Module 1B: Computernetwerken en het internet Flashcards

1
Q

Hoe wordt de digitale revolutie gedragen?

A
  • Gedragen door genetwerkte computers.
  • Bv. treinticket kopen → online via NMBS website op smartphone.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom en wanneer is het internet bedacht?

A

Tijdens Koude Oorlog om computers met elkaar te verbinden & informatie uit te wisselen, maar op een manier die bestand was tegen nucleaire aanval.

Dus: bericht of gegevens op te splitsen in pakketjes en dit door te sturen via de beste route naar eindbestemming → hieruit kon het weer worden samengesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is het internet centraal?

A
  • Nee, het internet heeft niet 1 controlerende instantie die bepaalt langs welke netwerkroutes de data verzonden worden, noch die ‘het internet’ centraal kan aan- of afschakelen (al lijkt dat in sommige landen toch wel het geval te zijn).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bedoelt men als men zegt ‘het internet’?

A
  1. Hardware
  2. Software
  3. Data
  4. Gebruikers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelt men als men zegt ‘het internet’? Hardware?

A

Het internet is een fysisch netwerk van computers (machines, kabels, protocollen, draadloze verbindingen….).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Internet = software?

A

Het internet is de set van online aangeboden programma’s of diensten, bv. e-mail, WWW browsen, online shopping, enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Data = internet?

A

Het internet is de verzameling van data of bestanden die wereldwijd online toegankelijk zijn (dit is eigenlijk het World Wide Web (www));

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Internet = gebruikers?

A

Het internet is een sociaal fenomeen, nl. een verzameling van meningen, opinies…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het nut om computers met elkaar te verbinden?

A
  • Een computernetwerk is een systeem voor communicatie tussen twee of meer computers. Fysisch verloopt deze communicatie via netwerkkabels (koperdraden en/of glasvezel) of via een draadloos netwerk. Het netwerken van computers maakt vele toepassingen mogelijk:
    • Informatie of bestanden doorsturen: email, wetransfer, skype,…
    • Vanop afstand werken op andere computers: bv. berekeningen uitvoeren op een rekenserver of supercomputer,
    • Computers laten samenwerken, bv. processen die te zwaar zijn opsplitsen in deeltaken en die op aparte computers laten uitvoeren
    • Middelen (resources) op afstand beschikbaar maken, bv. clouddiensten, databasecenters, gezamenlijk delen van documenten, enz.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn enkele bedenkingen bij al dat genetwerk?

A
  1. Betrouwbaarheid
  2. Beveiliging
  3. Jurisdictie:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn enkele bedenkingen bij al dat genetwerk? betrouwbaarheid?

A
  • Wat is de betrouwbaarheid van verbindingen, bv. als je overleven ervan afhangt of je pacemaker contact kan legwie heeft toegang tot welke computer en welke informatie op welk moment?gen met je arts, als zelfrijdende auto’s met elkaar dienen te communiceren om te bepalen wie voorrang krijgt op de rijbaan, enz.?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn enkele bedenkingen bij al dat genetwerk? beveiliging?

A

Wie heeft toegang tot welke computer en welke informatie op welk moment?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn enkele bedenkingen bij al dat genetwerk? Jurisdictie?

A

Waar en wanneer vinden bepaalde computerprocessen plaats? Wat met de territorialiteit, het eigenaarschap, de verantwoordelijkheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is relevant in het pre-internettijdperk?

A
  • 1958: Als reactie richtte de USA ARPA (Advanced Research Projects Agency) op: aanvankelijk was de focus op het ontwikkelen van een eigen satelliet binnen 18 maand; later verschoof de focus naar netwerk- en communicatietechnologie, waaruit later het internet zal ontstaan; eerst militair, dan academisch en tenslotte vanaf de jaren ’90 met gebruik op persoonlijk niveau.
  • 1969: Start van het ARPANET militair netwerk, met de realisatie van de eerste verbinding tussen 2 computers die fysisch in Stanford en UCLA stonden; de eerste e-mail tussen computers werd in 1971 verstuurd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

II. Het internettijdperk: Jaren 70

A
  • Steeds meer universiteiten sloten zich aan op het ARPANET, dat vanaf 1972 ook werd opengesteld voor niet-universiteiten en overheidsinstellingen.
  • Ontwikkeling TCP/IP: open standaard die alle vormen van communicatie tussen alle soorten netwerken mogelijk moest maken.
  • Verschillende computernetwerken ontstonden die werden gekoppeld aan ARPANET gekoppeld via TCP/IT:
    • Het internet werd dus een soort supernetwerk, een netwerk tussen alle bestaande netwerken, met TCP/IP als protocol om al die computers met elkaar te laten communiceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1984

