld vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende categorieën van prematuriteit volgens de WHO?

A
  • 32 - < 37 weken: Matig tot late prematuriteit
  • 28 - < 32 weken: Vroege prematuriteit
  • < 28 weken: Extreme prematuriteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de geschatte totale prevalentie van preterme geboorte in België?

A

8%
± 5.000 prematuren per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk percentage van de prematuren overlijdt aan complicaties van prematuriteit?

A

Ongeveer 1%
(± 50 kinderen per jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van neonatale sterfte?

A

Prematuriteit

Prematuriteit verwijst naar de geboorte van een baby vóór 37 weken zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel neonaten sterven jaarlijks wereldwijd aan de gevolgen van preterme geboorte?

A

Ongeveer 1 miljoen

Dit cijfer benadrukt de ernst van preterme geboorte als een wereldwijd gezondheidsprobleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarin bestaan er zeer grote regionale verschillen?

A

Er zijn zeer grote regionale verschillen in het voorkomen van preterme geboorte en de overlevingskansen

In regio’s met gebrekkige medische zorg is de neonatale mortaliteit doorgaans hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is er een verband tussen gestationele leeftijd en neonatale mortaliteit?

A

Er is een duidelijk verband: de neonatale overlevingskansen dalen met de gestationele leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat toonde de Belgische EPIBEL-studie aan over extreme prematuren?

A

De studie onderzocht de overlevingskansen van extreme prematuren en bevestigde dat deze dalen met de gestationele leeftijd.

Overlevingskansen dalen met gestationele leeftijd, onder 24 weken zo goed als nihil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de belangrijkste doodsoorzaken in deze studie?

A

Hersenbloedingen en respiratoire insufficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is er een verband tussen gestationele leeftijd en neonatale morbiditeit?

A

Er is een duidelijk verband: overlevers van preterme geboorte hebben vaak blijvende medische problemen.

blijvende problemen zijn:
* groei- en ontwikkelingsvertraging
* hersenverlamming
* chronische longproblemen
* chronische hartproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de kans op blijvende beperking bij overlevende kinderen uit de EPIBEL-studie op 3-jarige leeftijd?

A

In 2/3e van de gevallen werd een blijvende beperking vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe beïnvloedt de zwangerschapsduur de kans op ernstige en meervoudige handicap?

A

Hoe korter de zwangerschapsduur, hoe meer kans op ernstige en meervoudige handicap

Dit toont de noodzaak aan voor vroege interventie en zorg bij premature baby’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar ligt de grens voor levensvatbaarheid?

A

De absolute grens ligt vermoedelijk ergens rond de 24 weken

Deze grens zal onwaarschijnlijk opschuiven.
Pas rond 22 à 24 weken vinden immers bepaalde fysiologische veranderingen in foetale longen plaats, essentieel voor het extra- uteriene leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn enkele risicofactoren voor premature geboorte?

A

Gekende risicofactoren zijn:
* Maternele factoren
* Leeftijd (<16 jaar of >35 jaar)
* Ziekte (infecties, pre-eclampsie, diabetes…)
* Middelengebruik, obesitas
* Foetale factoren
* Congenitale afwijkingen
* Meerlingenzwangerschap

40-50% geen duidelijke oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is serotiniteit?

A

Een zwangerschapsduur ≥ 42 (volledige) weken, geteld vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is een accurate bepaling van de amenorroeduur nodig?

A

Om de diagnose van serotiniteit met zekerheid te kunnen stellen.

Een verkeerde zwangerschapsdatering kan leiden tot een verkeerde diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de prevalentie van een overdragen of postterme zwangerschap?

A

± 2%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke complicaties zijn geassocieerd met een hogere neonatale sterfte bij serotiniteit?

A
  • Meconium aspiratie syndroom (MAS)
  • Macrosomie
  • Intra-uteriene infecties
  • Placentaire insufficiëntie
  • Navelstrengproblemen (bijv. omstrengeling)

Deze complicaties verhogen het risico voor de neonaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt verstaan onder de term postmatuur?

A

Neonaten die klinisch een duidelijk overdragen aspect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn enkele kenmerken van premature neonaten?

A
  • Kleine baby, relatief groot hoofd
  • Erg dunne, glanzende en doorzichtige huid
  • Uitgesproken lanugo-beharing
  • Geen onderhuids vetweefsel
  • Lage lichaamstonus
  • Testes niet ingedaald
22
Q

Wat zijn enkele kenmerken van postmature neonaten?

A

• Grote baby’s, vaak macrosoom
• Droge, gebarsten, rimpelige huid
• Weinig vernix, weinig lanugo-beharing
• Weinig onderhuids vetweefsel (door verlies in de laatste weken)
• Lange nagels
• Huid en nagels kunnen verkleurd zijn bij meconiaal vruchtwater

23
Q

Vul in de lege ruimte: Premature neonaten hebben een _______ huid.

