lit. college 7 Malschaert & Traas Flashcards

1
Q

vier belangrijkste stromingen pedagogiek

A
  • personalistische of geesteswetenschappelijke pedagogiek: legt nadruk op uniciteit en individualiteit kind
  • empirisch analytische pedagogiek: verwant aan empirische benaderingen in psychologie, behaviorisme en cognitieve psychologie
  • kritisch-emancipatorische pedagogiek: gaat om maatschappelijke karakter van opvoeding en rol van opvoeding in maatschappelijke onderdrukking, emancipatie
  • ecologische pedagogiek: beïnvloed door postmodernisme en sociaalconstructivisme als filosofische stromingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Signs of safety methode

A

gebruikt bij vermoeden kindermishandeling. driehuizenmodel. huis van zorgen, huis van leuke dingen (krachten) en droomhuis. helpt kinderen praten en kan ouders inzicht geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wilhelm Dilthey

A

geesteswetenschappelijke pedagogiek. maakte onderscheid tussen natuurwetenschappen (objectieve waarneembare gegevens) en geesteswetenschappen (de mens onderzoeken). de menselijke geest onderzoekt zichzelf en behalve de rede of rationaliteit gaat het dan ook over emotie en invoelingsvermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitganspunt geesteswetenschappelijke pedagogiek

A

de opvoedingspraktijk, het handelen in de dagelijkse opvoeding. Men probeert deze werkelijkheid zo indringend en betrokken mogelijk te beschrijven en gaat vaak uit van een praktisch probleem in de opvoeding, het kind dat uren wakker ligt, het meisje dat slaapt in de klas, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

methoden geesteswetenschappelijke stroming (Beugelsdijk en Souverein)

A
  • hermeneutiek
  • dialectiek
  • fenomenologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hermeneutiek (geestesw.)

A

(interpreteren) een sytematische manier van interpreteren van menselijk handelen. dit gebeurt via hermeneutische cirkel. eerst is er vorverständnis (voorbegrip of voorvermoeden) dan worden dagelijkse ervaringen geordend en in breder perspectief geplaats. dan keert men terug naar oorspronkelijke verschijnsel dat men dan beter kan interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dialectiek (geestesw.)

A

(verzoenen; these-antithese-synthese). tegenstrijdige inzichten met elkaar verzoenen en begrip te brengen. ze worden met elkaar geconfronteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fenomenologie (Husserl)(geestesw.)

A

eerst wordt uitgegaan van verschijnsel zelf zoals het in werkelijkheid voordoet. probeert fenomeen van binnenuit te beschrijven. dan fenomenologische beschrijving. dan fenomenologische reductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fenomenologische beschrijving (geestesw.)

A

de situatie beschrijven van kind waarbij men zich optimaal in belevingswereld van kind probeert in te leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fenomenologische reductie (geestesw.)

A

het bijkomstige van de essentiële aspecten te scheiden en door te dringen tot wat er werkelijk aan de hand is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

antroposofie (variatie op geestesw.)

A

Rudolf Steiner. accenten zijn individuele en irrationele maar ook verbinding van individu met kosmische ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

toepassing geestesw.

A

aandacht voor belevingswereld van kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

empirirsch-analytische pedagogiek

A

gaat uit van objectief waarneembare en te onderzoeken gedrag. men probeert bepaalde verbanden tussen verschijnselen vast te stellen. (bepaalde vormen van opvoedingsgedrag en de effecten daarvan op de ontwikkeling van kind). ziet natuurweteschappelijke benadering als de enige werkelijk wetenshappelijke. komt af van Wiener Kreis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wiener Kreis

A

centraal stond de behoefte om exact, logisch, wiskundig, natuurwetenschappelijk, wetmatig en rationeel verantwoorde wetenschap te bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Karl Popper

A

kritisch rationalisme. zuiver empirisch onderzoek is niet mogelijk in de sociale wetenschappen. het gaat over menselijk gedrag dat nooit helemaal zuiver is. men kan echter het natuurwetenschappelijke model benaderen en zo streven naar een zo zuiver, objectief en zorgvuldig mogelijk onderzoek. falsificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

falsificatie

A

een op onderzoek gebaseerde theorie is geldig totdat een andere onderzoeker, bijvoorbeeld op grond van nieuw feitenmateriaal of nauwkeuriger methoden, aantoont dat ze niet klopt.