A

Het Domain Name System (DNS) van domeinnamen werd in gebruik genomen voor de benaming van computers op het internet. In 1988 werd de domeinnaam .be geregistreerd. Sinds 2000 zijn de domeinnamen in België geliberaliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Doorheen de jaren ‘80

A

Steeds meer werd voor elke persoon een eigen desktopcomputer in gebruik genomen, die dan binnen bedrijven of organisaties lokaal met elkaar verbonden werden via een Local Area Network (LAN), zodat ze resources (bv. een centrale server, centrale opslag, een printer…) konden delen.

Die lokale netwerken werden dan extern met het internet verbonden. In de jaren ’90 werden ook individuele persoonlijke computers via een modem en een internet service provider (ISP) op het internet aangesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

1989

A

Tim Berners-Lee en Robert Cailliau stelden op CERN een hypertextsysteem (html als documentopmaaktaal en http als netwerkprotocol) voor als platformonafhankelijke toegang tot documentatie op het internet.

Dit werd in 1991 ook effectief gerealiseerd, wat daarna leidde tot het World Wide Web (www).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

1993-1996

A
  • De eerste zoekmachines en de grafische Mosaic internetbrowser verschenen.
  • 1996: Realisatie van de eerste internettelefonie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

1997

A
  • De eerste IEEE 802.11 WiFi-standaard werd gelanceerd, die draadloze (Wireless) Local Area Networks (WLAN) mogelijk heeft gemaakt en die uitgroeide tot de standaard internettoegang in woningen, kantoren en publieke hotspots.
  • Voor langere afstanden is draadloze toegang mogelijk via het cellulaire GSM-netwerk (3G, 4G, 5G…). Sindsdien zijn met de jaren zowel de bedrade als de draadloze netwerken steeds breedbandiger geworden en dus steeds sneller voor het doorsturen van steeds grotere hoeveelheden data.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

1998

A

Google werd opgericht met als doel het ontwikkelen van een krachtige zoekmachine voor het www.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Doorheen de jaren ‘00

A

Het aantal aangesloten computers, de hoeveelheid online beschikbare data en het aantal softwareapplicaties (bv. internetbankieren, MP3-muziekapplicaties, Wikipedia, enz.) stijgen zeer sterk.

Met de toename van de netwerksnelheid was er ook een toename in peer-to-peer toepassingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

2004

A

Het sociale netwerkbedrijf Facebook werd opgericht dat vanaf 2006 zeer populair werd op het internet. In 2005 werd YouTube opgericht om video’s op het internet te laden en door anderen te laten bekijken. Dankzij toepassingen zoals Facebook en YouTube brak vanaf 2005 het Web 2.0 (zie hieronder) door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Cloudttijdperk: 2005

A

Amazon kwam op de markt met zijn webdiensten, gevolgd door Google, IBM, Microsoft en anderen. In 2006 lanceert Eric Schmidt, de ceo van Google, de term “cloudcomputing”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Vanaf 2009?

A
  • Cloudcomputing. Gebruikers weten ook niet langer op welke hardware of computers de taken precies uitgevoerd worden of waar die computers fysisch staan, en ze hoeven ook geen eigenaar te zijn van de gebruikte hard- en software (en dus ook niet voor het onderhoud in te staan).
  • In de cloud toegankelijke datacenters slaan grote hoeveelheden gegevens op om snel acties zoals het zoeken op het web mogelijk te maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de cloud?

A

De “cloud”is een groot netwerk van vele apparaten en (bedrade en draadloze) verbindingen die wereldwijd met elkaar verbonden zijn. Het aantal aangesloten apparaten, het aantal toepassingen en de hoeveelheid beschikbare data zijn veel groter dan ooit tevoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Over wat beschikt de gebruiker bij clouddiensten?

A

De gebruiker beschikt dus eigenlijk over een virtuele computerinfrastructuur, met zijn desktop, laptop of smartphone als toegang, en waarop schaalbare onlinediensten worden aangeboden. Sindsdien is het aantal cloudtoepassingen nog sterk toegenomen, bv. cloudrobots.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe worden computerapparaten verbonden bij clouddiensten?