A

[dunne, glanzende en doorzichtige]

24
Q

Vul in de lege ruimte: Postmature neonaten hebben vaak een _______ huid.

A

[droge, gebarsten, rimpelige]

25
Q

Wat is een verschil in vetweefsel tussen premature en postmature neonaten?

A

Premature neonaten hebben geen onderhuids vetweefsel,
postmature neonaten hebben weinig onderhuids vetweefsel.

26
Q

Wat is laag geboortegewicht?

A

Geboortegewicht < 2500 gram

Laag geboortegewicht wordt verder onderverdeeld in verschillende categorieën.

27
Q

Wat is LBW ?

A

Low Birth Weight

LBW staat voor geboortegewicht < 2500 gram.

28
Q

Wat is VLBW?

A

Very Low Birth Weight

VLBW staat voor geboortegewicht < 1500 gram.

29
Q

Wat is ELBW?

A

Extremely Low Birth Weight

ELBW staat voor geboortegewicht < 1000 gram.

30
Q

Wat is ILBW?

A

Incredibly Low Birth Weight

ILBW staat voor geboortegewicht < 750 gram.

31
Q

Wat is het verband tussen geboortegewicht en neonatale mortaliteit?

A

Sterfte is tot 5 keer hoger in de LBW-groep en tot 100 keer hoger in de VLBW-groep

Dit toont de ernst van laag geboortegewicht aan.

32
Q

Wat zijn de overlevingskansen van een neonaat bij een geboortegewicht van > 1500g?

A

Relatief hoog (>90%)

Dit geeft aan dat een hoger geboortegewicht de overlevingskansen verhoogt.

33
Q

Hoe nemen de overlevingskansen af bij een geboortegewicht onder de 1000g?

A

De overlevingskansen nemen snel af

Onder de 500g is de kans op overleving nihil.

34
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van laag geboortegewicht?

A

Prematuriteit

35
Q

Is laag geboortegewicht een onafhankelijke risicofactor voor neonatale mortaliteit?

A

Ja

Dit betekent dat ongeacht de gestationele leeftijd, lager geboortegewicht de kans op sterfte verhoogt.

36
Q

Vul de lege plek in: Onder de _______ is de kans op overleving nihil.

A

500g

Dit benadrukt het kritieke punt voor overleving bij laag geboortegewicht.

37
Q

Wat is dysmaturiteit?

A

Een te laag geboortegewicht (<10e percentiel) voor de zwangerschapsduur (SGA)

38
Q

Wat betekent SGA?

A

Small for gestational age.

39
Q

Wat is de prognose van dysmature kinderen in vergelijking met neonaten met normaal gewicht?

A

Dysmature kinderen hebben een slechtere prognose.

40
Q

Wat is het gekozen afkappunt voor dysmaturiteit?

A

Het 10e percentiel.

41
Q

Wat betekent : het 10e percentiel is gekozen als afkappunt?

A

10% van de gezonde bevolking zal zich onder die grens bevinden om erfelijke redenen.

42
Q

Wat zijn de oorzaken van dysmaturiteit?

A

Ofwel constitutioneel (= erfelijk) ofwel door intra-uteriene groeiretardatie (IUGR) :
maternele of foetale factoren

43
Q

Wat zijn maternele factoren die kunnen leiden tot dysmaturiteit?

A

Infectie en middelengebruik (roken, alcohol, drugs).

44
Q

Wat zijn foetale factoren die kunnen leiden tot dysmaturiteit?

A

Chromosomale afwijkingen, meerlingenzwangerschap en
cardiale afwijkingen.

45
Q

Fill in the blank: Dysmaturiteit is ook bekend als _______.

A

small for gestational age.

46
Q

Wat betekent large for gestational age (LGA)?

A

GG > p90 voor de gestationele leeftijd

Sommige bronnen hanteren GG > p97.

47
Q

Wat is de definitie van macrosomie?

A

GG > 4000g ongeacht de gestationele leeftijd

Sommige bronnen hanteren GG > 4500g.

48
Q

Bij welke zwangerschappen komt een hoog geboortegewicht vaker voor?

A

Bij postterme zwangerschappen en bij moeders met diabetes of obesitas

49
Q

Wat zijn de belangrijkste neonatale risico’s bij een hoog geboortegewicht?

A

Schouderdystocie en neonatale hypoglycemie

50
Q

Wat is het risico bij een hoog geboortegewicht?

A

Er is een hoger risico op neonatale sterfte

51
Q

Wat is de trend in de sterfte door prematuriteit en laag geboortegewicht in de laatste decennia?

A

De sterfte tengevolge van prematuriteit en laag geboortegewicht is sterk afgenomen

Dit is te danken aan de vooruitgang in de neonatale zorg.

52
Q

Hoe succesvol zijn de inspanningen om vroeggeboorte en laag geboortegewicht te voorkomen?

A

Niet zo succesvol geweest

Ondanks verbeteringen in de zorg, blijven vroeggeboorte en laag geboortegewicht uitdagingen.