17
Q

toepassing empirisch-analytische pedagogiek

A

kan deskundigheid van opvoeders vergroten

18
Q

kritisch-emancipatorische pedagogiek

A

verzamelnaam voor uitlopende pedagogische bewegingen. het gaat over een kritische houding tegenover de gevestigde maatschappelijke verhoudingen. Men zet zich zowel af tegen de geesteswetenschappelijke pedagogiek, die men individualisme en politieke naïviteit verwijt, als tegen de empirisch-analytische stroming, waartegen men bezwaar heeft vanwege een schijnbare waardevrijheid. Deze pretentie van politieke en maatschappelijke neutraliteit komt volgens de kritische pedagogen altijd neer op het refereren aan en dus steunen van de heersende maatschappelijke verhoudingen. men wil kinderen zo opvoeden dat zij zich emanciperen leren zelf hun situatie te onderzoeken en te bepalen. ideologiekritiek.

19
Q

ideologie

A

de ideeën of stelsels van ideeën die zowel uitdrukking als versluiering zijn van de maatschappelijke verhoudingen en waarbij het tijdelijke als tijdloze waarheid wordt genomen.

20
Q

drie typen wetenschapppen Habernas

A
  • analytische wetenschappen: uit zijn op verklaren en voorspellen; een technisch kennisbelang.
  • personalistische en geesteswetenschappelijke pedagogiek: betekenissen wil begrijpen om praktisch te kunnen handelen; praktisch kennisbelang
  • wetenschappen met emancipatorisch kennisbelang; mensen kunnen zich bevrijden uit onderdrukte posities.
21
Q

vormen onderdrukking

A
  • armoede: grote groepen mensen zijn uitgesloten van maatschappelijke ontwikkeling en welvaart
  • racisme: uitsluiting en discriminatie, haat
  • seksisme: geijkte sekserollen man en vrouw, machtsongelijkheid
22
Q

wat gebeurt er als er geen kritische opstelling is in opvoeding, socialisatie en onderwijs (kritisch-emancipatorische benadering)

A

voor reproductie van de bestaande ongelijkheid van mensen. Kinderen wordt geleerd zich te voegen in de bestaande onrechtvaardige maatschappelijke (wan)orde.

23
Q

methoden kritisch-emancipatorische pedagogiek

A
  • ideologiekritiek: op systematische manier ideologieën te analyseren en het onderdrukkende karakter ervan te onthullen
  • actieonderzoek: onderzoek en pedagogisch handelen gaan samen. Degenen die ‘object’ van het onderzoek zijn, nemen tevens actief aan dat onderzoek deel. Tijdens het onderzoek worden dingen veranderd en verbeterd, zodat al tijdens het onderzoek de effecten ervan duidelijk worden.
24
Q

toepassing kritisch-emancipatorische pedagogiek

A

de seksespecifieke opvoedingsgezichtspunten, de aandacht voor rolpatronen en de doorbreking daarvan, in onderwijs en onderwijsbeleid doorgedrongen. Ten slotte ontstaat er ook steeds meer aandacht voor de positie en ontwikkelingskansen van kinderen van allochtone herkomst. Er is aandacht voor antiracisme als opvoedingsdoel en in de praktijk worden in allerlei onderwijsprojecten die opvattingen uitgewerkt.

25
Q

ecologische pedagogiek

A

vaste normen en waarden staan onder druk of zijn aan het afbrokkelen. gericht op rol van omgeving en de dynamische processen in en om kinderen en hun opvoeders. opvoeding vindt plaats in complexe situatie met alle mogelijke invloeden die met elkaar samenhangen.

26
Q

basis ecologische pedagogiek

A

sociaal constructivisme (benadrukt rol die mensen zelf spelen bij verwerven info, kennis en vaardigheden) en postmodernisme (soms is er sprake is van iets geheel nieuws en soms dat we niet terug kunnen vallen op oorsprong die ons houvast geeft)

27
Q

Kenmerken ecologische pedagogiek

A
  1. Holistische visie op opvoeden
  2. Complexiteit van onze wereld en de plaats van de opvoeding
  3. Ecologische systeem
  4. Contingentie
28
Q

kwalitatief vs. kwantitatief onderzoek

A

kwalitatief: betekenissen en verhalen
kwantitatief: statistisch onderzoek en hard cijfermateriaal

29
Q

methoden ecologische pedagogiek

A
  • meervoudig risicomodel: verschillende risicofactoren en beschermende factoren spelen mee bij ontwikkeling kind. afhankelijk van werking factoren zal ontwikkeling negatief/positief verlopen.
  • circulaire causaliteit: gebruikt om aan te geven dat factoren elkaar wederzijds beïnvloeden. soms versterken ze elkaar positief/negatief of heffen ze elkaar op.
  • narratief onderzoek: kleine verhalen van mensen staan centraal. Je bestudeert kinderen op deze manier in hun eigen context of ecologische omgeving op een hele natuurlijke manier.
  • beeldanalyse: analyse van beeldmateriaal zoals foto’s staan centraal.