A
  • Voor het verbinden van computerapparaten (bv. telefoon, muis, laptop) met elkaar op korte afstand rond één persoon wordt een Personal Area Network (PAN) gebruikt, met technologieën zoals USB, Bluetooth of infrarood.
  • Het bereik is typisch enkele meters. Het PAN-netwerk kan gebruikt worden om persoonlijke apparaten onderling te laten communiceren of om ze te verbinden met het internet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is het moment nu bij het clouddtijdperk?

A
  • Niet enkel computers worden op het internet aangesloten, maar in toenemende mate ook allerlei (vaak alledaagse) apparaten of “dingen”, zoals beveiligingscamera’s, thermostaten, auto’s, gezondheidsmonitors, enz. Sinds 2009 spreekt men in die context over het “internet der dingen” (Internet of Things - IoT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is the Internet of Things?

A

Dit is het geheel aan apparaten (“dingen”) die via het internet met personen of andere apparaten en systemen kunnen communiceren, er gegevens kunnen mee uitwisselen en op grond hiervan (semi-)autonome beslissingen nemen (zie voor meer detail de betreffende sectie hieronder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Groei IoT?

A

Dit internet der dingen is sinds 2009 enorm sterk gegroeid: het aantal op het internet aangesloten apparaten werd in 2018 reeds geschat op 10 miljard en zal naar verwachting in 2025 groeien naar 64 miljard. De precieze cijfers van het aantal op het IoT aangesloten dingen en de hiermee verbonden financiële omzet, evenals de voorspellingen naar de toekomst toe, variëren natuurlijk met de studie en het moment van publicatie, maar de verwachte groei is in elk geval exponentieel.

32
Q

Wie, naast mensen, gebruikt ook het internet der dingen?

A

Het internet der dingen is een nieuwe technologische fase waarin het internet niet alleen door mensen (via smartphones, desktops, laptops of tablets) wordt gebruikt, maar ook door slimme, (semi-)autonome apparaten zelf, die zonder menselijke tussenkomst via sensoren de omgeving kunnen observeren, via het internet kunnen communiceren, diensten gebruiken en acties initiëren.

33
Q

Hoe verbinden we allerlei draagbare apparaatjes rond het menselijk lichaam?

A

Body Area Network (BAN): De apparaatjes kunnen ingeplant zijn in het menselijk lichaam (“implantaten”) en/of extern op en rond het lichaam gedragen worden (“wearables”), en zijn via een gateway met het internet verbonden. De BAN-technologie wordt vooral voor medische of gezondheidstoepassingen toegepast en zal naar verwachting in de komende jaren nog een sterke ontwikkeling kennen.

34
Q

Tot wat geeft het internet toegang?

A

Het internet geeft toegang tot vele data op het World Wide Web (www).

35
Q

Evolutie van het web?

A
  1. Web 1.0
  2. Web 2.0
  3. Web 3.0
36
Q

Web 1.0

A

De eerste fase van het www, met relatief weinig personen die inhoud (content) voor het web creëerden en waarbij de meeste gebruikers gewoon verbruikers van inhoud waren.

Het was het web der documenten: er waren vooral statische, niet-interactieve webpagina’s, bv. de websites van personen of organisaties, die vaak door webdesigners waren gecreëerd.

37
Q

Web 2.0

A
  • Hoge graad van interactie, gebruikers zowel internet downloaden als uploaden.
  • Gebruikers bepalen mee inhoud op het internet en creëren zelf extra inhoud via sociale netwerken, persoonlijke blogs, wiki’s, podcasts,…
  • Inhoud = dynamisch & interactief.
  • Voorbeelden
    • Facebook
    • Reddit
    • Twitter
    • YouTube
    • Wikipedia
38
Q

Web 3.0

A
  • Co-creatie staat centraal. Web = kleine, aanpasbare internetapplicaties die op elkaar zijn afgestemd en kunnen samengaan of geïntegreerd worden om tezamen diensten en toepassingen te vormen.
  • Voorbeelden
    • App voor gezamenlijk zoeken van vliegtuig, hotel en huurauto voor een reis die je wil boeken, Apple’s Siri of Wolfram Alpha
39
Q

Wat is het semantisch web?

A
  • Niet volledig synoniemen met het Web 3.0 maar wel verbonden waarbij niet alleen teksten semantisch met elkaar zijn verbonden, maar ook allerlei andere media: foto’s, audio,…
40
Q

Wat verschaft het semantisch web?

A
  • Als verdere ontwikkeling van het traditionele internet verschaft het semantisch web een technologisch platform waarmee gegevens tussen alle gebruikers efficiënt kunnen worden gedeeld, uitgewisseld en hergebruikt.
    • Open standaarden zijn hierin belangrijk om dit mogelijk te maken.
  • Het is een samenwerking onder leiding van het internationale orgaan voor internetstandaarden, het World Wide Web Consortium (W3C).
41
Q

Wie controleert het internet?

A
  • Internetbestuur = governance.
  • Het internet is een gedistribueerd systeem: er is géén centrale autoriteit, zeker geen landen – er zijn wel enkele centrale afspraken om computers met elkaar te laten communiceren, waarvoor enkele centrale organen bestaan
42
Q

Welke zijn deze centrale organen die afspraken maken om computers met elkaar te laten communiceren?

A
  1. ICANN
  2. IETF
  3. Internet Governance Forum
43
Q

ICANN

A

Internet Corporation for Assigned Names and Numbers: zorgt voornamelijk voor de naamgeving (DNS), bv. de 7 top domeinnamen (.gov, .org, enz.), die dan in concrete unieke IP-nummers voor alle computers moet omgezet worden.

44
Q

IETF

A

IETF: Internet Engineering Task Force: zorgt voor de standaardisatie van communicatieprotocollen (TCP/IP).

45
Q

Internet Governance Forum

A

Internet Governance Forum (binnen de schoot van de Verenigde Naties): organiseert “… discussions on public policy issues relating to the Internet”.

46
Q

Hoe wordt een communicatienetwerk opgebouwd?

A
  • Voor de implementatie van een communicatienetwerk worden door ingenieurs diverse softwarelagen beschouwd volgens het Open Systems Interconnection (OSI) model:
  • 7 lagen:
    1. Fysische laag
    2. Linklaag
    3. Netwerklaag
    4. Transportlaag
    5. Sessielaag
    6. Presentatielaag
    7. Toepassingslaag
47
Q
  1. Fysische laag
A

Fysische connectie in hardware (apparaten en kabels) en elektrische definitie van het transportmedium en (binaire) signalen, bv. LAN of WLAN.

48
Q
  1. Linklaag
A

Software-interface naar de (hardware)technologie om data op het netwerk te zetten en over een verbinding (link) te versturen, bv. 802.11x.

49
Q
  1. Netwerklaag
A

Zorgt voor de routering van de aangeboden data als pakketjes van zender naar ontvanger ongeacht het protocol of type van data, enkel ervoor zorgend dat alles netjes toekomt op de plaats van bestemming, bv. IP-protocol.

50
Q
  1. Transportlaag
A

zorgt voor het transport van de data tussen de twee communicerende hosts (inclusief foutencorrectie en congestiecontrole indien nodig), bv. gebaseerd op het TCP-protocol.

51
Q
  1. Sessielaag
A

Sessielaag: regelt het tot stand komen, onderhouden en afsluiten van een sessie tussen twee communicerende hosts.

52
Q
  1. Presentatielaag
A

vertaalt en formatteert de door te sturen of te ontvangen data van en naar de toepassingslaag voor verdere behandeling of weergave.

53
Q
  1. Toepassingslaag
A

bevat de protocollen en interfaces om data van uit een applicatie door te sturen of omgekeerd data te downloaden en aan een applicatie aan te bieden, bv. http browsen, e-mail, FTP-transfer, enz

54
Q

Wat zie je als eindgebruiker?

A
  • Elke laag maakt sofwarematig gebruik van de vorige. Als eindgebruiker zie je vaak enkel de applicatielaag en zie je niet hoe de data fysisch verstuurd worden: hoe een door te sturen bestand of data in kleine pakketjes wordt opgedeeld die apart worden verstuurd en via welke verbindingen (routes) die worden verstuurd…
  • Bij de ontvanger worden de pakketjes netjes weer samengevoegd tot het oorspronkelijke bestand of data.
55
Q

Wat is switching?

A
  • Het doorsturen over het gedistribueerd netwerk noemen we schakelen (switching), en dit kan op twee manieren gebeuren.
  • Bij een circuitgeschakeld netwerk (circuit switching) volgen alle pakketjes dezelfde weg door het netwerk van de zender naar de ontvanger en arriveren ze dus in de juiste volgorde, wat het makkelijk maakt om de boodschap te reconstrueren; het is echter makkelijker voor een hacker om de data te onderscheppen.
56
Q

Wat is packet switching?

A

In een pakketgeschakeld netwerk (packet switching) kunnen de verschillende pakketjes een verschillend pad volgen, wat maakt dat ze in willekeurige volgorde kunnen arriveren en dus iets moeilijker terug te recombineren zijn; tegelijk is het voor een hacker moeilijker om alle pakketjes en dus de volledige data te onderscheppen.

57
Q

Wat is er nodig zodat computers over het internet met elkaar kunnen communiceren?

A

Om computers op het internet met elkaar te laten communiceren zijn er afgesproken technische standaarden nodig.

58
Q

Wat is het standaard communicatieprotocol?

A
  • TCP/IP (Transmission Control Protocol / Internet Protocol).
  • Het is de standaardmanier om datapakketjes te versturen over een gedistribueerd netwerk van gelinkte computers.
    • Ontstaan uit het Protocol for Packet Network Communication dat Vinton Cerf en Robert Kahn in 1974 voorstelden, is TCP/IP sinds 1982 de standaard geworden voor netwerkcommunicatie
59
Q

Voor wat zorg het TCP-protocol?

A

Alhoewel het internet een pakketgeschakeld netwerk zonder enige garantie van service en op zich dus onbetrouwbaar is (sommige pakketjes kunnen bijvoorbeeld verloren gaan of heel laat toekomen), zorgt het TCP-protocol ervoor dat over dit internet een ogenschijnlijk betrouwbare communicatie wordt verzorgd. Het globale netwerk bestaat uit deelnetwerken die via gateways verbonden zijn.

60
Q

Wat is een host?

A
  • Elke computer of apparaat dat een volledige 2weg communicatie kan uitvoeren met een andere computer of apparaat op het internet = host.
  • Elke host krijgt een uniek IP-adres ter identificatie om data door te sturen (een voorbeeld onder IPv4 is bv. 209.190.222.100 – bemerk dat de logische domeinnamen die wij gebruiken zoals bv. marketresearch.com enkel voor mensen bedoeld zijn).
  • Het aantal hosts op het internet aangesloten stijgt exponentieel met de jaren.
61
Q

Wat zijn servers?

A
  • Computers die rechtstreeks verbonden zijn met het netwerk.
62
Q

Wat zijn onze computers?

A
  • Onze computers thuis zijn geen rechtstreekse servers maar cliënten (clients) die via een internetaanbieding (Internet Service Provider of ISP) met het netwerk verbonden zijn.
63
Q

Hoe werkt het TCP protocol samen met hostcomputers?

A
  • Het TCP protocol is een stukje software dat op elke hostcomputer draait. De uniforme IP-adressering laat toe om pakketjes van een zenderapparaat naar een ontvangerapparaat op het netwerk te sturen.
  • Knopen op het netwerk zijn routers, die gebruik maken van het IP-adres van de bestemmeling om ontvangen pakketjes verder door te sturen.
64
Q

Hoe werkt de communicatiesoftware van de ontvanger?

A
  • Die plaatst de ontvangen pakketten weer in de juiste volgorde, detecteert fouten in de ontvangst en kan vragen om pakketten, indien nodig, opnieuw doorsturen.
  • TCP houdt in de gaten of alle pakketten ontvangen zijn, en zo ja, dan stuurt het een bevestiging (“acknowledge”) naar de zender. Indien bij de zender een welbepaalde wachttijd (time-out) verstrijkt zonder dat er een bevestiging binnen komt, dan stuurt deze het pakketje opnieuw.
    • Op deze manier zorgt TCP/IP toch voor een zekere mate van betrouwbaarheid van communicatie, maar er is geen garantie over de zekerheid en timing van wanneer bepaalde data aankomen.
65
Q

Voor wat is TCP / IP erg geschikt?

A
  • TCP/IP is dus erg geschikt voor netwerkdiensten waar dergelijke garantie niet vereist is. Bijvoorbeeld, bij het downloaden van een foto van het internet. Bij telefoneren over het internet is dit wel belangrijk want niet-ontvangen of te laat ontvangen pakketjes kunnen aanleiding geven tot haperingen of een slechte verstaanbaarheid.
66
Q

Wat is het probleem met het feit dat het internet een open systeem is?

A
  • Stel dat je een foto zet op het internet: wie is er dan eigenaar?
    • Jij zelf? Je ISP-provider? De eigenaar van de applicatie waarin je de foto oplaadt en bewerkt (bv. Instagram)?
  • We weten ook niet waar de data fysisch wordt opgeslagen → welke territoriale wetgeving is van toepassing?
  • Welke rechten heeft de Amerikaanse overheid onder de Claud Act? Moet de Europese vestiging van een Amerikaans bedrijf (bv. Microsoft, Google, Facebook) persoonsgegevens overdragen als de Amerikaanse overheid dat vraagt?
67
Q

Wat zijn de risico’s van de Internet of Things?

A
  • De aangesloten apparaten zijn verbonden met het internet en met je thuisnetwerk.
  • De situatie wordt nog gecompliceerder door extra functionaliteit die op het internet geïmplementeerd wordt bovenop het uitwisselen van data. Een typisch voorbeeld zijn cookies.
68
Q

Wat zijn cookies?

A
  • Een cookie is een stukje software dat de server van een website die je met je browser bezoekt op je computer plaatst. Het kan instellingen onthouden (bv. je paswoord, je bezochte pagina’s, enz.), maar het kan ook andere informatie bijhouden.
69
Q

Soorten cookies?

A

Er zijn 1st-party-cookies (van de eigenaar van de bezochte website zelf), maar ook 3rd-party-cookies (van andere partijen dan de bezochte website, bv. van Facebook indien er een Facebooklink op de bezochte website staat).

70
Q

Wat zijn de verschillende functies van cookies?

A
  1. Noodzakelijke cookies
  2. Functionele cookies
  3. Performantiecookies
  4. Advertentiecookies
71
Q

Noodzakelijke cookies

A

Deze zijn vereist voor goede communicatie met en navigatie op de bezochte website

72
Q

Functionele cookies

A

Deze vereenvoudigen het (toekomstig) bezoek van de bezoeker op de website en verbeteren de gebruikerservaring (bv. de keuze van de taal)

73
Q

Performantiecookies

A

Deze verzamelen informatie (bv. het aantal bezoekers, populaire pagina’s of kliks, enz.), wat de eigenaar van de website toelaat om de inhoud van de website te beoordelen en te verbeteren. De eigenaar kan dit ook gebruiken voor commerciële doeleinden, bv. de gebruiker producten aanbieden afhankelijk van wat je online bezoekt of opzoekt.

74
Q

Advertentiecookies

A

Deze verzamelen profielgegevens en kunnen ook geplaatst of gelezen worden door derde partijen waarmee de website-eigenaar een overeenkomst heeft (bv. om de efficiëntie van webadvertenties te meten of om de voorkeuren van gebruikers van de website te achterhalen, enz., maar het geeft de derde partij wel toegang tot gegevens via de website van de eerste partij).

75
Q

Heb je als gebruiker de keuze welke cookies je wilt?

A
  • Als gebruiker kun je in zekere mate kiezen welke cookies je toelaat op je computer (en je kunt de instellingen nadien altijd in je browser aanpassen). Maar het is niet altijd duidelijk aan wie of wat je op welk moment welke toestemming geeft als je cookies al dan niet toelaat bij het bezoeken van een website.
  • En wat doen al die cookies precies: welke informatie mag een cookie opslaan en doorsturen naar de eigenaar van de website (de eerste partij) of naar derde partijen?
    • Zie: Cambridge-Analytics en wat Facebook allemaal doet met je informatie.
76
Q

Heb je altijd de mogelijkheid cookies te weigeren?

A
  • Niet altijd die mogelijkheid en als je dat wel kan, is de default vaak een “opting out” systeem waarbij standaard alle cookies aanvaard worden, tenzij je sommige categorieën expliciet weigert, en krijg je de vraag ten treure toe herhaald telkens je de website bezoekt indien je toch niet alle cookies aanvaardt.
    • Wetgeving (en de handhaving ervan) zijn hier duidelijk zeer belangrijk ter bescherming van onze privacy. Wie controleert alle data die op die manier verzameld worden? Wie heeft overzicht op het gebruik ervan? Kan je als individu weigeren om digitaal gevolgd te worden?
77
Q

Wat zijn de afsluitende bedenkingen:

A
  • We evolueren naar een steeds verder toenemend virtuele wereld (bv. door het introduceren van virtuele en augmented reality);
  • Er komen nieuwe vormen van communicatie en gebruikersinteractie, bv. een slimme bril, een computer op je huid, enz.;
  • Betekenen de verdere groei van het internet en het internet der dingen het einde van onze privacy zoals we die kennen? Wie heeft toegang tot welke data over ons? En is daar toezicht op?
  • Er komt eveneens een revolutie in gezondheidsdata, via Fitbits en andere wearables en misschien ook implantaten.
  • Groeiende bezorgdheid over beheersbare technologie: zorgt het toekomstige internet en het internet der dingen voor een almachtige en onzichtbare controle (“big brother”) over de mensen? Hoe houden we daar voldoende controle op?